direct naar inhoud van 5.3 De wateropgave
Plan: Parkstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1008Parkstad-oh02

5.3 De wateropgave

5.3.1 Waterkwantiteit

De ontwikkeling brengt met zich mee dat het bestaande onverharde gebied zal worden getransformeerd naar een stedelijke invulling en een aantal parken. Het verhard oppervlak zal hierdoor toenemen van 23% naar 67% van het totale planoppervlak.

Het toenemen van verhard oppervlak heeft tot gevolg dat neerslag niet meer kan infiltreren in de ondergrond maar oppervlakkig zal afstromen naar het laagste punt. In stedelijk gebied wordt daarom vrijwel altijd voorzien in een systeem om dit regenwater af te voeren. Algemeen uitgangspunt in het beleid is dat water zoveel mogelijk moet worden vastgehouden in het gebied waar het valt, vervolgens geborgen en als laatste wordt afgevoerd. Hiermee wordt afwentelen van het probleem zoveel mogelijk voorkomen. Parkstad bevindt zich in het Rotterdamse buitendijks gebied op korte afstand van de zee. Hierdoor zijn kwantitatieve effecten van het lozen van water op de rivier verwaarloosbaar klein en daarom worden door Rijkswaterstaat geen kwantitatieve eisen gesteld aan lozingen op de Nieuwe Waterweg.

5.3.2 Riolering

Uitgangspunt bij nieuw te ontwikkelen gebied is minimaal te voldoen aan de basisinspanning. Dat wil zeggen dat het rioolstelsel een minimale berging van 7 mm vermeerderd met 2 mm aanvullende berging moet hebben, in totaal dus 9 mm. Bij toename van het aantal vuilwateraansluitingen zal de afvoercapaciteit van het rioolstelsel moeten toenemen. In het kader van de ruimtelijke en technische voorbereiding van de planontwikkeling zal een rioleringsplan worden opgesteld waarin het rioleringssysteem nader wordt uitgewerkt.

In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met maximaal 1600 woningen, wat een vuilwaterbelasting oplevert van 19,2 m3 per uur en 240 m3 per etmaal gemiddeld. De toename van de riooloverstortdebieten is voor het gebied indicatief bepaald. Bij een bui die theoretisch eens per 5 jaar voorkomt zal het aandeel van Parkstad op de riooloverstort in de Maashaven vervijfvoudigen van circa 500 m3 naar circa 2500 m3.

Om de vuillast van riooloverstorten te voorkomen wordt bij voorkeur minimaal een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd waarbij schone verharde oppervlakken en daken zoveel mogelijk worden afgekoppeld. Afkoppelen van verhard oppervlak kan bijvoorbeeld via infiltratie in de ondergrond of door straten geschikt te maken voor direct infiltreren van water, bijvoorbeeld door middel van doorlatende verharding. Bij nadere uitwerking van het plan zal dit nader onderzocht moeten worden.

5.3.3 Waterkwaliteit

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, er gelden daarom geen water kwaliteitseisen. De ontwikkeling heeft wel effect op de overstorten van het bestaand gemengd rioolstelsel op de Kop van Zuid. Lozingen op het oppervlaktewater vanuit riooloverstorten zijn vergunningplichtig in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). Bij het aanpassen van het rioolstelsel zal moeten worden nagegaan of deze passen binnen de huidige Wvo-vergunning van het stelsel.

5.3.4 Waterkering

Het plangebied grenst aan de primaire waterkering. In de Keur wordt bepaald dat het verboden is op of rond de waterkering, binnen de kern of beschermingszone, zonder vergunning bouwwerken te hebben of te verrichten. Het ontwerpbeleidsplan 'Kijk op Dijk en Duin' geeft het streven van het waterschap naar het beperken van bebouwing op en rond de waterkering aan. Buiten het profiel van vrije ruimte maar binnen de beïnvloedingszone kan een vergunning worden afgegeven mits de veiligheid gewaarborgd blijft en de huidige bestemming bebouwing toestaat. Voorafgaand aan werkzaamheden dient wel vergunning te worden aangevraagd.

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Het waterschap heeft de intentie uitgesproken om in samenwerking met de gemeente Rotterdam te komen tot een goed te keuren ontwerp van de primaire waterkering.

De beheerder van de waterkering in het plangebied is het waterschap Hollandse Delta. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden. De waterbeheerder in het buitendijks gebied is Rijkswaterstaat.

In 2003 hebben de eerste afstemmingsoverleggen plaatsgevonden met de afdeling Waterhuishouding van Gemeentewerken Rotterdam als rioolbeheerder, Rijkswaterstaat directie Zuid Holland als beheerder van de rivier en het Waterschap Hollandse Delta (destijds Waterschap IJsselmonde en Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden). Conform 'Achterlandstudie Maeslantkering' van Rijkswaterstaat, 15 oktober 2006 voldoet de primaire waterkering Hilledijk te Rotterdam niet aan de veiligheidsnorm. Als gevolg hiervan hebben gemeente en waterschap gekozen voor een integrale aanpak op het ruimtelijk ontwerp van de planonwikkelingen.

Binnen de stedenbouwkundige ontwikkeling spelen de ontwerphoogtes van de primaire waterkering een cruciale rol. Om de ontwerphoogtes te bepalen zijn er ontwerprandvoorwaarden in overleg met het waterschap vastgesteld. Dit heeft geresulteerd in maatgevende hydraulische belastingsniveaus van verschillende profielen van de primaire waterkering Hilledijk en Brede Hilledijk. De stedenbouwkundige ontwikkeling is ook getoetst aan de nieuwe beleidsregel 'Bouwen op en nabij de primaire en voorliggende waterkeringen'. Dit heeft geresulteerd in een principe doorsnede van de Hilledijk, 26 maart 2009, Dit alles staat beschreven in de, door het waterschap akkoord bevonden, rapportage 'Toetsing dijkprofiel' versie 1.1, 26 maart 2009. De uitkomsten van de rapportage dienen te worden gebruikt voor de verdere technische uitwerking van het ontwerp van de waterkering waarbij onder andere bodemgesteldheid en faalmechanismen van de waterkering nader beschouwd dienen te worden.

Bebouwing binnen de kern en beschermingszone van de waterkering is in principe alleen toegestaan na toestemming van het waterschap. In het onderhavige geval zijn hierover in 2009 afspraken gemaakt tussen de gemeente en het waterschap Hollandse Delta. In onderstaand figuur is deze afspraak weergegeven: De afstand tussen de kruinlijn van de waterkering en de bebouwing dient volgens het waterschap minimaal 10 meter te bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1008Parkstad-oh02_0027.png"

N.B. Deze tekening van de theoretische doorsnede Hilldedijk Zuid is ook op A4-formaat als bijlage bij de Toelichting opgenomen.

5.3.5 Waterveiligheid buitendijks gebied

De Beleidslijn Grote Rivieren gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water voor activiteiten in het rivierbed. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen.

Het plangebied ligt geheel buitendijks en is daardoor niet door een waterkering beschermd tegen hoge rivierstanden. Het gebied zal daardoor dusdanig worden ingericht dat de risico's (kans x gevolg) van hoogwater beperkt blijven.

Het plangebied tussen de Laan op Zuid en de Hilledijk zal worden uitgegeven op NAP +4,25 meter en is hiermee beschermd tegen waterstanden volgens de huidige inzichten. Voor het gebied tussen de Laan op Zuid en de Spoorweghaven is het uitgiftepeil nog niet bekend, maar dat zal waarschijnlijk ook NAP +4,25 meter worden. Uitgangspunt zal hier zijn, dat een waterpeil van minimaal NAP +4,0 meter kan voorkomen dat er schade ontstaat. Stedenbouwkundige uitgangspunten en de grondexploitatie zullen daarin mede bepalend zijn.