direct naar inhoud van 10.1 Vooroverleg
Plan: Spaanse Polder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1024SpnsePolder-oh01

10.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO) is het voorontwerp-bestemmingsplan "Spaanse Polder en 's-Gravenland 2004" toegezonden aan:

1. Provinciale Planologische Commissie

2. Ministerie van Economische Zaken

3. Kamer van Koophandel Rotterdam

4. Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland

5. Nederlandse Gas Unie

6. Tennet B.V.

7. VROM-Inspectie Regio Zuid-West

8. Rijksdienst voor de Monumentenzorg

9. Hoogheemraadschap van Delfland

10. Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek

11. Ministerie van Defensie

12. KPN Telecom B.V.

13. Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR)

14. Zuid-Hollandse Milieufederatie

15. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij N.V.

16. Brandweer Rotterdam

17. GGD

18. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit

19. Nederlandse Spoorwegen (ProRail)

20. Directeur-Generaal van de Energievoorziening

21. Stadsregio Rotterdam

22. Regionaal Economisch Overlegorgaan Rijnmond

23. Recreatieschap Midden-Delfland

24. Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR)

25. Vrouwenbelangen


Door de partijen vermeld onder nummer 1 tot en met 15 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Daarvan hadden de partijen 10 tot en met 15 geen inhoudelijke opmerkingen. Van de overige partijen is geen reactie ontvangen. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop.

1. Provinciale Planologische Commissie

1.1 Van Nelle

De bestemming "Gemengde Doeleinden" doet onvoldoende recht aan het karakter van het complex en de daar ontplooide activiteiten. In 1999 is een specifieke verklaring van geen bezwaar afgegeven voor het gebruik als "ontwerpfabriek"en "centrum voor communicatie en design", teneinde de gebouwen door deze specifieke invulling te behouden. Dit rechtvaardigt een maatbestemming.

Reactie

In het ontwerp-bestemmingsplan is de bestemming aangepast. Het Fabrieksterrein met de bebouwing is vastgelegd in het bestemmingsplan met het Structuurplan VNOF 1999 als basis.

Het terrein is in tweeën gedeeld, waarbij het oostelijk deel de gronden betreffen die als rijksmonument zijn aangewezen. De gebouwen, de fabriekstuin en de buitenruimte zijn gedetailleerd vastgelegd. De gronden hebben een gemengde bestemming gekregen.

Voor het westelijke niet-monumentale terrein geldt een globale regeling met een bebouwingspercentage. Dit bebouwingspercentage is gebaseerd op het percentage aan huidige bebouwing dat op het terrein is gelegen. De regeling voor nieuwbouw komt ook voort uit het Structuurplan VNOF 1999 en betreft een bebouwingspercentage, bouwvlek en bouwhoogteregeling. Voorwaarde voor nieuwbouw is dat eerst een gedeelte van de huidige bebouwing wordt gesloopt. Op die manier worden de zichtlijnen gewaarborgd, aangezien de hoeveelheid bebouwing, die het zicht vanaf de spoordijk op het rijksmonument beperkt, zal afnemen.

1.2 Geluidhinder

Indien hogere grenswaarden vanwege spoorweglawaai nodig zijn moeten die verleend zijn voor de vaststelling. De resultaten van akoestische onderzoeken kunnen in de toelichting worden opgenomen; de rapporten kunnen als bijlage worden meegezonden.

Reactie

In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt binnen de toetsingzone van de spoorlijn Rotterdam Centraal - Den Haag. Er is dan ook geen geluidsonderzoek uitgevoerd inzake spoorweglawaai. Toetsing aan de Wet geluidhinder is voor dit aspect niet aan de orde.

1.3 Luchtkwaliteit

Inzicht in de luchtkwaliteit voor de relevante lokale wegen in of binnen de invloedssfeer van het plangebied voor de periode 2010 en voor einde planperiode 2015 ontbreekt nog.

Reactie

In het kader van de plan-m.e.r. is luchtonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn aan het bestemmingsplan toegevoegd. Geconcludeerd kan worden dat op het gebied van luchtkwaliteit dit bestemmingsplan voldoet aan het gestelde in de Wet luchtkwaliteit.

1.4 Hogedrukaardgasleiding

In hoofdstuk 5.6 van deel 2 wordt melding gemaakt van een RTL-hogedrukaardgasleiding; de toetsingsafstand is 40 meter, maar planologische, technische of economische overwegingen kunnen aanleiding zijn een kleinere afstand aan te houden, waarbij ten opzichte van gevoelige objecten tenminste de bebouwingsafstand in acht moet worden genomen. Ten opzichte van de overige objecten dient 4 meter te worden aangehouden. In artikel 11 (kantoordoeleinden) is geen maximum gesteld aan het kantooroppervlak waarmee het onderscheid beperkt kwetsbaar of kwetsbaar (bvo > 1.500 m2) wordt bepaald. Uit de verbeelding blijkt dat binnen de toetsingsafstand de bestemming "bedrijven en kantoren" toelaatbaar is. In de plantoelichting ontbreekt de motivering.


Reactie

Binnen het Rotterdamse deel van het plangebied is een aantal bestaande bedrijfsgebouwen gesitueerd binnen de toetsingsafstand (40 meter) en de bebouwingsafstand (20) van de hogedrukaardgasleiding. Afwijken van de toetsingsafstand is volgens de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" d.d. 26 november 1984 en het sectordocument externe veiligheid van de provincie Zuid-Holland van 1998 mogelijk, mits er hiervoor planologische, technische of economische redenen zijn. Die redenen zijn hier aanwezig: De gemeente vindt het planologisch en economisch niet verantwoord om deze bedrijven weg te bestemmen. Ook de bedrijven die binnen de bebouwingsafstand liggen zijn positief bestemd. Bovenstaande documenten kennen namelijk geen saneringsplicht voor bestaande objecten binnen de bebouwingsafstand. Binnen de toetsingsafstand worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

1.5 LPG-leiding

In de plantoelichting staat niets over de volgens de plankaart aanwezige LPG-leiding. Ook de koppeling naar het leidingvoorschrift ontbreekt. In artikel 36 ontbreekt eveneens relevante informatie. De consequenties dienen te worden verduidelijkt en ook de wijzigingsbevoegdheden dienen overeenkomstig te worden aangepast.

Reactie

Het betreft hier een dusdanig kleine leiding dat deze niet hoeft te worden getoetst aan de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" d.d. 26 november 1984 en het sectordocument externe veiligheid van de provincie Zuid-Holland van 1998. De diameter van deze leiding is namelijk 1,31 inch. Deze leiding is thans niet meer op de plankaart aangegeven.

1.6 Transport gevaarlijke stoffen

Beoordeling wordt getoetst aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het voor dit plan geraadpleegde sectordocument externe veiligheid is niet meer actueel.

Reactie

In het kader van de plan-m.e.r. is het transport van gevaarlijke stoffen volgens de meest recente inzichten in beeld gebracht. De resultaten zijn gevoegd bij het bestemmingsplan.

1.7 LPG-stations Matlingeweg, Tjalklaan en Vlaardingweg

De risicocontouren zijn op 80 meter van het vulpunt aangegeven; dat zou vooralsnog 110 meter moeten zijn. Rekening moet worden gehouden met de verantwoordingsplicht voor nieuwe situaties ten aanzien van het groepsrisico. Plankaart, planvoorschriften en plantoelichting moeten worden geactualiseerd.

Reactie

In het Rotterdamse deel van het plangebied bevinden zich een drietal LPG-verkooppunten. Het eerste verkooppunt bevindt zich aan de Vlaardingweg 64, het tweede verkooppunt is gevestigd aan de Tjalklaan 12 en het derde verkooppunt is gesitueerd aan de Matlingeweg 65. Elk verkooppunt heeft zijn eigen vulpunt. De doorzet van deze LPG-verkooppunten is vastgelegd op maximaal 1500 m3. De10-6 plaatsgebonden risicocontour bedraagt 110 meter. Voor alle LPG-verkooppunten geldt dat binnen de 110-meter-contour alleen beperkt kwetsbare objecten vallen. Het betreft zodoende geen saneringssituaties.

1.8 Bodemkwaliteit

In hoofdstuk 5.5 wordt gesteld dat de bodem vrijwel integraal verontreinigd is. Het is wellicht verstandig om de relatie tussen planontwikkeling en kosten voor de bodemsanering verder uit te werken; met die kosten ware ook rekening te houden in paragraaf 5.1 van deel 1 over de economische uitvoerbaarheid.

Reactie

Het plangebied Spaanse Polder is de afgelopen jaren op verschillende locaties gesaneerd. Dit is het geval op de Overschieseweg, (gesaneerd in 2000), Linschotenstraat (gesaneerd in 2007), Breevaartstraat (gesaneerd in 2002), Giessenweg (gesaneerd in 2004), Graafstroomstraat (gesaneerd in 2008) en de Schuttevaerweg (gesaneerd in 2004). Bij iedere nieuwe activiteit dient rekening te worden gehouden met de noodzaak tot sanering van de bodem. Omdat er geen sprake is van spoedeisende sanering, kan deze worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of een bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van de bouwvergunning moet dan worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bouwen. De eventueel te maken kosten komen ten laste van de aanvrager van de bouwvergunning. In het bestemmingsplan hoeft hier verder geen rekening mee te worden gehouden.

1.9 Milieuzonering

De PPC stemt in met de werkwijze van inwaartse milieuzonering overeenkomstig de VNG-systematiek. Zij stelt echter nog enkele vraagtekens bij de mate waarin de correctie per milieuaspect is bepaald en beoordeeld en de omgang met bedrijven die buiten de systematiek vallen.

Reactie

Voortschrijdend inzicht heeft er toe geleid dat is afgezien van een inwaartse milieuzonering en dat de milieuzonering zodanig is aangepast dat geen gebruik meer is gemaakt van de mogelijkheid tot correctie van een bepaald milieuaspect.

1.10 Water

De toelichting is niet duidelijk voor wat betreft de benodigde waterberging. Een en ander dient in overleg met de waterbeheerder te worden uitgewerkt. Rekening dient gehouden te worden met de reactie van het Hoogheemraadschap van Delfland.


Reactie

Het hoogheemraadschap heeft geadviseerd over de waterparagraaf in de voor de Spaansepolder gemaakte plan-m.e.r. De volgende tekst uit het planMER. is in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen: De waterbergingsopgave van 9600 m3 kan worden ingevuld door het realiseren van een groter oppervlak aan open water. De voorgenomen ontwikkelingen, zoals genoemd in de plantoelichting, voor het aanleggen van open water binnen het plangebied zouden gezamenlijk een bijdrage kunnen leveren van 26.783 m2 aan oppervlaktewater. Met de variabele peilstijgingen per waterpartij volgend uit de dynamische berekeningen van de studie 'Watersysteemanalyse Waterweggemeenten Polder Spangen' van het Hoogheemraadschap van Delfland, wordt hiermee 367% meer waterberging aangelegd dan strikt noodzakelijk is. Hiermee wordt dus ruim voldaan aan de waterkwantiteitsopgave.

1.11 Planvoorschriften

Het verdient aanbeveling in artikel 18 (woongebied) de maximum bouwhoogte op te nemen. Conform artikel 11, lid 2 WRO behoeft een besluit tot wijziging van het plan de goedkeuring van GS, tenzij GS in hun goedkeuringsbesluit aangegeven hebben dat dit niet nodig is en er geen zienswijzen zijn ingediend. Dit zou in artikel 45 moeten worden opgenomen.


Reactie

Dit artikel heeft geen betrekking op het Rotterdamse plangebied, verwezen wordt naar de gemeente Schiedam.


1.12 Handhavingsbeleid woonfuncties

De PPC opteert voor een actief handhavingsbeleid, dat gericht is op het saneren van illegale woonsituaties. Dit actieve handhavingsbeleid past ook in de strategie om met het terugdringen van het aantal woonfuncties meer milieuruimte te creëren voor bestaande en nieuwe bedrijven.

Reactie

Ten aanzien van illegale woonsituaties zal actief handhavend worden opgetreden. De gemeente Rotterdam onderschrijft de stelling dat er teveel (wettelijke) beperkingen zijn verbonden aan de combinatie van wonen en zwaardere bedrijvigheid. Daarom is het beleid er op gericht dat op termijn alle niet-bedrijfsmatige functies verdwijnen uit de Spaanse Polder. De woonschepen worden wegbestemd. Voor de reeds aanwezige bedrijfswoningen geldt dat deze zijn toegestaan met een uitsterfconstructie, dat bij beëindiging van de functie deze niet meer terugkomt. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan


1.13 Clustering bedrijvigheid/doelgroepenbeleid

Het gemeentelijke beleid streeft naar een optimale benutting van de ruimte, door aan te geven welke typen bedrijven op het bedrijventerrein zijn toegestaan. Dit heeft onder meer tot gevolg dat bedrijven die niet tot clusters of doelgroepen behoren worden uitgesloten van vestiging of uitbreiding. Verder maakt de dreiging van onvrijwillige verplaatsing de situatie voor zittende bedrijven onzeker.

Reactie

Vanwege het grote aantal reacties tegen het cluster- en doelgroepenbeleid is besloten om in het ontwerp-bestemmingsplan af te zien van dit beleid. Getracht wordt zo goed mogelijk de mogelijkheden van de bedrijvigheid te regelen. Zittende bedrijven hoeven niet te worden verplaatst en nieuwe bedrijven zullen niet worden uitgesloten van vestiging.


1.14 Mobiliteitseffecten

Mobiliteitseffecten dienen inzichtelijk gemaakt te worden vanwege de uitbreiding van het areaal aan kantoren en bedrijven zoals bedoeld in de overlegreactie van Rijkswaterstaat.

Reactie

Naar aanleiding van deze zienswijze is een nieuw mobiliteitshoofdstuk in de plantoelichting opgenomen. De conclusie van dit hoofdstuk luidt als volgt. De voorziene ontwikkelingen leiden in de eindsituatie in 2020 tot een beperkte toename van de verkeersintensiteit. Op de wegen, die in de huidige situatie een aanzienlijke verkeersintensiteit hebben, geldt een kleine procentuele toename.

Op ontsluitingswegen van de diverse delen van het bedrijventerrein Spaanse Polder is de procentuele toename weliswaar aanzienlijk groter (tot 45%), maar de toename in aantallen voertuigen is beduidend lager. De grootste toename in de verkeersintensiteit is te verwachten op de Giessenweg tussen de Bornissehaven en de Industriestraat en op het gedeelte van de Industriestraat tussen de Giessenweg en de Graafstroomweg. De toename van het verkeer op de diverse kruispunten in de Spaanse Polder leidt niet tot problemen met betrekking tot de afwikkeling van het verkeer op het kruispunt van de Matlingeweg met de Vlaardingweg.

Op het Giessenplein zijn echter wel problemen te verwachten. In de autonome ontwikkeling (zonder het extra verkeer door nieuwe kantoorlocaties en bedrijvigheid) zal de verkeersafwikkeling in 2020 op met name het noordelijke kruisingsvlak (en dan ook nog met name in de avondspits) niet zonder tijdverlies voor het kruisende verkeer kunnen worden afgewikkeld.


2. Ministerie van Economische Zaken

2.1 Clustering bedrijvigheid

Het gemeentelijke beleid streeft naar een optimale benutting van de ruimte, door aan te geven welke typen bedrijven op het bedrijventerrein zijn toegestaan. Dit heeft onder meer tot gevolg dat bedrijven die niet tot clusters of doelgroepen behoren worden uitgesloten van vestiging of uitbreiding. Verder maakt de dreiging van onvrijwillige verplaatsing de situatie voor zittende bedrijven onzeker.

Reactie

Vanwege het grote aantal reacties tegen het cluster- en doelgroepenbeleid is besloten om in het ontwerp-bestemmingsplan af te zien van dit beleid. Getracht wordt zo goed mogelijk de mogelijkheden van de bedrijvigheid te regelen. Zittende bedrijven hoeven niet te worden verplaatst en nieuwe bedrijven zullen niet worden uitgesloten van vestiging.


2.2 Wonen

Binnen het plangebied is een aantal bedrijfswoningen aanwezig. Het ministerie van EZ benadrukt dat het ongewenst is om nieuwe bedrijfswoningen toe te staan in het plangebied.
Reactie

De gemeente Rotterdam onderschrijft de stelling dat er teveel (wettelijke) beperkingen zijn verbonden aan de combinatie van wonen en zwaardere bedrijvigheid. Daarom is het beleid er op gericht dat op termijn alle niet-bedrijfsmatige functies verdwijnen uit de Spaanse Polder. De woonschepen worden wegbestemd. Voor de reeds aanwezige bedrijfswoningen geldt dat deze zijn toegestaan met een uitsterfconstructie, dat bij beëindiging van de functie deze niet meer terugkomt. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan


3. Kamer van Koophandel Rotterdam

3.1 Clusterbeleid

De Kamer van Koophandel (KvK) constateert dat de gekozen bestemmingsplanregeling, die erop gericht is op termijn te komen tot een meer thematische inrichting van de Spaanse Polder, een handhavings- en vergunningenbeleid vereist dat bij de ondernemersvering "Belangenvereniging Spaanse Polder" voor onrust zorgt. Of het voorgestelde clusterbeleid zal leiden tot een beter en aantrekkelijker bedrijventerrein acht de KvK een gerechtvaardigde vraag, omdat het risico aanwezig is dat dit zal leiden tot uitstel van investeringen en tot leegstand.

Reactie

Vanwege het grote aantal reacties tegen het cluster- en doelgroepenbeleid is besloten om in het ontwerp-bestemmingsplan af te zien van dit beleid. Getracht wordt zo goed mogelijk de mogelijkheden van de bedrijvigheid te regelen. Zittende bedrijven hoeven niet te worden verplaatst en nieuwe bedrijven zullen niet worden uitgesloten van vestiging.


3.2 Verkeerssituatie

De KvK beklaagt zich erover dat reeds in het voorontwerp uitspraken worden gedaan met betrekking tot de gewenste inrichting van wegen binnen het plangebied, terwijl de gemeente hierover nog in onderhandeling is met ondernemers. In verband hiermee wordt verwezen naar de gedetailleerde schriftelijke inspraakreactie van de "Belangenvereniging Spaanse Polder".

Reactie

In de plantoelichting van het voorontwerp-bestemmingsplan zijn inderdaad op verschillende plaatsen uitspraken gedaan over de mogelijke inrichting van de wegen. In de afgelopen jaren zijn onder andere de Industrieweg, de Strickledeweg en de Thurledeweg heringericht. Bij wijzigingen in het wegprofiel of de inrichting worden twee bijeenkomsten georganiseerd. Op de eerste bijeenkomst ligt het voorlopig ontwerp ter inzage en kunnen aanwezigen wijzigingen doorgeven. Vervolgens wordt het definitief ontwerp gepresenteerd. Voor de bijeenkomsten worden ondernemers en eigenaren van de desbetreffende straat en de omliggende straten uitgenodigd. De belangenvereniging is en wordt altijd uitgenodigd en geïnformeerd.

Overigens is het bestemmingsplan niet het geëigende instrument om de inrichting van de wegen in te regelen.


4. Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland.

4.1 Uitbreiding van het bedrijven- en kantorenareaal in relatie tot de mobiliteit

Voor Rijkswaterstaat is het onduidelijk hoe groot de omvang van deze uitbreiding zal zijn. Het is niet duidelijk wat de consequenties van die uitbreiding voor de mobiliteit zullen zijn. Gevraagd wordt de omvang van die uitbreiding aan te geven en de mobiliteitseffecten daarvan inzichtelijk te maken conform de Nota Planbeoordeling.

Reactie

Naar aanleiding van deze zienswijze is een nieuw mobiliteitshoofdstuk in de plantoelichting opgenomen. De conclusie van dit hoofdstuk luidt als volgt. De voorziene ontwikkelingen leiden in de eindsituatie in 2020 tot een beperkte toename van de verkeersintensiteit. Op de wegen, die in de huidige situatie een aanzienlijke verkeersintensiteit hebben, geldt een kleine procentuele toename.

Op ontsluitingswegen van de diverse delen van het bedrijventerrein Spaanse Polder is de procentuele toename weliswaar aanzienlijk groter (tot 45%), maar de toename in aantallen voertuigen is beduidend lager. De grootste toename in de verkeersintensiteit is te verwachten op de Giessenweg tussen de Bornissehaven en de Industriestraat en op het gedeelte van de Industriestraat tussen de Giessenweg en de Graafstroomweg. De toename van het verkeer op de diverse kruispunten in de Spaanse Polder leidt niet tot problemen met betrekking tot de afwikkeling van het verkeer op het kruispunt van de Matlingeweg met de Vlaardingweg.

Op het Giessenplein zijn echter wel problemen te verwachten. In de autonome ontwikkeling (zonder het extra verkeer door nieuwe kantoorlocaties en bedrijvigheid) zal de verkeersafwikkeling in 2020 op met name het noordelijke kruisingsvlak (en dan ook nog met name in de avondspits) niet zonder tijdverlies voor het kruisende verkeer kunnen worden afgewikkeld.

4.2 Situatie luchtkwaliteit in relatie tot Rijksweg A20

In het voorontwerp wordt gesproken over het intensiveren van functies langs de A20 zone. Rijkswaterstaat vraagt zich af of deze ontwikkelingen kunnen in verband met de luchtkwaliteit.

Reactie

In het kader van de plan-m.e.r. is aanvullend luchtonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn aan het plan toegevoegd.

5. Nederlandse Gas Unie (Gastransport Services)

5.1 De plankaart bij het voorontwerp geeft niet de juiste ligging van de gasleiding weer. De juiste ligging is door de Gasunie aangegeven.


Reactie

De plankaart is aangepast.

6. Tennet BV

6.1 Hoogspannings- en telecommunicatieverbindingen

Tennet verzoekt het gedeelte van de KV-024 en KT-013.leiding, gelegen langs de Spangesekade, het Van Nelle-complex en de Delfshavense Schie, dat zich binnen het plangebied bevindt, alsnog op de plankaart weer te geven.


Reactie

De plankaart is aangepast.


6.2 Zakelijk rechtstrook

Onder verwijzing naar paragraaf B.6.4., "Leidingen", van de Nota Planbeoordeling 2002 Zuid Holland, doet Tennet het verzoek om bovengenoemd verbindingsgedeelte te voorzien van een strook grond met een breedte van 5 meter en te bestemmen voor "ondergrondse hoogspanningsverbinding".

Ook bevindt zich in het plangebied een telecommunicatieverbinding (KT-025) gelegen in de Breevaartstraat, Schuttevaerweg en Tjalklaan. Deze verbinding behoeft volgens de eerdergenoemde Nota Planbeoordeling 2002 geen nadere bescherming en is op bovenbedoelde detailtekeningen met een groene kleur aangegeven.


Reactie

De plankaart is aangepast.

6.3 Planvoorschriften, artikel 36, lid 1

Tennet vraagt om bovengenoemd artikellid aan te vullen met het volgende onderdeel: binnen een afstand van 5 meter van de medebestemming "ondergrondse hoogspanningsverbinding": een ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding.

Reactie

De ondergrondse hoogspanningsverbinding bevindt zich in Schiedam. Het voorschrift is aangevuld.

6.4 Toelichting

Tennet vraagt om in de toelichting (deel 2, pag. 34, paragraaf 5.6, "Leidingen") melding te maken van de aanwezigheid van de ondergrondse elektriciteitswerken. Tevens maakt Tennet de wens kenbaar tijdig bij het overleg te worden betrokken indien op grond van het bestemmingsplan werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in de omgeving van haar eigendommen.

Reactie

In de toelichting zal melding worden gemaakt van de aanwezigheid van de ondergrondse electriciteitsnetwerken. In de toelichting is aangegeven dat bij werkzaamheden in de nabije omgeving van de eigendommen van Tennet, zij daar tijdig van op de hoogte dient te worden gebracht.


7. VROM-Inspectie Regio Zuid-West

7.1 Woonfuncties (woningen, bedrijfswoningen, woonschepen)

Voor een aantal bestemmingen die in het plangebied ongewenst zijn, wordt in het voorontwerp een uitsterfbeleid voorgesteld (deel 2, paragraaf 3.4).

VROM onderschrijft het uitgangspunt dat binnen het plangebied woonfuncties in beginsel ongewenst zijn. Een verduidelijking van de manier van sanering wordt noodzakelijk geacht.

Aangezien de woonfuncties niet positief worden bestemd, beschouwt VROM dit als een feitelijk gedogen van de situatie. Aan een dergelijk gedogen moet volgens VROM een deugdelijke belangenafweging ten grondslag liggen.

Reactie

De gemeente Rotterdam onderschrijft de stelling dat er teveel (wettelijke) beperkingen zijn verbonden aan de combinatie van wonen en zwaardere bedrijvigheid. Daarom is het beleid er op gericht dat op termijn alle niet-bedrijfsmatige functies verdwijnen uit de Spaanse Polder. De woonschepen worden wegbestemd. Voor de reeds aanwezige bedrijfswoningen geldt dat deze zijn toegestaan met een uitsterfconstructie, dat bij beëindiging van de functie deze niet meer terugkomt. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan


7.2 Bedrijven

In deel 2, paragraaf 5.2, wordt een aantal inrichtingen genoemd die niet passen binnen de lijst van toelaatbare inrichtingen. Niettemin worden deze inrichtingen toch positief bestemd.

Reactie

Vanwege het grote aantal reacties tegen het cluster- en doelgroepenbeleid is besloten om in het ontwerp-bestemmingsplan af te zien van dit beleid. Getracht wordt zo goed mogelijk de mogelijkheden van de bedrijvigheid te regelen. Zittende bedrijven hoeven niet te worden verplaatst en nieuwe bedrijven zullen niet worden uitgesloten van vestiging.



7.3 Geluid (Plantoelichting, paragraaf 5.3., deel II)

Uit deel 2, paragraaf 5.3, van de toelichting blijkt dat nog geen akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden naar verkeers- en spoorweglawaai.

Reactie

In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt binnen de toetsingzone van de zoneplichtige wegen en de zoneplichtige spoorlijn Rotterdam C.S. - Den Haag. Er is dan ook geen geluidsonderzoek uitgevoerd inzake spoorweglawaai. Toetsing aan de Wet geluidhinder is voor dit aspect niet aan de orde.

7.4 Bodem

VROM constateert dat de in het plangebied aanwezige bodemverontreinigingen een grote financiële inspanning vergt. Geadviseerd wordt om in deel 2, paragraaf 5.1, van de toelichting (economische uitvoerbaarheid) meer duidelijkheid te verschaffen met betrekking tot de aard en omvang van de verontreinigingen.

Reactie

Het plangebied Spaanse Polder is de afgelopen jaren op verschillende locaties gesaneerd. Dit is het geval op de Overschieseweg, (gesaneerd in 2000), Linschotenstraat (gesaneerd in 2007), Breevaartstraat (gesaneerd in 2002), Giessenweg (gesaneerd in 2004), Graafstroomstraat (gesaneerd in 2008) en de Schuttevaerweg (gesaneerd in 2004). Bij iedere nieuwe activiteit dient rekening te worden gehouden met de noodzaak tot sanering van de bodem. Omdat er geen sprake is van spoedeisende sanering, kan deze worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/ of een bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van de bouwvergunning moet dan worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bouwen. Een verdere uitwerking is in het bestemmingsplan niet aan de orde.

7.5 Leidingen

VROM constateert dat in deel 2, paragraaf 5.6, van de toelichting is opgenomen dat er binnen het plangebied een hogedruk gasleiding aanwezig is, waarvoor een minimale bebouwings- en toetsingsafstand geldt. VROM meent dat, indien binnen de toetsingsafstand van de leidingen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, nader dient te worden gemotiveerd waarom deze ontwikkelingen - mede uit oogpunt van externe veiligheid - aanvaardbaar zijn.

Reactie

Binnen het Rotterdamse deel van het plangebied is een aantal bestaande bedrijfsgebouwen gesitueerd binnen de toetsingsafstand (40 meter) en de bebouwingsafstand (20) van de hogedrukaardgasleiding. Afwijken van de toetsingsafstand is volgens de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" d.d. 26 november 1984 en het sectordocument externe veiligheid van de provincie Zuid-Holland van 1998 mogelijk, mits er hiervoor planologische, technische of economische redenen zijn. Die redenen zijn hier aanwezig: De gemeente vindt het planologisch en economisch niet verantwoord om deze bedrijven weg te bestemmen. Ook de bedrijven die binnen de bebouwingsafstand liggen zijn positief bestemd. Bovenstaande documenten kennen namelijk geen saneringsplicht voor bestaande objecten binnen de bebouwingsafstand. Binnen de toetsingsafstand worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

7.6 Externe veiligheid

Gevraagd wordt om paragraaf 5.7. in overeenstemming te brengen met het recentelijk in werking getreden Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarbij dient duidelijkheid te worden verschaft omtrent de in het plangebied aanwezige risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Bevi. Het voorliggend voorontwerp bespreekt slechts LPG-stations en BRZO-inrichtingen. VROM vindt dit onvoldoende.

Reactie

Voor het plangebied is een PlanMER gemaakt. Naast LPG-stations is hierin aandacht geschonken aan andere risicovolle inrichtingen als bedoeld in het BEVI. Het betreft ammoniak koelinstallaties van Campina aan de Keenstraat en Berser Shipping Holland, die vallen onder het BRZO 1999. De toelichting is in overeenstemming met de PlanMER gewijzigd.

7.7 Luchtkwaliteit

VROM wenst een uitgebreider luchtonderzoek te verrichten dan in paragraaf 5.4 staat beschreven.

Reactie

In het kader van de planMER is luchtonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan fijn stof. De resultaten van dit onderzoek zijn aan het bestemmingsplan toegevoegd.


8. Rijksdienst voor de Monumentenzorg

8.1 Cultuurhistorie

De Rijksdienst constateert dat paragraaf 8 van de toelichting zich beperkt tot de archeologie en de historische aspecten van het historische lint aan de Schie. Een analyse van het bedrijventerrein (een van de oudste planmatig aangelegde in Nederland) alsmede de daarin aanwezige historisch waardevolle bebouwing ontbreekt. Aanvulling van deze paragraaf is nodig waarbij ook moet worden aangegeven hoe met de cultuurwaarden van de bestaande bedrijfsbebouwing (waaronder Van Nelle) wordt omgegaan.

Reactie

De plantoelichting van het bestemmingsplan is aangepast. In hoofdstuk 3 wordt uitgebreid stil gestaan bij de planmatige ontwikkeling van het bedrijventerrein en de monumenten en beeldbepalende objecten, die het plangebied rijk is.

8.2 Van Nelle

Het Van Nelleterrein is in het voorontwerp te globaal bestemd en de Rijksdienst wenst de bestemming in overeenstemming te brengen met het structuurplan VNOF 1999.

Verder moeten enkele zichtlijnen op het Van Nellebebouwing worden vrij gehouden van hoogbouw.

Reactie

In het ontwerp-bestemmingsplan is de bestemming aangepast. Het terrein met de bebouwing is vastgelegd met het Structuurplan VNOF 1999 als basis.

Het terrein is in tweeën gedeeld, waarbij het oostelijk deel de gronden betreffen die als rijksmonument zijn aangewezen. De gebouwen, de fabriekstuin en de buitenruimte zijn gedetailleerd vastgelegd. De gronden hebben een gemengde bestemming gekregen.

Voor het westelijke niet-monumentale terrein geldt een globale regeling met een bebouwingspercentage. Dit bebouwingspercentage is gebaseerd op het percentage aan huidige bebouwing dat op het terrein is gelegen. De regeling voor nieuwbouw komt ook voort uit het Structuurplan VNOF 1999 en betreft een bebouwingspercentage, bouwvlek en bouwhoogteregeling. Voor nieuwbouw dient eerst een gedeelte van de huidige bebouwing te worden gesloopt. Op die manier worden de zichtlijnen gewaarborgd, aangezien de hoeveelheid bebouwing, die het zicht vanaf de spoordijk op het rijksmonument beperkt, zal afnemen.

Ook voor toekomstige bebouwing in de bebouwingsstrook tussen de spoordijk en de Schuttevaerweg en de bebouwing tussen de A20 en het Van Nelleterrein gelden zodanige bebouwingsbepalingen dat deze bebouwing het zicht vanaf de spoordijk en de A20 op het rijksmonument niet zal beperken.

Aan de wens om milieuhinderlijke bedrijven rondom het VNOF uit te sluiten kunnen wij niet tegemoet komen in het bestemmingsplan. In het milieuvergunningtraject zullen dergelijke aspecten wel aan de orde komen.

Op de plankaart hebben de gronden met de groenvoorzieningen op het terrein van Van Nelle een groenbestemming gekregen.


9. Hoogheemraadschap van Delfland

9.1 Beheer

Het hoogheemraadschap verzoekt eventuele initiatiefnemers op de hoogte te stellen van het feit dat voor wijzigingen in de waterstaatkundige situatie op grond van Delflands Algemene Keur een vergunning nodig is.

Reactie

In de bestemmingsplantoelichting zal expliciet de volgende tekst worden opgenomen: ' Voor alle wijzigingen in de waterstaatkundige situatie is op grond van Delflands Algemene Keur een vergunning vereist.'

9.2 Waterkwantiteit

Om aan de landelijke veiligheidsnormering te voldoen, moet binnen een waterstaatkundige eenheid voldoende waterberging aanwezig zijn. Thans is er een schatting gemaakt van de benodigde hoeveelheid waterberging. Voor de zomer van 2006 zal door Delfland aan de hand van een zg ABC-polderstudie een exactere hoeveelheid worden bepaald.

Vooralsnog gaat Delfland er van uit dat bij elke nieuwe ontwikkeling in het gebied een evenredige waterberging van 325 m3 per hectare wordt gerealiseerd.

Echter wanneer de juiste hoeveelheid waterberging is bepaald zal samen met de gemeente moeten worden gezocht naar benodigde ruimte om deze waterberging in te passen.

Reactie

Het hoogheemraadschap heeft gereageerd op het voorstel tot het maken van een Plan-m.e.r. voor de Spaanse Polder.Naar aanleiding hiervan is ingegaan op de waterkwantiteit. Uit het hiervoor uitgevoerde onderzoek blijkt dat ten gevolge van de voorgenomen ontwikkelingen 367% meer waterberging aangelegd dan strikt noodzakelijk is. Deze conclusie uit de Plan-m.e.r. is verwoord in de waterparagraaf van het bestemmingsplan.

9.3 Veiligheid

In het gebied zijn nu waterkeringen aanwezig die niet op de gewenste locatie liggen. Delfland wil in overleg met de gemeente de meest gewenste locatie bepalen en deze daarna ruimtelijk vastleggen.

Reactie

De gemeente Rotterdam is uiteraard bereid mee te denken over verbetering van de huidige waterkering. Er zijn echter nog geen concrete plannen hiertoe. Het is niet mogelijk om, met betrekking tot dit bestemmingsplan, daar nu al rekening mee te houden.