direct naar inhoud van 6.8 Flora en Fauna
Plan: Weenapoint
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1013Weenapoint-oh01

6.8 Flora en Fauna

De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen:

  • categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;
  • categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden;
  • categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.

Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.

Plangebied

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is ecologisch onderzoek gedaan.

6.8.1 Weidevogels

In het broedseizoen gebruiken verschillende vogels de aanwezige bomen om hun nest in te maken. Naar verwachting heeft het gebied echter geen functie voor vogels met vaste rust- en/of verblijfplaats, zoals spechten of uilen vanwege de verstoring in de directe omgeving van de bomen ( o.a. veel bewegingen door voetgangers, fietsers, autoverkeer).

6.8.2 Amfibieën

Het plangebied heeft door het gebrek aan groenstructuren geen belangrijke functie voor de beschermde soorten kleine zoogdieren. Mogelijk zijn algemene zoogdieren zoals de egel aanwezig. Vanwege de beperkt aanwezige groenelementen, het ontbreken van bomen met geschikte holten en beschutte spouwgaten in de (oudere) bebouwing is het gebied weinig aantrekkelijk voor vleermuizen. Daarnaast zijn op het terrein van Weenapoint ook verstorende invloeden aanwezig in de vorm lichtbronnen zoals dakverlichting en straatverlichting. Tijdens het verrichte veldbezoek zijn geen sporen aangetroffen die wijzen op aanwezigheid van vleermuizen. Ook andere beschermde soorten (dagvlinders, libellen, amfibieën, reptielen en vissen) zijn niet aangetroffen. In de huidige situatie heeft het plangebied Weenapoint aldus geen essentiële functie voor beschermde soorten flora en fauna.

6.8.3 Flora

In de huidige situatie is het plangebied Weenapoint overwegend verhard, dit geldt ook voor het binnenterrein. Groene elementen zijn beperkt aanwezig en vooral gelokaliseerd langs de randen van het gebied in de vorm van boomgroepen of solitaire bomen. Ten zuiden van het koepelgebouw is een groene hoek aanwezig, bestaande uit bomen. De huidige situatie is weinig geschikt voor beschermde planten, gezien het intensieve onderhoud (o.a. het toepassen van onkruidbestrijding) in en rond het plot Weenapoint.

In vergelijking met de huidige situatie is er geen significant verhard oppervlak toegevoegd. Het kantoorgebouw aan de Kruiskade en de laagbouw aan het Weena zijn gesloopt en op deze locaties is vervangende nieuwbouw geplaatst, de Weenapointflat is gerenoveerd. Als gevolg van de herontwikkeling is een deel van het in de huidige situatie aanwezige groen verwijderd c.q. vervangen door nieuw groen. De volwassen bomen die staan in het trottoir op de hoek Weena-Kruisplein blijven behouden. Op het binnenplein (particulier terrein) komt naar verwachting ook een aantal publiek toegankelijke groene plekken (grasgazon, bomen, bloemen).

6.8.4 Conclusie

Er zijn geen significante verschillen tussen het bomenbestand in de gewenste ontwikkeling en het bomenbestand in de huidige situatie. Het plangebied Weenapoint heeft zowel in de huidige situatie als in de gewenste ontwikkeling geen essentiële functie voor beschermde soorten flora en fauna. Vaste rust- en verblijfplaatsen of groeiplaatsen worden in beide situaties niet verwacht. In de wijze van uitvoering moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van flora- en fauna in het kader van de algemene zorgplicht: o.a. met broedende vogels. Hiervoor is een ecologisch werkprotocol beschikbaar. Voor de uitvoering van de ontwikkeling in het Weenapoint betekent dit ondermeer:

  • in de broedtijd geen boomkap van, c.q. niet werken nabij bomen waar vogels broeden. In de bomen kunnen in de periode half maart - half juli (de meeste vogels broeden in deze periode, er zijn echter uitzonderingen) vogels broeden. Indien kap van bomen en andere zwaar verstorende werkzaamheden gepland worden tussen half maart en half juli, is noodzakelijk om een ter zake kundige de bomen te laten inspecteren op de aanwezigheid van broedende vogels. Als deze worden aangetroffen dient gewacht te worden met de werkzaamheden totdat de vogel(s) is of zijn uitgebroed.
  • grondwerk zodanig uitvoeren dat beschermde kleine zoogdieren een vluchtweg hebben.