direct naar inhoud van 4.7 Externe veiligheid
Plan: Bolnes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BPBOLNES2010-OH01

4.7 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.


In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het groepsrisico toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.


Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.


Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.


Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Ridderkerk beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. Deze beleidsvisie bevat het samenhangend beleid ten aanzien van externe veiligheid. In de visie is een bijlage opgenomen met een overzicht van allen risicobronnen met bijbehorende risico's. In de bijlagen is tevens een scenario-analyse opgenomen van de meest waarschijnlijke en worst-case ongevalscenario's. De beleidsvisie is kaderstellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten en het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is.


Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Het plangebied beslaat een deel van het bedrijventerrein De Boelewerf dat onderdeel uitmaakt van het gezoneerde bedrijventerrein IJsselmonde-Noordrand. Op dat deel van het bedrijventerrein zijn geen risicorelevante bedrijven aanwezig.

Aan de Benedenrijweg 184, ten oosten van het plangebied, is het LPG tankstation BP Bolnes gelegen. Dit LPG tankstation heeft een vergunde doorzet van 1.000 m3 LPG per jaar zodat voor de inrichting een maatgevende PR 10-6 contour geldt van 45 m rond het LPG vulpunt. Deze PR 10-6 contour reikt net tot in het plangebied. Er liggen echter in het plangebied geen objecten binnen deze risicocontour zodat aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan.

Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 150 m en reikt tot in het plangebied. Binnen het invloedsgebied is een beperkt aantal woningen en een gebouw met een maatschappelijk functie aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPBOLNES2010-OH01_0012.png"

Figuur 4.5 PR 10-6 contour (rood) en invloedsgebied groepsrisico (geel) LPG tankstation BP Bolnes (bron: beleidsvisie externe veiligheid Ridderkerk)

Uit de risico-inventarisatie die is uitgevoerd in het kader van de Beleidsvisie externe veiligheid (bijlage 2 bij de beleidsvisie) blijkt dat het groepsrisico beneden de oriënterende waarde is gelegen. Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, er is daarom geen sprake van een toename van het groepsrisico als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan. Op grond van het Bevi moet ook bij een consoliderend bestemmingsplan een verantwoording van het groepsrisico worden gegeven. In de verantwoording van het groepsrisico (zie onder) wordt ingegaan op de effecten van het maatgevend ongevalscenario, de zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied en de bestrijdbaarheid van calamiteiten. Het advies van de VRR, dat is opgenomen in Bijlage 5, is in deze verantwoording verwerkt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In 2001 is door de gemeente Ridderkerk de Route Gevaarlijke Stoffen vastgesteld. Het vervoer en het laden en lossen van gevaarlijke stoffen mag alleen plaatsvinden via deze vastgestelde route. De routering bestaat uit het gedeelte van de Rotterdamseweg vanaf de A15 (afslag Ridderkerk-Zuid) tot aan de kruising Rotterdamseweg/Donkerslootweg en uit de binnen de gemeente gelegen rijkswegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen op andere wegen dan deze route is verboden. Dit betekent dat vervoer van gevaarlijke stoffen in principe niet binnen de bebouwde kom wordt toegestaan. De wegen in het plangebied en directe omgeving maken geen onderdeel uit van de routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer dat eventueel na ontheffing plaatsvindt zorgt niet voor externe veiligheidsrisico's die buiten het wegvak liggen. Het vervoer over de weg is daarom niet relevant voor dit bestemmingsplan.

Over de Nieuwe Maas vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit het basisnet Water blijkt dat de Nieuwe Maas een hoofdtransportroute is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen met binnenvaartschepen. Uit de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en uit het Basisnet Water blijkt dat de PR 10-6 contour niet buiten de oever van de vaarweg ligt. Ter hoogte van het plangebied wordt daarom aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voldaan. Uit het Basisnet Water blijkt tevens dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt. De effecten van een ramp of calamiteit met gevaarlijke stoffen kunnen reiken tot in het plangebied. Een voorbeeld daarvan is een ongeval met toxische stoffen waarvan het effect tot ver van (en dus over het hele plangebied) de vaarweg kan reiken. De voorbereiding van de aanwezige personen in het plangebied op een dergelijke ramp kan worden verbeterd door middel van voorlichting. Deze communicatie vindt reeds plaats door middel van de campagne 'Denk Vooruit (Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel)'. Op grond van de Circulaire RVGS hoeft het groepsrisico niet te worden verantwoord omat er geen sprake is een toename van het groepsrisico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico in de huidige situatie niet wordt overschreden.

Op grond van het Basisnet Water moet langs de oever van de Nieuwe Maas tevens rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied van 25 m, gemeten vanaf de waterlijn. Op grond van de scenario-analyse in bijlage III bij de Beleidsvisie externe veiligheid Ridderkerk geldt voor het plasbrandaandachtsgebied een afstand van 40m. Binnen deze afstand worden in het plangebied geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijke gemaakt, of overige 'kwetsbare voorzieningen' zoals die zijn omschreven in de scenarioanalyse. In het bestemmingsplan wordt daarom geen afweging gemaakt ten aanzien van de risico's en effecten van een plasbrand.

In het plangebied en omgeving liggen geen buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Verantwoording groepsrisico

Omvang GR huidige en toekomstige situatie

Voor LPG tankstation BP Bolnes geldt dat in de huidige situatie sprake is van een groepsrisico dat beneden de oriënterende waarde is gelegen. De uitvoering van het bestemmingsplan zorgt niet voor een toename van het groepsrisico. In het kader vooroverleg is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) om advies gevraagd. Dit advies, dat is opgenomen in Bijlage 5, is verwerkt in de voorliggende verantwoording.


Beschrijving van het maatgevend ongevalscenario en de effecten

Voor een LPG tankstation bestaat het maatgevend ongevalscenario uit een incident met een tankwagen waarbij een BLEVE ontstaat. In het maatgevende, meest geloofwaardige, scenario scheurt de tankwagen waardoor het tot vloeistof verdichte gas (LPG) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (koude BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario. De effecten reiken tot op grotere afstand dan 150 m van het LPG vulpunt. In de onderstaande tabel staan de effectafstanden van het scenario weergegeven. Het scenario waarbij een zogenaamde warme BLEVE ontstaat is na uitvoering van de maatregelen uit het LPG convenant (aanbrengen van hittewerende coating op tankwagens) niet meer maatgevend.

Tabel 4.1 Effectafstanden BLEVE scenario

(bron: scenarioanalyse beleidsvisie externe veiligheid Ridderkerk)

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPBOLNES2010-OH01_0013.png"


Maatregelen voor beperking van de risico's

Vermindering van het aantal transporten van LPG (het aantal verladingen) zorgt voor een beperking van de risico's. Verdere vermindering van het aantal transporten is niet mogelijk, de jaarlijkse doorzet van LPG is in de vergunning reeds beperkt tot maximaal 1.000 m3 LPG per jaar.


Maatregelen voor beperking van de effecten en verhogen van de zelfredzaamheid

Omdat het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt zijn er ruimtelijk gezien geen maatregelen mogelijk om effecten te beperken. Er is sprake van een bestaande situatie die met het voorliggende bestemmingsplan wordt geconsolideerd. In het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van personen die vanuit het oogpunt van zelfredzaamheid bijzondere aandacht nodig hebben. De aanwezige personen hebben de gelegenheid om het gebied van de risicobron af te vluchten, er gelden geen bijzondere beperkingen voor omliggende infrastructuur. Voor de bestaande hoogbouw aan de De la Reijstraat geldt dat ontruiming van de hoger gelegen bouwlagen meer tijd vergt. Goede voorlichting en instructie is van belang voor een tijdige ontvluchting. Overigens is bij een koude BLEVE sprake van een drukgolf die direct volgt op het incident. Een snelle ontruiming draagt bij aan de vermindering van de slachtoffers als gevolg van secundaire branden. Voor risicocommunicatie geldt dat wordt aangesloten bij landelijke voorlichtingscampagnes. Daarnaast is in de gemeente een publieksfolder verspreid, naar aanleiding van de vaststelling van het beleidsvisie externe veiligheid.

Bestrijdbaarheid

Uit het advies van de VRR blijkt dat de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening in het gehele plangebied voldoen aan de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding.

Afweging

Ondanks de getroffen maatregelen is sprake van een restrisico. Een incident met het transport van LPG valt in maatrampklasse III. Incidenten uit deze schaal worden door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond aanvaardbaar geacht. Gelet op de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van incidenten de mate van zelfredzaamheid en het advies van de VRR wordt het restrisico aanvaardbaar geacht.

Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het plan niet in de weg staat.