direct naar inhoud van 5.3 Huidige watersysteem
Plan: Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1015Ovklwzestka-oh02

5.3 Huidige watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

Het plangebied ligt verdeeld over de peilgebieden GPG-402, GPG-403, GPG-404, GPG-406, GPG-407 en in GPG-431, GPG-435 en GPG-436. De deelgebieden behoren allemaal tot het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard. In de peilgebieden varieert het oppervlaktewaterpeil van NAP -0,4 (Rotterdamse Schie) tot NAP -6,3 meter (polderwater).

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1015Ovklwzestka-oh02_0024.png"

Figuur 5.2: Peilgebieden

Op figuur 5.2 is de ligging van de peilgebieden weergegeven. Het plangebied is gelegen in meerdere peilgebieden. Voor de grotendeels buiten het plangebied gelegen polder Zestienhoven is een waterhuishoudingplan opgesteld, waaruit blijkt dat voor peilgebied GPG-431 een peilstijging van ongeveer 20 centimeter is voorzien. De drooglegging neemt hierdoor af in dit peilgebied. Geen van de te ontwikkelen locaties is gelegen in dit peilgebied.

In het plangebied ligt een aantal waterkeringen die een hogere ligging hebben dan de achterliggende polders. Dit betekent dat over de drooglegging (afstand tussen maaiveld en oppervlaktewaterpeil) in het plangebied als geheel geen uitspraak gedaan kan worden.

Peilgebied   Peil   Maaiveld   Drooglegging  
GPG-404 noordwesthoek   -2,75   -2,00   0,75  
GPG-403   -0,42 (Delflands boezempeil zomer)   -0,10   0,32  
GPG-403   -0,47 (Delflands boezempeil winter)   -0,10   0,37  
GPG-402   -2,45   -1,90   0,55  
GPG-406   -0,40   -2,00   1,60  
GPG-407   -3,10   -2,70   0,40  

Tabel 5.1: Indicatieve droogleggingen in het plangebied.

Ontwikkellocaties   GPG-403   GPG-402   GPG-404   GPG-406   GPG-436  
1) 45 woningen   X          
2) 60 woningen     X        
3) 6 woningen       X      
4) 3 woningen       X      
5) 2 woningen         X    
6) 15 woningen         X    
7) 6 woningen       X      
8) parkeerterrein         X    
10) 2 woningen           X  

Tabel 5.2: Ligging van de ontwikkellocaties per peilgebied.

De peilgebieden GPG-402 (Kleinpolder), GPG-404 en GPG-406, GPG-407 (Polder Zestienhoven voorheen Hoog Oudendijksepolder) en GPG-431, GPG-435, GPG-436 (Polder Zestienhoven voorheen Laag Oudendijksepolder). Het water uit deze polders wordt uitgeslagen op de Oudendijkse Ringvaart waarlangs het water uit het gebied wordt gevoerd.

Peilgebied GPG-403 staat in open verbinding met de Rotterdamse Schie. De Rotterdamse Schie staat aan de zuidzijde van het plangebied, via een duiker welke onder de A20 doorgaat, in verbinding met het Schiekanaal dat uitkomt in de Delfshavense Schie. De Delfshavense Schie watert af in de Nieuwe Maas via de Coolhaven, het gemaal Parksluizen en de Parkhaven.

In het kader van de ontwikkeling in polder Zestienhoven zal de waterhuishouding in polder Zestienhoven in de toekomst veranderen.

5.3.2 Regen- en afvalwater

Het plangebied valt binnen het rioleringsdistrict Overschie (08) dat rioolwater afvoert naar district Westen (03) via hoofdgemaal West Sidelinge (08). Daar vandaan wordt het water naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Dokhaven gepompt. Het is voornamelijk een gemengd rioolstelsel, dat betekent dat het regenwater en het afvalwater via dezelfde buis worden afgevoerd. In het plangebied liggen acht rioolwateroverstorten. Er zijn verder geen vuilwateroverstorten die invloed kunnen hebben op de waterkwaliteit in het plangebied

5.3.3 Grondwater

Nabij de ontwikkellocaties liggen de volgende grondwaterstanden peilbuizen 126570-1, 126570-21, 126570-25 en 126569-9.

In onderstaande tabel is weergegeven nabij welke ontwikkellocaties deze peilbuizen liggen en wat de gemiddelde ontwateringdiepte ter plaatse van de peilbuis is. De tabel geeft ook de meetwaarden voor de peilbuizen weer.

Peilbuis   Hoogten t.o.v. NAP  
  126570-1   126570-25   126570-21   126569-9  
Maaiveld   -0,06   -1,55   -0,12   -1,81  
Minimale grondwaterstand (95e percentiel)   -2,14   -2,22   -0,73   -2,52  
Maximale grondwaterstand (5e percentiel)   -2,54   -2,72   -0,93   -2,81  
Gemiddelde grondwaterstand
van alle waarden tussen 5e en 95e percentiel.  
-2,31  
-2,39  

-0,83  

-2,65  
Gemiddelde ontwateringdiepte   2,25   0,84   0,62   0,84  
In of nabij ontwikkellocatie:   1   2   3, 9   4, 5, 6, 7, 8, 10  

Tabel 5.3: Grondwaterstanden peilbuizen

Uitgaande van peilbuis 126569-9 is de gemiddelde grondwaterstand circa NAP -2,65 meter en de ontwateringdiepte 0,84 meter. Deze ontwateringsdiepte is echter niet representatief voor het gehele onderzoeksgebied, aangezien het plangebied is gelegen in meerdere peilgebieden en hoogteverschillen voorkomen in het plangebied. Er is te weinig informatie om met zekerheid een uitspraak over het voorkomen van grondwateroverlast te kunnen doen.

Uit de grondwaterstijgingsrisicokaart voor het gebied blijkt dat in het plangebied, op een klein gedeelte nabij ontwikkellocaties 3, 4, 5 en 8 na, de ontwateringdiepte groter of gelijk is aan 0,9 meter. Aangezien de ontwateringsdiepte nabij de genoemde ontwikkellocaties kleiner dan 0,8 meter is, zou mogelijk op deze locaties grondwateroverlast kunnen worden verwacht.

5.3.4 Waterkering

Het plangebied ligt achter primaire en secundaire waterkeringen die deel uitmaken van dijkring 14. In figuur 5.3 staan de in de directe omgeving van het plangebied gelegen (secundaire) waterkeringen met hun beschermingszones weergegeven. De in het plangebied gelegen waterkeringen zijn de Kleinpolderkade, de Zestienhovensekade en de Oudendijkse Schiekade, die allen langs de Rotterdamse Schie liggen. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de Achterdijk. De ontwikkellocaties liggen niet binnen de kernzones van de waterkeringen. Een gedeelte van de ontwikkeling op locaties 7 en 10 wordt mogelijk gemaakt binnen de beschermingszone van de waterkering. Hierover vindt contact plaats met de waterbeheerder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1015Ovklwzestka-oh02_0025.png"

Figuur 5.3: waterkeringen en beschermingszones rondom het plangebied

5.3.5 Waterveiligheid

Voor de waterveiligheid wordt gekeken naar het risico voor overstroming, van met name de primaire waterkering, dus de waterkering van de Nieuwe Maas (ligt buiten het plangebied). Het risico is de kans op een overstroming vermenigvuldigd met de gevolgen ervan. De kans wordt bepaald door de normfrequentie die voor de dijkring is vastgesteld. Voor de boezemwaterkering langs de Rotterdamse Schie is deze normfrequentie 1/1.000 jaar. Wat inhoudt dat de waterkering beschermt tegen hoog water dat gemiddeld eens per 1.000 jaar voorkomt.

Om inzicht te krijgen in de gevolgen van een overstroming is een aantal aspecten van belang. Deze aspecten zijn: de afstand tot de waterkering, de hoeveelheid water die op straat komt te staan en de economische waarde in het gebied. De afstand tot de waterkering is van belang voor de evacuatietijd in geval van een calamiteit. De waterlaag op straat is van belang voor de overlast, die het kan geven voor bebouwing, openbare ruimte en mens en dier. Een waterlaag van 0,9 meter leidt tot risico voor de aanwezige mensen en dieren.

De provincie Zuid-Holland heeft voor de gehele provincie berekend hoe een gebied kan onderlopen bij een doorbraak van de waterkering langs de Nieuwe Maas en welke overstromingsdiepte op elke locatie kan worden bereikt. Voor het plangebied geldt dat de overstromingsdiepte 0,2 tot 0,5 meter is. Op basis van deze overstromingsdiepte valt beperkt schade te verwachten bij een overstroming van de Nieuwe Maas. Hierbij is echter geen rekening gehouden met overstromingen vanuit de overige watergangen in het plangebied. Indien een van de boezemkaden in het plangebied doorbreekt, zal het achterliggende gebied onder water komen te staan. De mate waarin dat gebeurt is vanwege het ontbreken van berekeningen onbekend en is dus afhankelijk van de omstandigheden. Gezien de lage maaiveldhoogtes van polder Zestienhoven zullen de gevolgen van een dergelijke overstroming groot kunnen zijn.