direct naar inhoud van 10.1 Vooroverleg
Plan: Parkstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1008Parkstad-oh02

10.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is het voorontwerp van het bestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
  • 2. VROM-Inspectie Regio Zuid-West
  • 3. Waterschap Hollandse Delta
  • 4. DCMR Milieudienst Rijnmond
  • 5. Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland
  • 6. Kamer van Koophandel Rotterdam
  • 7. BOOR
  • 8. Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
  • 9. Brandweer Rotterdam
  • 10. ENECO Netbeheer
  • 11. BV Nederlandse Gasunie

Door de partijen vermeld onder nummer 1 tot en met 4, 6, 8 en 11 is schriftelijk gereageerd. Van de onder nummer 1 tot en met 4 en 6 (vetgedrukt) vermelde partijen is een inhoudelijke reactie ontvangen; van de overige partijen is geen reactie ontvangen.

De opmerkingen hadden betrekking op een aantal milieuaspecten. Omdat inmiddels de stedenbouwkundige opzet gewijzigd is, is ook de toelichting op veel onderdelen gewijzigd, waarbij rekening is gehouden met de gemaakte opmerkingen.

Hieronder volgt, na een samenvatting van de reacties, het commentaar op de gemaakte opmerkingen.


1. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

Luchtkwaliteit

Het plan voldoet volgens de huidige berekeningen niet aan de normen van het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Wanneer sprake is van een overschrijding van de normen, moet aangegeven worden waarom het plan door zou moeten gaan en welke maatregelen genomen moeten worden.

Commentaar:

Er is een nieuw luchtonderzoek (Gemeentewerken Rotterdam, augustus 2010). Hieruit blijkt dat er geen overschrijdingen zijn en dat bestemmingsplan Parkstad voldoet aan alle drempels en grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit 2007.

Externe veiligheid

In de "Risicoanalyse van het railtransport van gevaarlijke stoffen door Parkstad, fase 1" dat als bijlage bij het plan is gevoegd, wordt verondersteld dat de plaatsgebonden risicocontour komt te vervallen als gevolg van de afname van het aantal wagens met zeer brandbare vloeistoffen en de invoering van bloktreinvervoer. Beide aspecten zijn echter onzeker. Verzocht wordt aan te geven wat de gevolgen zijn voor zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico, indien er geen afname van het aantal wagens plaatsvindt. Daarbij moet de CHAMP-methodiek gebruikt worden.

Ten aanzien van het groepsrisico is in de bestaande situatie reeds sprake van een overschrijding vanwege de aanwezigheid van het Albedacollege. Bij overschrijding van de oriëntatiewaarde geldt echter een verantwoordingsplicht: Er moet worden nagegaan of, door het treffen van maatregelen, niet alsnog aan de oriëntatiewaarde kan worden voldaan.

Commentaar:

Parkstad draagt zelf weinig bij aan de stijging van het groepsrisico. In de huidige planologische situatie is al sprake van een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico. De ontwikkelingen in Parkstad die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen daaraan slechts in geringe mate bij. Op basis van de CHAMP-methodiek acht het gemeentebestuur deze geringe toename van het groepsrisico aanvaardbaar, gelet op het sociaal-economische belang van de geplande ontwikkelingen in Parkstad. Bovendien zal na invoering van het Basisnet Spoor het groepsrisico voor dit plangebied drastisch afnemen.

Water

  • De uitkomsten van het op 6 november 2006 gehouden watertoetsoverleg moeten nog in het plan worden opgenomen.
  • Het plan laat nieuwbouw in de keurzone van een primaire waterkering toe. Omdat dit in principe is uitgesloten (Regels voor Ruimte) dient het plan aangepast te worden dan wel de noodzaak van de bebouwing gemotiveerd te worden.
  • Op blz. 56 van de toelichting en in artikel 3b van de voorschriften wordt gesproken over een kernzone van de primaire waterkering. De ligging hiervan blijkt echter noch uit de hoofdplankaart noch uit de belemmeringenkaart. Verzocht wordt de kernzone aan te geven op de plankaart.
  • Het op blz. 60 van de toelichting genoemde uitgiftepeil van + 4.25 meter dient juridisch verankerd te worden in de voorschriften en op de plankaart.
  • De op deze blz. genoemde toelaatbare kans van water op maaiveld woedt gesteld op 1 keer per 1250 jaar. Dit wijkt af van de door Rijkswaterstaat geadviseerde norm van 1 keer in de 4000 jaar. Verzocht wordt de motivering voor deze afwijking in het plan op te nemen.
  • In artikel 3, lid 6 staat dat bij negatief advies van de beheerder van de waterkering, bouwen toch mogelijk is na een verkregen verklaring van geen bezwaar van GS. Zonder positief advies van de beheerder van de waterkering is het echter niet mogelijk in de waterkering te bouwen.

Commentaar:

  • De uitkomsten van het overleg uit 2006 zijn niet opgenomen omdat er inmiddels recentere informatie beschikbaar is.
  • In overleg met het Waterschap zijn inmiddels nadere afspraken over dit punt gemaakt, zie ook par. 5.3.4.
  • De primaire waterkering is op de plankaart aangegeven als (dubbelbestemming) "Waterstaat - Waterkering".
  • Het te hanteren uitgiftepeil zal in de bouwplanfase worden vastgesteld op basis van het advies van de werkgroep uitgiftepeil van Gemeentewerken.
  • Verwezen zij naar het gestelde ad 3 (Waterschap).
  • Het is inderdaad niet mogelijk om zonder vergunning van de waterbeheerder te bouwen nabij de waterkering, dit is zo opgenomen in de toelichting.

2. VROM-Inspectie Regio Zuid-West

Externe veiligheid

Er is sprake van overschrijding van het groepsrisico. Hoewel sprake is van een verwaarloosbare bijdrage moet niettemin worden nagegaan of door het treffen van maatregelen niet alsnog aan de oriëntatiewaarde kan worden voldaan.

Verder blijkt niet hoe de veiligheidssituatie voor het emplacement Parkstad zelf is.

Commentaar:

Uit de CHAMP blijkt dat maatregelen om het groepsrisico onder de overschrijdende waarde te brengen, moeten worden gezocht in een verbod op samenlading waardoor er alleen nog maar met bloktreinen wordt vervoerd. In het kader van de ontwikkeling van het Basisnet Spoor zet de gemeente Rotterdam in op gescheiden vervoer van brandbaar gas en brandbare vloeistoffen. Omdat dit beleid op nationaal niveau wordt opgesteld, kan er in het kader van Parkstad nog geen rekening mee worden gehouden.

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond adviseert om een aantal voorzieningen te realiseren, zoals nooduitgangen, luchtverversingssystemen, bluswater en brandbeveiligingsinstallaties om de zelfredzaamheid en mogelijkheid voor hulpverlening te vergroten. Bij de uitwerking van de bouwplannen moet hiermee rekening worden gehouden.

De activiteiten op het emplacement verdwijnen en worden voortgezet op een nieuwe locatie in Rotterdam, daarom levert het emplacement zelf geen veiligheidsrisico op.

Luchtkwaliteit

Aanvullend onderzoek zal nodig zijn om aan te tonen dat kan worden voldaan aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. Beschikbaarheid van de resultaten bij de ontwerpfase is aan te raden.

Commentaar:

Het onderzoek naar de luchtkwaliteit is in het kader van het ontwerpbestemmingsplan opnieuw uitgevoerd. De luchtkwaliteit voldoet in de huidige situatie aan de norm. Als in 2018 de plannen voor Parkstad gerealiseerd zijn, voldoet de luchtkwaliteit nog steeds aan de wettelijke norm

Aardgasleiding

Er is in het gebied sprake van een hoge druk aardgasleiding. Hoewel formeel de circulaire uit 1984 nog geldt, is het raadzaam om met nieuwe inzichten rekening te houden. Inmiddels is er overeenstemming tussen RIVM en Gasunie over het te hanteren model en te hanteren risicofactoren.

Commentaar:

Nieuwe regelgeving van het Rijk laat op zich wachten. Omdat de leiding niet binnen het bestemmingsplangebied ligt, wordt alleen rekening gehouden met de circulaire.

3. Waterschap Hollandse Delta

Vergunningen

Het waterschap constateert dat de op blz. 56 genoemde vergunningverlening onvolledig is. Het waterschap is ook bevoegd tot het verlenen van WVO-vergunningen. Het waterkwantiteitsbeleid behoort tot de verantwoordelijkheid van het Rijk.

Commentaar:

De vergunningverlener voor lozing op de rivier en havens is wel degelijk Rijkswaterstaat; het waterschap is de vergunningverlener voor buitendijks gelegen overige wateren. Hiervan is geen sprake in het plangebied.

Vrije ruimte

Het waterschap kan niet instemmen met de op blz. 59 gegeven definitie van het profiel van vrije ruimte. Voorgesteld wordt de formulering uit de provinciale verordening te gebruiken.

Commentaar:

In de Verordening Waterkering West Nederland staat:

Artikel 1, lid g: profiel van vrije ruimte: de ruimte ter weerszijden van een primaire of regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder benodigd is ten behoeve van een toekomstige versterking van de waterkering;

Hierbij moet vermeld worden dat het Waterschap het profiel van de vrije ruimte heeft bepaald op 10 meter, zoals bepaald in de rapportage 'Toetsing dijkprofiel' versie 1.1, 26 maart 2009. Deze laatste tekst is opgenomen in het bestemmingsplan.

Water op maaiveld

De op blz. 60 genoemde uitgangspunten betreffen het Rijksbeleid met betrekking tot buitendijkse gebieden. Voor wat betreft de toelaatbare kans van water op maaiveld gaat het waterschap uit van 1/4000 voor binnendijks gebied.

Commentaar:

Rijkswaterstaat gaat voor buitendijks gebied uit van waterstanden die kunnen voorkomen met een kans van 1/4000 jaar. Het gebied moet rekening houdend met 200 jaar zeespiegelstijging hier boven liggen. Dit is een richtlijn, geen norm. Dat mag de gemeente / ontwikkelaar in Rotterdam zelf bepalen.

Het waterschap moet de waterkering toetsen op waterstanden die 1/4000 jaar kunnen voorkomen. Water op het maaiveld is gerelateerd aan watergangen binnendijks. De landelijke norm is hiervoor 1/100 jaar. (Nationaal Bestuursakkoord Water)

De advieshoogte van Rijkswaterstaat voor buitendijks gebied is gebaseerd op de maatgevende waterstand. Voor de dijkring 17 is dit de waterstand met kans van 1:4000, NAP +3,40 meter (hydraulische randvoorwaarden 2006). Deze waterstand wordt vermeerderd met het effect van 200 jaar zeespiegelstijging. Dit werkt voor 35% mee in Rotterdam. De minimale toeslag is 0,5 meter.

Uit deze benadering volgt een adviespeil van minimaal NAP +3,90 meter (+3,40 + ((2x0,6)*35% of 0,5). In de watertoets is uitgegaan van een iets andere benadering met andere uitgangspunten (kans van 1:1250 en 50% doorwerking van de zeespiegelstijging). Het adviespeil van Rijkswaterstaat is met deze benadering lager dan het peil dat in het bestemmingsplan wordt aangehouden (NAP+4,00) meter. Dit peil is hoger dan het adviespeil van Rijkswaterstaat. Geconcludeerd kan worden dat de gebruikte benadering in het bestemmingsplan een grotere veiligheid heeft dan de benadering van Rijkswaterstaat.

Naam waterschap

Waar op blz. 79 Hoogheemraadschap IJsselmonde staat, moet dit Hollandse Delta zijn.

Commentaar:

Dat is juist, sinds 1 januari 2005, zijn het Waterschap IJsselmonde en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden samengevoegd tot het Waterschap Hollandse Delta. De tekst is aangepast.

4. DCMR Milieudienst Rijnmond

Geluid

Het geluidonderzoek moeten worden aangepast vanwege de nieuwe Wet geluidhinder. Er moet een besluit hogere waarden worden aangevraagd.

Commentaar:

Er is een nieuw geluidonderzoek uitgevoerd, 14 januari 2010 volgens de nieuwe Wet geluidhinder van 1 januari 2007. Tegelijk met dit bestemmingsplan gaat het ontwerpbesluit hogere waarden ter inzage.

Externe veiligheid

Bij de berekening van het groepsrisico moeten de aantallen bonte treinen en bloktreinen worden meegenomen. Hoewel de bijdrage van Parkstad aan de toename van het groepsrisico gering zal zijn, moet de overweging wel gemaakt worden en dienen de afwegingen in de toelichting te worden opgenomen.

Commentaar:

Er is in 2010 een nieuw externe veiligheidsonderzoek gedaan. Hierin is een onderscheid gemaakt tussen bonte treinen en bloktreinen. Omdat er in de situatie met bonte treinen wordt het groepsrisico overschreden, is er een CHAMP opgesteld. Uit de CHAMP blijkt dat de gevolgen van Parkstad voor het externe veiligheidsrisico beperkt van aard en omvang zijn. Het sociaal-economisch belang van de ontwikkeling van Parkstad is zodanig dat de geringe toename van de overschrijding van de oriënterende waarde als gevolg van deze ontwikkelingen aanvaardbaar worden geacht.

Luchtkwaliteit

Het plan voldoet niet aan het Besluit Luchtkwaliteit.

Commentaar:

Er is in 2010 een nieuw luchtonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er geen overschrijdingen zijn en dat bestemmingsplan Parkstad voldoet aan alle drempels en grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit 2007.

6. Kamer van Koophandel

Bedrijven

De in artikel 2 genoemde 'ambachtelijke bedrijven' zouden bedrijven als bedoel in categorie 1 en 2 moeten zijn. Deze bedrijvigheid zou ook mogelijk moeten zijn binnen de bestemming "Stedelijke functies' in artikel 1.

Commentaar:

Deze opmerking is ter harte genomen, in het ontwerpbestemmingsplan worden in het hele plangebied bedrijven mogelijk gemaakt in categorie 1 en 2.

Groen

Door de beperkte omvang van het groen zijn er te weinig mogelijkheden om te komen tot een bijzonder woonmilieu of tot volwaardige recreatieve bedrijvigheid.

Commentaar:

In het gewijzigde stedenbouwkundige plan worden 2 parken voorzien midden in de nieuwe woonbuurten. De parken krijgen een hoogwaardige en veelzijdige inrichting en worden intensief gebruikt als ontmoetingsplek tussen de omringende stadswijken. Op die manier wordt invulling gegeven aan een aantrekkelijk en bijzonder woonmilieu.

8. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Externe veiligheid

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond adviseert om de overschrijding van het groepsrisico te verantwoorden.

Commentaar:

Om het groepsrisico te verantwoorden is een CHAMP opgesteld. Uit de CHAMP blijkt dat de gevolgen van Parkstad voor het externe veiligheidsrisico beperkt van aard en omvang zijn. Het sociaal- economisch belang van de ontwikkeling van Parkstad is zodanig dat de geringe toename van de overschrijding van de oriënterende waarde als gevolg van deze ontwikkelingen aanvaardbaar wordt geacht.

11. Gasunie

Aardgasleiding

De Gasunie merkt op dat de leiding waarvan in de toelichting sprake is, niet in dit gedeelte van Parkstad ligt. De Gasunie gaat er van uit dat met haar belang bij de uitwerking van dat plandeel rekening wordt gehouden.

Commentaar:

Bij de uitwerking van het bestemmingsplan waarin de gasleiding ligt, zal uiteraard aandacht worden besteed aan de ligging van de fysieke leiding en de veiligheidszones.