direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Noordhoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bestemmingsplannen maximaal 10 jaar oud mogen zijn. Naar aanleiding van de inwerkingtreding van deze wet heeft de gemeente Papendrecht de actualisering van haar bestemmingsplannen voortvarend opgepakt. Het bestemmingsplan 'Aan de Noord' is in 2007 vastgesteld. Omdat het bestemmingsplan 'Aan de Noord' in 2017 ouder dan 10 jaar is dient dit plan opnieuw te worden geactualiseerd. Het voorliggende plan vormt de feitelijke actualisatie van de regeling voor het gebied.

Een deel van het bestemmingsplan 'Aan de Noord', bedrijventerrein Nieuwland, is reeds vervat in het bestemmingsplan 'Het Nieuwland', vastgesteld 23 september 2010. De gronden behorende bij dit bestemmingsplan maken geen onderdeel uit van het nieuwe bestemmingsplan 'Noordhoek'. Dit nieuwe bestemmingsplan 'Noordhoek' betreft de actualisatie van het overige deel van het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Aan de Noord'.

1.2 Doelstelling en planvorm

Het hoofddoel van het bestemmingsplan is een adequate en actuele regeling waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.

Net als het oorspronkelijke bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, waarbij de ruimtelijke en functionele kaders helder zijn. Enerzijds worden de karakteristieken van het plangebied beschermd door een duidelijk ruimtelijk en functioneel kader, anderzijds biedt het bestemmingsplan flexibiliteit waar dit niet op ruimtelijke bezwaren stuit.

Daarbij is het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard, dat wil zeggen dat de huidige functionele en ruimtelijke situatie als uitgangspunt heeft gediend voor de juridische regeling. Bouwinitiatieven en gebruikswijzigingen die passen binnen de reguliere bestemmingslegging blijven uiteraard mogelijk.

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de planbeschrijving. In dit hoofdstuk is een ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied gegeven en wordt ingegaan op de doorvertaling van deze aspecten en het beleidskader in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten (zoals milieu, ecologie, water en archeologie) aan de orde. In hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving opgenomen waarin de regels op het plan zijn toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 7 bevat de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin zijn de resultaten uit het overleg met instanties zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en de inspraak opgenomen.

Hoofdstuk 2 Visie op het plangebied

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt enerzijds ingegaan op de huidige situatie van het plangebied en anderzijds op de toekomst van het plangebied en de betekenis daarvan voor het bestemmingsplan.

2.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied maakt deel uit van de uiterwaarden van de Noord. Het is gelegen op buitendijks gebied. Aan de noord- en noordwestzijde wordt de plangrens gevormd door de gemeentegrens tussen Papendrecht en Alblasserdam en de rand van het bedrijventerrein Het Nieuwland. Aan de noordoostzijde is de Burgemeester Keijzerweg de grens van het plan. Aan de zuidzijde wordt het plan begrensd door de waterkering met de weg Noordhoek, die hier vrijwel direct de Noord raakt. Aan de westzijde ligt de plangrens op de gemeentegrens tussen Papendrecht en Hendrik-Ido-Ambacht die globaal in het hart van de Noord ligt. Figuur 1.1. laat de ligging en begrenzing van het plangebied zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0001.jpg"

Figuur 1.1 Locatie plangebied

2.3 Vigerende regelingen

Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Aan de Noord   20 september 2007  

Dit bestemmingsplan is gedeeltelijk herzien (lees: aangevuld) door middel van de Parapluherziening Geluid Aan de Noord - Papendrecht, vastgesteld door de gemeente Papendrecht op 26 januari 2017 en onherroepelijk geworden op 30 maart 2017.

De voorliggende plannen worden volledig vervangen door dit nieuwe bestemmingsplan.

2.4 Ruimtelijke en functionele analyse plangebied

2.4.1 Ruimtelijke analyse

Het plangebied wordt aan de noordwestzijde, aan de Noord, begrensd door de gemeentegrens tussen de gemeenten Papendrecht, Alblasserdam en Hendrik-Ido-Ambacht. De rand van het bedrijventerrein Het Nieuwland en de Burgemeester Keijzerweg vormen de begrenzing aan de noord en oostzijde van het plangebied. De zuidoostgrens wordt gevormd door de primaire waterkering met daarop de weg Noordhoek.

Het plangebied is op te splitsen in een deel bedrijventerrein en een deel dat dienst doet als ecologische verbindingszone. Het bedrijventerrein bestaat uit het gebied De Noordhoek, tussen de gelijknamige dijk en de rivier de Noord. Het gebied kenmerkt zich als een ouder riviergebonden bedrijventerrein met een beperkt aantal bedrijven. De ecologische verbindingszone geeft vorm aan de noordzijde van het plangebied. De zone is aangelegd in het kader van het regionale programma ‘Groene Contramal’ van de regio Drechtsteden.

Bereikbaarheid

Bedrijventerrein Noordhoek is via de Noordhoek en de Burgemeester Keijzerweg, zowel voor gemotoriseerd als langzaam verkeer, aangesloten op het lokale en regionale verkeersnetwerk. De Burgemeester Keijzerweg is de belangrijkste verbinding van het plangebied met zowel de kern van Papendrecht als de aansluiting met de rijksweg A15. De A15 verbindt het Rotterdamse havengebied met het oosten van het land. Bij knooppunt Ridderkerk heeft de A15 een verbinding met de A16, die de regio’s Rotterdam en Den Haag met het zuidwesten van het land verbindt. Aldus is het plangebied goed ontsloten voor gemotoriseerd verkeer en vanuit alle delen van het land uitstekend bereikbaar. Hoewel het bedrijventerrein oorspronkelijk vooral gericht was op vervoer per auto en minder op het gebruik van openbaar vervoer ligt direct ten zuiden van het bedrijventerrein een opstappunt van de waterbusverbinding Dordrecht-Rotterdam. De dichtstbijzijnde bushalte ligt op een afstand van circa 800 meter aan de Burgemeester Keijzerweg. Gesproken kan worden van een goed bereikbaar bedrijventerrein voor alle modaliteiten.

2.4.2 Functionele analyse

Bedrijven

Op het bedrijventerrein Noordhoek is een vijftal bedrijven gevestigd die direct worden ontsloten op de Noordhoek. De bedrijvigheid bestaat voornamelijk uit lichte vormen van industriële bedrijvigheid en opslag en overslag van primaire grondstoffen. Zie ook paragraaf 4.3.

Water

De westzijde van het plangebied wordt vormgegeven door de rivier de Noord. De Noord vormt een belangrijke waterverbinding voor riviergebonden bedrijven- en industrieterreinen, waaronder industrieterrein Aan de Noord en het bedrijventerrein Noordhoek.

Ecologische verbindingszone

De noordzijde van het plangebied maakt als ecologische zone deel uit van het provinciale natuurnetwerk. De twee belangrijkste functies zijn een bos-bosverbinding en een (riet)getijden-moeraszone. De waterpartijen en poelen in de waterrijke ecologische zone bestaan uit flauwe oevers, plasdraszones en moerasgebieden. De oevers bieden een goed leefmilieu voor vissen, amfibieën en reptielen.

Waterkering

Het gehele plangebied ligt in het buitendijks gebied dat wordt begrenst door de waterkering Noordhoek. De waterkering geldt als primaire waterkering tussen de Noord en de kern Papendrecht.

2.5 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit houdt in dat de bestaande ruimtelijke en functionele situatie voorzien wordt van een passende bestemmingslegging. Voor het openbaar gebied betekent dit dat het groen, de ecologische verbindingszone, de Noord en de wegen als zodanig zijn bestemd.

Voor het bedrijventerrein is aangesloten bij de regelingen voor consoliderende plannen voor de bedrijventerreinen binnen de gemeente Papendrecht. Deze regelingen bieden ruime gebruiksmogelijkheden, waardoor eventuele gewenste ontwikkelingen van beperkte omvang op voorhand niet worden uitgesloten.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen het bouwvlak mag gebouwd worden. In de regels is verder bepaald welke afstanden tot grenzen en bouwhoogtes aangehouden dienen te worden .

Ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan is daarnaast een aantal onderwerpen aan dit bestemmingsplan toegevoegd:

  • De terminologie van de planregels is geactualiseerd aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de SVBP2012.
  • Vanwege het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormenbepaling) in de bouwverordening, wordt voor de parkeernormenbepaling in het bestemmingsplan verwezen naar CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' of de opvolger van deze beleidsregel.
  • Het bestemmingsplan is afgestemd op actueel gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke/planologische aspecten waaronder de archeologische beleidskaart.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is een samenvatting gegeven van het ruimtelijk relevante beleid voor het plangebied. Hierin is onderscheid gemaakt tussen het beleid van rijk, provincie, regio en gemeente. Per beleidsdocument wordt aangegeven in hoeverre dit doorwerkt in het bestemmingsplan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar de onderstaande nationale belangen. Deze zijn - direct of indirect - ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen.

  • 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor duurzame energievoorziening en de energietransitie.
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond. De bodemgesteldheid en (grond)water zijn van grote invloed op de eisen aan bovengrondse functies. Daarom doet het Rijk richtinggevende uitspraken over de gebruiksmogelijkheden van een beperkt aantal locaties.
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  • 7. Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
  • 12. Ruimte voor militaire activiteiten.
  • 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Doorwerking naar het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet geen nieuwe ontwikkelingen. Door de ligging van het gebied aan de Noord dient rekening gehouden te worden met de volgende drie nationale belangen:

Rijksvaarwegen

Het plangebied is gelegen aan de Noord (een rijksvaarweg van CEMTklasse IV). Langs een rijksvaarweg van CEMT-klasse VI dient een vrijwaringszone van 25 m aangehouden te worden. Hiertoe is in de regeling van het onderhavige plan de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' opgenomen.

Grote Rivieren

Een deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het bergend deel van het rivierbed. Hiertoe is in de regeling van het onderhavige plan de dubbelbestemming 'Waterstaat - Bergend regime' opgenomen die aansluit bij de bepalingen uit het Barro.

Primaire waterkeringen buiten het kustfundament

Op grond van het Barro is het verplicht om primaire waterkeringen en beschermingszones aan te geven in het bestemmingsplan. De dijk langs de Noord is zo’n primaire waterkering en daarom voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De betreffende beschermingszones zijn voorzien van de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - dijk 1' respectievelijk 'vrijwaringszone - dijk 2'.

Met het opnemen van de genoemde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen conform de SVIR en het Barro, worden de rijksbelangen gewaarborgd in het nieuwe bestemmingsplan.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van de zogenaamde 'duurzaamheidsladder' (artikel 3.1.6. van het Bro). Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.

Doorwerking naar het bestemmingsplan

Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014 (en sindsdien een aantal keer partieel gewijzigd), geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Doorwerking naar het bestemmingsplan

Het plangebied is in de visie aangeduid als stedelijk gebied met als extra aanduiding watergebonden bedrijvigheid. Doordat het bestemmingsplan consoliderend van aard is en er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt zijn dan ook geen provinciale belangen in het geding. Het bestemmingsplan ondervindt geen belemmeringen vanuit het beleid zoals dat is geformuleerd in de Visie Ruimte en Mobiliteit.

3.3.2 Verordening Ruimte

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld (versie 12 januari 2017). De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende onderdelen zijn relevant voor het bestemmingsplan:

Artikel 2.1.3 Bedrijven

Watergebonden bedrijventerreinen

Watergebonden bedrijven zijn van groot belang voor de economie en leveren een bijdrage aan duurzame mobiliteit. De ruimte voor watergebonden bedrijventerreinen staat echter onder druk, vooral door transformatie naar aantrekkelijk gelegen woningbouwlocaties. Planologische bescherming van de watergebonden bedrijventerreinen is daarom nodig. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen is dat in hoofdzaak alleen watergebonden bedrijven worden toegelaten. De term “in hoofdzaak” biedt beperkte ruimte voor het toelaten van andere bedrijven. Bijvoorbeeld uitbreiding van bestaande niet-watergebonden bedrijven.

Artikel 2.3.2 Natuurnetwerk Nederland en strategische reservering natuur

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS), bestaat uit de bestaande bos- en natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden, bestaande en nieuwe landgoederen, ecologische verbindingen, de grote wateren en de Noordzee. De realisatie van het NNN is aangemerkt als een nationaal en provinciaal belang met als doel de bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de biodiversiteit. In het plangebied ligt een ecologische verbindingszone.

Deze is door middel van een aanduiding in dit bestemmingsplan meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0002.png"

Figuur 3.1 Uitsnede kaart Natuurnetwerk Nederland (bron Verordening Ruimte)

Artikel 2.4.2 Regionale waterkeringen

Waterveiligheid is een provinciaal belang. In deze verordening zijn daarom regels opgenomen voor de bescherming van regionale waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de regionale waterkeringen mogelijk maken. In het bestemmingsplan wordt de waterkering als zodanig bestemd, eventueel met een dubbelbestemming. De daarbij behorende beschermingszone, als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet en als zodanig opgenomen in de vastgestelde legger van de watersysteembeheerder, wordt in het bestemmingsplan als zodanig bestemd of aangeduid.

Doorwerking naar het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Verordening Ruimte. Zowel de status van het bedrijventerrein als de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland en de waterkeringen zijn geborgd in het plan. Doordat het bestemmingsplan consoliderend van aard is en er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, vormt de verordening geen belemmering voor het bestemmingsplan.

3.3.3 Regionaal Meerjarenprogramma Drechtsteden 2014-2018

De Drechtsteden, bestaande uit de zeven samenwerkende Drechtsteden Alblasserdam, Dordrecht, Hardinxveld - Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht werken samen aan gedeelde ambities. Met het opstellen van het Regionaal Meerjarenprogramma Drechtsteden 2014-2018 geeft het Drechtstedenbestuur zijn visie en concrete invulling met een uitgebreid 4-jarig Uitvoeringsprogramma. Het Regionaal Meerjarenprogramma (rMJP) bestaat uit het Raadsprogramma en Uitvoeringsprogramma. Het Regionaal Meerjarenprogramma (rMJP) is een sterke regionale agenda, met dossiers waarop de regio Drechtsteden toegevoegde waarde biedt.

De ambities van het Regionaal Meerjarenprogramma uit zich in de volgende drie ambities:

  • Versterken van de economische kracht, op een duurzame wijze;
  • Aantrekkelijker maken van het gebied;
  • Zorg en zelfredzaamheid van de inwoners.

Om gericht te werken aan de drie ambities heeft de Drechtraad een negental speerpunten geformuleerd:

  • Aantrekken bedrijven en vergroten werkgelegenheid;
  • Aantrekkelijk vestigingsklimaat;
  • Inzet op de bereikbaarheid van de regio: weg, water, spoor en openbaar vervoer;
  • Aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven;
  • Uitvoeren van transitie onderkant arbeidsmarkt;
  • Vergroten externe- en waterveiligheid;
  • Duurzaamheid voor balans tussen mens, milieu en economie;
  • Aantrekkelijk woonklimaat;
  • Uitvoeren van de transities AWBZ en Jeugd.

Doorwerking naar het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het regionaal beleid vormt dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Papendrecht "Een venster naar de toekomst"

In de structuurvisie van Papendrecht schetst de gemeente een venster naar de toekomst. De gemeente zet in op een gemeente waar het voor iedereen goed wonen, leven en werken is. De gemeente streeft er daarom naar om een economisch sterke gemeente in een sterke regio Drechtsteden te zijn. Hiervoor heeft de gemeente een aantal prioritaire thema's bepaald:

  • Voldoende woningen, van voldoende kwaliteit, voor alle doelgroepen (thema Wonen en woonomgeving);
  • Een toereikend voorzieningenaanbod, toegesneden op de huidige en toekomstige Papendrechtse bevolkingsopbouw (thema Welzijn en voorzieningen);
  • Gevestigd bedrijfsleven behouden en mogelijk maken groei (thema Economie en werkgelegenheid);
  • Voldoende recreatieve mogelijkheden van voldoende kwaliteit voor diverse doelgroepen (thema Omgevingskwaliteit - groen, water, natuur en recreatie);
  • Buitenruimte met gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde (thema Mobiliteit en bereikbaarheid)

Ten aanzien van het bestemmingsplan Noordhoek is met name het aspect 'Gevestigd bedrijfsleven behouden en mogelijk maken groei (thema Economie en werkgelegenheid)' van belang met als extra aandachtspunt behoud van en het belang van Watergebonden bedrijvigheid. Maritieme bedrijvigheid vormt een belangrijk onderdeel van de lokale historisch-economische identiteit van Papendrecht en de Drechtsteden ('Pieken in de Drechtsteden'). De gemeente vindt het daarom van belang dat ook in de toekomst watergebonden bedrijfslocaties binnen de gemeente behouden blijven.

Doorwerking naar het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Met het opstellen van het bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan de gemeentelijke visie ten aanzien van het behouden van gevestigde bedrijven en watergebonden bedrijvigheid.

3.5 Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het ruimtelijk rijks-, provinciaal-, regionaal- en het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. In dit hoofdstuk staan de relevante milieuaspecten voor het bestemmingsplan bedrijventerrein Noordhoek centraal.

4.2 Industrielawaai gezoneerd industrieterrein

Toetsingskader

Geluidzone industrielawaai

Een geluidzone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke inrichtingen worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. De betreffende inrichtingen worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. In het verleden is voor industrieterrein Aan de Noord, waar Noordhoek onderdeel van uitmaakt, een geluidzone vastgesteld.

Op grond van de Wgh behoort tot de geluidzone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidzone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde woningen gelden geen geluidnormen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidzone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidzone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Op grond van de momenteel vigerende Wgh kan het bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Aanpassing geluidzone industrielawaai

Op grond van de Wgh kan een geluidzone alleen worden aangepast door de vaststelling van een bestemmingsplan waarin de gewijzigde zone is opgenomen. Als gevolg van de zonewijziging mag geen gebied waar de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt buiten de zone komen te liggen. Tevens moeten daarbij de geldende grenswaarden bij woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) in acht worden genomen.

Onderzoek

Noordhoek is onderdeel van het gezoneerde industrieterrein Aan de Noord. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan krijgt Noordhoek daarom de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'. Op het terrein mogen zich bedrijven vestigen die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken. De betreffende geluidzone strekt zich uit over de omgeving van het bedrijventerrein Aan de Noord (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0003.png"

Figuur 4.1 Geluidzonering Aan de Noord (actuele grens gezoneerd IT paars en actuele zonegrens lichtblauw)

Geluidruimteverdeling

Algemeen

Bij wijziging van bedrijfsactiviteiten of nieuwvestiging op het industrieterrein wordt getoetst of hiervoor geluidruimte is. Dit zogenaamde zonebeheer is door de gemeente in het verleden vastgelegd in een zonebeheerplan met het bijbehorende zonebeheermodel. De geluidruimte in het model werd hierbij verdeeld op basis van de vergunde rechten van de bedrijven en de reserveringen voor nieuwe activiteiten. Het zonebeheerplan werd gebruikt als toetsings- en sturingsinstrument voor geluidruimteverdeling. De toetsing vond plaats in het traject van de omgevingsvergunning voor milieu . Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) inzake de omgevingsvergunning voor milieu Puinrecycling Nijmegen B.V. (201008546/1/M1) bleek echter dat een omgevingsvergunning voor milieu niet kan worden geweigerd indien niet voldaan wordt aan het zonebeheerplan. De eerder gereserveerde (en nog niet gebruikte) geluidruimte werd daarmee vrij beschikbaar. Zowel de optimale ontwikkeling van het industrieterrein als die van individuele bedrijven kon hierdoor worden gefrustreerd.

Om toch te beschikken over een juridisch houdbare geluidruimteverdeling voor een gezoneerd industrieterrein kan deze worden opgenomen in een bestemmingsplan. Uit een uitspraak van de ABRvS inzake het bestemmingsplan Oosteind in Papendrecht (201308203/1/R3) blijkt dat de geluidruimteverkaveling ruimtelijk relevant is en kan worden opgenomen in een bestemmingsplan. Hiermee kan de geluidruimteverdeling worden geborgd. Om het risico van een ondoelmatige ontwikkeling op het industrieterrein Aan de Noord uit te sluiten is daarom de geluidruimteverdeling geregeld in de inmiddels vastgestelde parapluherziening “Geluid Aan de Noord – Papendrecht”. In deze herziening is, op basis van een akoestisch onderzoek, de beschikbare geluidruimte toegedeeld aan de gronden in het plangebied. De geluidruimte is daarmee direct vastgelegd op de verbeelding en in de regels. Hierdoor wordt binnen het wettelijk kader het duurzaam functioneren van het industrieterrein op het gebied van geluid in een bestemmingsplan gefaciliteerd.

De regels uit de vastgestelde parapluherziening “Geluid Aan de Noord - Papendrecht” zijn overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. In het kader van de borging van de geluidruimteverdeling zoals opgenomen in de parapluherziening en dit bestemmingsplan zijn verschillende akoestische onderzoeken uitgevoerd. Het zogenoemde verkavelingsonderzoek is opgenomen in de parapluherziening en is voor de volledigheid eveneens in dit bestemmingsplan opgenomen in bijlage 1. In dit verkavelingsonderzoek wordt verwezen naar eerder uitgevoerd onderzoek, of zijn relevante onderdelen daarvan opgenomen in de bijlagen bij het rapport.

Geluidruimteverdeling aan de hand van AGE's

In de vastgestelde parapluherziening en dit bestemmingsplan wordt geluidverkaveling toegepast om de geluidruimte te verdelen tussen de bedrijven op het gezoneerd industrieterrein. Geluidruimte wordt in het bestemmingsplan toegekend aan zogenaamde akoestische gebiedseenheden (hierna: AGE's ). De geluidruimte wordt per AGE uitgedrukt in geluidproductie (emissie) en/of geluidbelasting (immissie) en vastgelegd op de verbeelding en in de regels (zie hiervoor ook de toelichting op de juridische regeling in paragraaf 5.4). Voor een toelichting op het begrip AGE of andere relevante begrippen uit het akoestisch onderzoek wordt verwezen naar het volgende kader.

Begrippen in het akoestisch onderzoek voor geheel industrieterrein Aan de Noord

Akoestische gebiedseenheid (AGE)
Een (deel van een) bedrijfsperceel waarop geluidproducerende bedrijven zijn toegestaan. In het bestemmingsplan is gekozen voor de term akoestische gebiedseenheid, zodat er geen onduidelijkheid kan ontstaan over de begrenzing hiervan. Dit omdat de begrenzing van een AGE niet altijd de exacte begrenzing van het bedrijfsperceel omvat, of omdat een akoestische gebiedseenheid meerdere percelen betreft, bijvoorbeeld in het geval van bedrijfsverzamelgebouwen. Daarnaast kunnen percelen in de loop van de tijd wijzigen, bijvoorbeeld bij splitsing of samenvoeging van percelen. De begrenzing van een akoestische gebiedseenheid kan uitsluitend door middel van een bestemmingsplanwijziging worden gewijzigd.

Geluidemissie
Geluidemissie is de productie van geluid op een bepaald perceel. In het bestemmingsplan is de totale geluidproductie van een bedrijf teruggerekend naar de geluidemissie per m2.

Geluidimmissie
De geluidimmissie is de geluidbelasting op de geselecteerde toetspunten. Voor de verschillende akoestische gebiedseenheden is per toetspunt de geluidimmissie berekend, zodanig dat de gecumuleerde geluidbelasting van alle akoestische gebiedseenheden niet meer bedraagt dan de zonegrenswaarde of de vastgestelde MTG's voor woningen.

Geluidverkaveling
Door middel van geluidverkaveling wordt de beschikbare geluidruimte binnen de geluidzone over de verschillende bedrijfspercelen verdeeld.

Toetspunten
Ter bewaking van de geluidzone om het industrieterrein zijn een aantal punten geselecteerd, waarop de gecumuleerde geluidbelasting (geluidimmissie) de zonegrenswaarde of de vastgestelde MTG's voor woningen niet mag overschrijden. Ter bewaking van de geluidruimteverdeling is een aantal toetspunten geselecteerd op de zone of ter plaatse van woningen waar een MTG of hogere waarde is vastgesteld.  

Toelichting totstandkoming geluidemissie/-immissie per AGE

Een AGE bestaat uit het perceel of de percelen met bijbehorend oppervlak in m2 waarop het bedrijf (of de bedrijven bijvoorbeeld bij een bedrijfsverzamelgebouw) zijn vergunde activiteiten uitoefent. Bij dit industrieterrein is tevens sprake van vergunde geluidbronnen op het water. De geluidbronnen op het water zijn in het akoestisch rapport toegerekend aan een AGE (het water zelf behoort niet tot de AGE). Zie voor de exacte informatie over de AGE's ook hoofdstuk 3 van het akoestisch onderzoek.

Op basis van de akoestische informatie en de begrenzing van de AGE's is vervolgens de geluidemissie per AGE berekend. Dit is de geluidruimte in dB(A)'s/m2 voor de dag- , avond- en nachtperiode. Deze geluidemissie voor de dag-, avond- en nachtperiode is zichtbaar vastgelegd op de verbeelding.

Per AGE geldt een maximale geluidimmissie op de geselecteerde toetspunten. De selectie van deze toetspunten bevat een aantal wettelijke zonebewakingspunten en bewakingspunten op woningen waarvoor in het verleden hogere waarden zijn vastgesteld. De geselecteerde toetspunten waarborgen dat de geluidruimteverdeling op Aan de Noord (of de wijziging daarvan) niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden.

Uit het onderzoek blijkt dat een immissiebijdrage op één of meer toetspunten van 15 dB(A) etmaalwaarde of minder geen relevante bijdrage heeft op de totale geluidbelasting. Dit betekent dat voor een AGE die niet meer dan 15 dB(A) etmaalwaarde op een toetspunt veroorzaakt op basis van de regels een maximale geluidimmissie van 15 dB(A) geldt.

Bij de berekening van de geluidemissie per akoestische gebiedseenheid en de geluidimmissie op de geselecteerde toetspunten is rekening gehouden met de reeds aanwezige bebouwing. Overwogen is om in verband hiermee een sloopregeling op te nemen in de planregels. Dit blijkt niet nodig te zijn in het plangebied, omdat eventuele sloop van eerstelijnsbebouwing niet leidt tot overschrijding van maximale geluidwaarden op de toetspunten.

Begrenzing geluidzone en geluidgezoneerd industrieterrein conform parapluherziening

In de vastgestelde parapluherziening “Geluid Aan de Noord - Papendrecht” is tevens de begrenzing van het geluidgezoneerd industrieterrein en de bijbehorende zone aangepast (zie figuur 4.1). Door aanpassingen van de begrenzing van het geluidgezoneerd industrieterrein kon in de parapluherziening een kleinere geluidzone worden vastgelegd. Aan de zuidzijde van gehele industrieterrein Aan de Noord is hierbij het industrieterrein gedezoneerd, waardoor aan deze zijde een groot deel van de geluidzone kon worden verkleind. De aangepaste begrenzing vormt het uitgangspunt van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Noordhoek. Overigens is de begrenzing van Noordhoek als onderdeel van het gezoneerde industrieterrein in de parapluherziening niet relevant aangepast.

Conclusie

Er wordt voor het aspect industrielawaai voldaan aan de Wgh. Door het vaststellen van de geluidemissie per m2 per AGE en een geluidimmissie per AGE in dit bestemmingsplan (gebaseerd op de reeds vastgestelde parapluherziening) is met in achtneming van de wettelijke grenswaarden en de vergunde situatie bij de bedrijven een optimale geluidruimteverdeling op het industrieterrein gewaarborgd. Het aspect industrielawaai staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Beleid

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de meest recente VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Deze VNG-publicatie gaat uit van het aanhouden van (algemene) richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. Bij de richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidhinder en gevaar. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd.

In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'. Deze is toegespitst op de milieuzonering van gezoneerde industrieterreinen. De geluidbelasting van de bedrijven wordt reeds gereguleerd via de Wet geluidhinder en in dit specifieke geval via de geluidruimteverdeling zoals deze is opgenomen in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 4.2). Met deze geluidruimteverdeling is de beschikbare geluidruimte voor Noordhoek toegedeeld aan de gronden in het plangebied, op basis van een akoestisch onderzoek dat specifiek gericht is op industrieterrein Aan de Noord (inclusief Noordhoek). Hiermee wordt reeds een zorgvuldige geluidruimteverdeling in het bestemmingsplan gefaciliteerd, gericht op de situatie van Noordhoek zelf. Door deze specifieke geluidruimteverdeling voor Noordhoek is een milieuzonering op het gebied van geluid (met behulp van de eerder genoemde algemene richtafstanden) dan ook overbodig.

In dit bestemmingsplan heeft de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' daarom geen betrekking op het aspect geluid, maar alleen op de aspecten geur, stof en gevaar. De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' is net als een 'reguliere' Staat van Bedrijfsactiviteiten gebaseerd op de richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, waarbij het aspect geluid uit de Staat is gehaald (de kolom 'geluid' is verwijderd). Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt verwezen naar bijlage 2 van de toelichting. De SvB 'gezoneerd industrieterrein' is te vinden in bijlage 1 van de regels.

Onderzoek

Het aspect geluidhinder wordt gereguleerd via de geluidruimteverdeling die in dit bestemmingsplan is opgenomen. Daarom wordt in dit bestemmingsplan een milieuzonering toegepast conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'. De woningen in de omgeving worden vanwege de aanwezigheid van industrieterrein Noordhoek in de directe omgeving en de ligging binnen de geluidzone beschouwd als omgevingstype 'gemengd gebied'. Op basis van deze uitgangspunten en conform de richtafstanden uit de VNG-publicatie zijn op het industrieterrein bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Dit komt overeen met de milieuzonering in het vigerende bestemmingsplan 'Aan de Noord' uit 2007, met dien verstande dat het milieuaspect 'geluid' niet meer is geregeld via de milieuzonering, maar via de geluidruimteverdeling die is toegespitst op de specifieke geluidsituatie van Noordhoek.

In tabel 4.1 is een overzicht gegeven van de richtafstanden (met bijbehorende milieucategorieën) voor de bestaande bedrijven in het plangebied. Voor de volledigheid is dit gedaan inclusief en exclusief geluid, zodat de verschillen in milieucategorieën van de aanwezige bedrijven inclusief en exclusief geluid duidelijk zijn. Dat wil overigens niet zeggen dat de geluidruimte van de bedrijven onbeperkt is: de beschikbare geluidruimte voor Noordhoek vanuit de Wgh is via de opgenomen geluidruimteverdeling in het bestemmingsplan toegedeeld aan de gronden in het plangebied.

Tabel 4.1 Richtafstanden en milieucategorieën bestaande bedrijven op bedrijventerrein Noordhoek

naam bedrijf, adres en specificatie indien nodig   SBI-code 1993 (2008)   Richtafstanden (in meters ten opzichte van rustige woonwijk)   Grootste milieucategorie (grootste richtafstand)  
    geur   stof   geluid   gevaar   MET geluid   ZONDER geluid  
Autocentrum Papendrecht BV,
Noordhoek 51
handel en reparatie in auto's  
501,502, 504
(451/452/454)  
10   0   30   10   2 (30)   1 (10)  
De Rivierendriesprong Handelsbedrijf BV, Noordhoek 35
handelsbedrijf in bouwstoffen (groothandel in hout en bouwmaterialen, zand en grind), betoncentrale (prod.cap. < 100 t/u) en inpandig puinbreken (verw.cap. < 100.000 t/j), bedrijfsopp. > 2.000 m2  
5153 (4673)
hout/bouwmate-rialen  
0   10   50   10   3.1 (50)   1 (10)  
  5153.4 (46735)
zand en grind  
0   30   100   0   3.2 (100)   2 (30)  
  2663/2664 (2363/2364)
betoncentrale  
10   50   100   10   3.2 (100)   3.1 (50)  
  372 (383202)
puinbreken  
30   100   300   10   4.2 (300)   3.2 (100)  
ATIS International, Noordhoek 33
groothandel in hout en bouwmaterialen, metalen en halffabrikaten, bedrijfsopp. > 2.000 m2  
5153 (4673)
hout/bouwmate-rialen  
0   10   50   10   3.1 (50)   1 (10)  
  5152.2/.3 (46723)
metalen en halffabrikaten  
0   10   100   10   3.2 (100)   1 (10)  
Sibelco, Noordhoek 7
zandhandel en zandveredeling (groothandel in hout en bouwmaterialen, zand en grind), zandveredeling (zie toelichting na de tabel), bedrijfsopp. > 2.000 m2  
5153 (4673)
hout/bouwmate-rialen  
0   10   50   10   3.1 (50)   1 (10)  
  5153.4 (46735)
zand en grind  
0   30   100   0   3.2 (100)   2 (30)  

Uit de tabel blijkt dat de aanwezige bedrijven voldoen aan de maximaal toelaatbare milieucategorie van categorie 3.2 (zonder geluid) zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Voor een drietal bedrijven volgt nog een korte nadere toelichting.

Iv-Holding BV (niet opgenomen in de tabel)

Iv-Holding BV (Noordhoek 37) betreft zakelijke dienstverlening (kantoor) en is daarmee als zodanig niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten als activiteit: hierin zijn alleen activiteiten opgenomen die onder een bedrijfsbestemming vallen. Iv-Holding BV wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt met een specifieke aanduiding.

Sibelco (zandveredeling)

Bij het bedrijf Sibelco vindt zandveredeling (inclusief drogen van zand) plaats. De vergunde activiteit van het bedrijf betreft het drogen en zeven van zand waarbij is aangegeven dat de doorzet 170.000 ton/jaar is. Het drogen van zand vindt inpandig plaats en onder stofafzuiging. Deze bedrijfsactiviteit is niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (op basis van de VNG-uitgave en de SBI-codes) en valt daarmee in feite niet binnen de algemene milieuzonering. Zandveredeling vormt echter wel mede de hoofdactiviteit van het bedrijf. Sibelco beschikt over een vigerende omgevingsvergunning voor milieu voor zandhandel en zandveredeling (die is afgestemd op aanwezige milieugevoelige functies in de omgeving). Met een specifieke aanduiding wordt in dit bestemmingsplan voor Sibelco derhalve tevens zandveredeling als bedrijfsactiviteit mogelijk gemaakt

De Rivierendriesprong

Volgens het bedrijvenregistratiesysteem van de Omgevingsdienst staat het bedrijf De Rivierendriesprong bekend als 'handelsbedrijf in bouwstoffen, tevens een betoncentrale en verwerken van afvalstoffen'. Het betreft een type-C inrichting (vergunningplicht) vanwege de activiteiten met afval. Gerefereerd wordt aan SBI-code 46735.5. De aan De Rivierendriesprong verleende vergunde productiecapaciteit bedraagt 99 ton/uur. Daarnaast is de activiteit 'puinbreken' vergund met een maximale verwerkingscapaciteit tot 100.000 ton/jaar. Op 22 maart 2016 is een revisievergunning verleend waarbij verschillende activiteiten zijn vergund. Ten behoeve van het kunnen verlenen van de vergunning zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, onder andere ten aanzien van geluidhinder, luchtkwaliteit en bodem. Volgens onder andere deze onderzoeken is geconcludeerd dat de aangevraagde bouw- en gebruiksactiviteiten planologisch (ruimtelijk en milieu) inpasbaar zijn. In dit bestemmingsplan is de verleende vergunning dan ook overgenomen.

Conclusie 

Door de gehanteerde milieuzonering met bijbehorende aanduidingen wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van milieugevoelige functies in de omgeving en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Hierdoor staat het aspect milieuzonering de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Conform de professionele risicokaart ligt het plangebied binnen de 1% letaliteitsafstand van Schenk Papendrecht BV. De PR 10-6 contour valt niet over het plangebied en vormt dan ook geen belemmering. Het huidige groepsrisico van deze inrichting is niet hoger dan de oriëntatiewaarde. Daarnaast neemt het aantal personen niet toe omdat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Gesteld kan daarom worden dat deze inrichting geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het plangebied ligt ook binnen de 1% letaliteitsafstand van DuPont/Chemours, gelegen circa 4 km ten zuidoosten van het plangebied. Dit betreft een bedrijf dat onder de werkingssfeer van het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt. Het plaatsgebonden risico is niet gelegen over het plangebied. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van deze inrichting. Het huidige groepsrisico wordt met name bepaald door de nachtperiode. In het plangebied zijn alleen bedrijven gelegen, welke met name voor aanwezigen overdag zorgen. Daarnaast neemt het aantal aanwezigen en de duur van deze aanwezigen niet toe omdat er geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Een kwantitatieve risicoanalyse is dan ook niet noodzakelijk. Wel is vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied volgens het Bevi een beknopte verantwoording van het groepsrisico van DuPont noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico DuPont/Chemours

Het maatgevende scenario voor de inrichting DuPont/Chemours is het instantaan falen van een spoorketelwagon met waterstoffluoride (HF). In het kader van een nieuwe omgevingsvergunning heeft DuPont reeds maatregelen genomen om het maximaal aantal spoorketelwagons op het terrein met HF te beperken en de condities waaronder deze wagons aanwezig mogen zijn te verbeteren. In het geval van een incident bij de verlading van HF kan het bedrijf tevens een watergordijn inzetten om de verspreiding van HF te beperken. Ten slotte zullen toekomstige voorzieningen aan het spoorbed naar verwachting leiden tot een lager groepsrisico. Deze maatregelen zijn destijds opgenomen in de omgevingsvergunning uit 2013.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten noorden van het plangebied op circa 600 m afstand ligt de Rijksweg A15. Uit het basisnet weg blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen bedraagt het maatgevende invloedsgebied voor het groepsrisico 355 m. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van deze weg. Het plangebied valt ook niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van de weg. Ten noorden van het plangebied op circa 650 m loopt ook een spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van de spoorlijn is meer dan 4 km. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied. Omdat het plangebied op meer dan 200 m afstand ligt van de spoorlijn hoeven volgens het Basisnet in principe geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. Daarnaast zal het groepsrisico niet toenemen omdat dit plan geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt.

Het plangebied wordt ten westen begrensd door de rivier Noord waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het maatgevende invloedsgebied van de rivier (LT1) bedraagt 730 m. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van de rivier. De PR 10-6 contour van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Noord ligt op de rivier zelf en vormt daarmee geen aandachtspunt voor het bestemmingsplan. Er is geen sprake van een significant en te verantwoorden groepsrisico binnen het plangebied als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Noord. Tot 25 m van de oeverlijn van de Noord worden bestemmingen voor kwetsbare objecten geweerd (plasbrandaandachtsgebied). Hiervoor wordt de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' opgenomen.

Door het noordelijk deel van het plangebied loopt een hogedruk gasleiding van Gasunie (A-555) met een invloedsgebied van 490 m. Vanwege de ligging van de leiding binnen het plangebied wordt in het noordelijk deel van het plangebied de dubbelbestemming Leiding – Gas opgenomen. Omdat het plangebied ook binnen het invloedsgebied van de gasleiding ligt dient conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen Bevb (Bevb) de risicosituatie in het plangebied inzichtelijk te worden gemaakt. Hiervoor is in 2016 door Rho Adviseurs een kwantitatieve risicoanalyse opgesteld (zie bijlage 3). Uit de berekening blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de leiding is gelegen. Uit de groepsrisicoberekening blijkt daarnaast dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. De leiding vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de gasleiding en spoorlijn. Omdat het groepsrisico niet toeneemt (er worden immers geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt) kan met een beperkte verantwoording worden volstaan.

Verantwoording groepsrisico spoorlijn en gasleiding

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied is bereikbaar via de Noordhoek, welke is aangesloten op de Randweg, Burgemeester Keijzerweg en Westeind. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via Noordhoek en Westeind van de bron af worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

Op bedrijventerrein Noordhoek zijn bedrijven gelegen. De aanwezige personen zullen over het algemeen dan ook zelfredzaam zijn.

Maatregelen

Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn verdere maatregelen aan gebouwen (zoals een geautomatiseerde afsluiting van ramen en deuren, vergroten brandwerendheid ramen of creëren van een ' safe haven') niet opportuun. Maatregelen aan de bron vallen buiten de scope van het bestemmingsplan en zijn daarmee eveneens niet opportuun.

Conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen die van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie binnen het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van DuPont/Chemours. Deze inrichting heeft maatregelen genomen om het groepsrisico te reduceren. Hierdoor vormt de inrichting geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Het van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Rijksweg A15) vormt geen extern veiligheidsrisico. Ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vormt de PR 10-6-contour geen aandachtspunt voor het bestemmingsplan. Ten behoeve van het plasbrandaandachtsgebied is over een breedte van 25m vanaf de waterlijn de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' opgenomen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg en water vormt dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Vanwege de ligging van een gasleiding binnen het plangebied is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Uit de risicoanalyse blijkt dat de leiding geen belemmering vormt.

Tot slot is vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de gasleiding en spoorlijn een beknopte verantwoording opgesteld. Daaruit blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Vanwege de ligging van een gasleiding binnen het plangebied is de dubbelbestemming Leiding – Gas opgenomen.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is geen sprake van ontwikkelingen die een effect hebben op de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Burgemeester Keijzerweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2 24.9 µg/m3) en fijn stof ( PM10 22.8 µg/m3) langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.6 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Toetsing in het kader van een bestemmingsplan aan de Wet geluidhinder is alleen aan de orde indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen - zoals woningen - mogelijk worden gemaakt.

Onderzoek en conclusie

Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen, zoals woningen, mogelijk gemaakt in het plangebied. Tevens vinden er geen reconstructies van wegen plaats of worden nieuwe wegen aangelegd. Door het uitblijven van deze ontwikkelingen kan een toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege blijven.

4.7 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek en conclusie

Uit de informatie van bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat het plangebied in het verleden is onderzocht voor het aspect bodemkwaliteit. Het plangebied is grotendeels gesaneerd.

Op het perceel Noordhoek 51 sprake is van een ernstige vorm van bodemverontreiniging. In de ontwerp-beschikking Wbb is voor deze locatie het volgende opgenomen:

"Uit de door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid uitgevoerde standaardrisicobeoordeling blijkt dat de aangetroffen verontreiniging geen onacceptabele risico's voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding oplevert. Dit volgt uit de volgende overwegingen:

  • Er is geen sprake van een onbeheersbare situatie of verspreidingsrisico's omdat de omvang van de grondwaterverontreiniging kleiner is dan 6.000 m3 bodemvolume en omdat er geen sprake is van een drijflaag.
  • Er is geen sprake van humane risico's omdat de concentraties minerale olie en vluchtige aromatische koolwaterstoffen in het grondwater, volgens het advies van het RIVM (van 22 maart 2016), bij het huidige gebruik niet kan leiden tot dermate uitdamping naar de binnenlucht dat de TOL -waarde (Toelaatbare Concentratie Lucht) wordt overschreden.
  • Er is geen sprake van ecologische risico's aangezien de verontreiniging zich niet in de eerste meter van de bodem bevindt.

In de ontwerpbeschikking is geconcludeerd dat op de locatie nog steeds sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, maar dat er geen noodzaak is tot het uitvoeren van een spoedige sanering. De sanering kan op een 'natuurlijk moment' (bijvoorbeeld bij herinrichting) plaatsvinden." De ontwerp-beschikking is als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Voor het overige deel van het plangebied is onderzoek uitgevoerd en kan verder onderzoek noodzakelijk zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0004.png"

Figuur 4.2 Uitsnede plangebied Bodemloket

Het bestemmingsplan betreft  een consoliderend plan. Het gebruik van de gronden wijzigt niet en er is derhalve geen noodzaak voor bodemonderzoek. Het aspect bodem staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

Vanwege de buitendijkse ligging valt het plangebied onder het beheer van Rijkswaterstaat (RWS). Daarnaast is ook waterschap Rivierenland geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 3 mei 2016. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de gemeente en het waterschap nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterwet

De Waterwet regelt in hoofdzaak het beheer van watersystemen, waaronder waterkeringen, oppervlaktewater- en grondwaterlichamen. De wet is gericht op het voorkomen dan wel beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, de bescherming en verbetering van kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. De Waterwet onderscheidt rijkswateren en regionale wateren.

  • rijkswateren : watersystemen of onderdelen daarvan die in beheer zijn bij het Rijk; en
  • regionale wateren: watersystemen of onderdelen daarvan die niet in beheer zijn bij het Rijk.

Waterbesluit en waterregeling

De Waterwet maakt het mogelijk of schrijft voor dat bepaalde onderwerpen worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur (bijvoorbeeld het Waterbesluit), een ministeriële regeling (bijvoorbeeld de Waterregeling) of in regelgeving van decentrale overheden. Dit waarborgt de samenhang tussen verschillende aspecten van het waterbeheer en bevordert ook de overzichtelijkheid van de waterbeheerregelgeving.

In het Waterbesluit staat welke wateren, kunstwerken en waterkeringen in beheer zijn bij het rijk en in de Waterregeling wordt dit beheer verder uitgewerkt. Bepaalde delen van de rijkswateren zijn niet relevant voor de bergings- of afvoercapaciteit, maar worden wel intensief gebruikt. Voorbeelden zijn de dorpen langs de Maas en het Rotterdamse havengebied. Voor deze gebieden is het ongewenst om de vergunningplicht en de algemene regels voor het gebruik van het waterstaatswerk te laten gelden. Artikel 6.16 Waterbesluit bepaalt daarom dat de regels voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken niet van toepassing zijn in de gebieden die zijn opgenomen op de kaarten van bijlage IV van het besluit. Bedrijventerrein Noordhoek is daarin opgenomen (figuur 4.3). In die gebieden wordt het gebruik op grond van de Waterwet aan geen enkele beperking onderworpen. De zorgplicht is daar ook niet van toepassing. Het blijven wel waterstaatswerken en dat betekent dat de gedoogplichten van paragraaf 5.4 van de Waterwet er wel kunnen worden opgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0005.png"

Figuur 4.3 Uitsnede plangebied, kaart Waterbesluit, bijlage IV

Beleidslijn grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de Beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving. De Beleidslijn grote rivieren bestaat onder andere uit de Beleidsregels grote rivieren (Bgr), die berusten op artikel 6.12 van het Waterbesluit. Overeenkomstig bijlage 2 van de Bgr zijn de beleidsregels niet van toepassing op bedrijventerrein Noordhoek. Naast het bedrijventerrein omvat het plangebied ook deels rivier de Noord, die volgens de kaart bij het Bgr valt onder het bergend regime (figuur 4.4). Dit betekent dat een vergunning kan worden verleend voor activiteiten indien wordt voldaan aan de algemene rivierkundige voorwaarden die zijn weergegeven in artikel 7 van de Bgr:

  • 1. er is sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • 2. er is geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • 3. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdelijke realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0006.png"

Figuur 4.4 Uitsnede plangebied, kaart bij Bgr

Waterschapsbeleid

Met het Waterbeheerplan 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Hiermee trekt het Waterschap Rivierenland de lijn door van het vorige waterbeheerplan. Bij de uitvoering van het programma beweegt het waterschap mee met veranderingen en benutten zij de kansen die zich voordoen in de regio. Om inhoudelijke ambities te bereiken ligt het accent in de periode 2016-2021 onder meer op:

  • gebiedsgericht werken;
  • waterbewustzijn;
  • innovatie.

Het waterbeheerprogramma is het centrale beleidsdocument van het waterschap. Het programma biedt houvast voor bestuurders en ambtenaren. De doelen en maatregelen in het waterbeheerprogramma zijn opgesteld samen met provincies, gemeenten en andere partijen. Het waterschap houdt rekening met provinciale functies en werkt mee aan het realiseren van provinciale doelen.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Papendrecht heeft samen met het Waterschap Rivierenland het stedelijk waterplan voor de gemeente vastgesteld. Het waterplan heeft betrekking op het oppervlaktewater en het grondwater. In het plan wordt een visie gegeven op het stedelijk water en het realiseren van een gezond en veilig functionerend watersysteem. In het waterplan is een maatregelenpakket uitgewerkt, dat tot 2017 zal worden uitgevoerd.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied omvat het bedrijventerrein Noordhoek, te Papendrecht. Het plangebied is niet gekarteerd. Ten noorden van het plangebied bestaat de bodem uit klei met zware tussenlaag of ondergrond. Hier sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 – 0,8 m beneden het maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Waterkwantiteit

Ten westen grenst het plangebied aan de rivier Noord. Het noordelijk deel van het plangebied wordt begrensd door een C-watergang, die alleen een kernzone bevat. C-watergangen hebben alleen een bergende functie. Deze watergangen zijn van tertiair belang voor het waterbeheer en hiervoor geldt geen onderhoudsplicht.

Veiligheid en waterkeringen

Door het plangebied loopt een primaire waterkering (figuur 4.5). Het plangebied valt grotendeels binnen de kern- en beschermingszone van deze waterkering. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. Daarnaast loopt er een voorlandkering door het plangebied. Ook in de kern- en beschermingszone van deze waterkering gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen. Dit betreft een zone van 25 m aan weerszijden vanuit het hart van de dijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0007.png"

Figuur 4.5 Ligging primaire waterkering plangebied

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Waterkwantiteit

Indien in de toekomst toch ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat wanneer een toename van verharding leidt tot een versnelde lozing van hemelwater op het watersysteem, het hoogheemraadschap compenserende maatregelen vereist.

Waterkwaliteit

Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Eventueel benodigde maatregelen worden in overleg met de waterbeheerder vastgesteld.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Veiligheid en waterkeringen

Omdat er geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt is het bestemmingsplan niet van invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Netwerk de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Toetsingskader

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het NNN worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de Wnb zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van het NNN of een ander natuurgebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. In het plangebied is de ecologische verbindingszone (EVZ) Kijfhoek- Sophiapolder – Nes gelegen. Belangrijk weidevogelgebied ligt op een afstand van circa 1 km. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Boezems Kinderdijk en ligt op een afstand van meer dan 3 km.

Het onderhavige bestemmingsplan is consoliderend van aard, er vinden geen concrete ontwikkelingen plaats. Effecten op beschermde natuurgebieden kunnen derhalve worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0009.png"

Figuur 4.6 Ligging plangebied (rode lijn) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Soortenbescherming

Het onderhavige bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het bestemmingsplan noodzaakt niet tot ingrepen, zodat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan met het oog op de soortenbescherming uit de Wnb niet in het geding is. Het bestemmingsplan heeft dat ook geen nadelige effecten voor beschermde soorten, zoals bedoeld in de Wnb.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Erfgoedverordening Papendrecht 2012

In de Erfgoedverordening Papendrecht 2012 zijn onder andere regels opgenomen over de verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren. De verordening stelt regels vast voor werkzaamheden die kunnen leiden tot de verstoring van een archeologisch verwachtingsgebied. Het gaat dan over de gebieden waar nog geen bestemmingsplan of beheersverordening geldt waar archeologie conform het vastgestelde beleid in is verwerkt. Daarnaast kan het college -op grond van deze erfgoedverordening- vergunningen voor rijksmonumenten verlenen en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden aanwijzen.

Onderzoek

Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland geldt voor een deel van het plangebied, een redelijke tot grote kans op archeologische sporen (zie figuur 4.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp10Noordhoek-3001_0010.jpg"

Figuur 4.7 Ligging plangebied ten opzichte van Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

Vanwege de kans op archeologische sporen in een deel van het plangebied, zijn in het bestemmingsplan de gronden waarbij sprake is van redelijke of hoge verwachtingswaarden voorzien van een dubbelbestemming. Deze dubbelbestemming regelt dat het verlenen van een omgevingsvergunning slechts mogelijk is na beoordeling van de archeologische aspecten, op basis van een nader onderzoek. De opname van de dubbelbestemming is conform de Erfgoedverordening Papendrecht 2012.

Indien bij onderzoek vanwege ontwikkelingen in het kleine deelgebied waarden worden gevonden, kunnen deze niet altijd in de bodem behouden blijven. Opgraving betekent wel dat meer over het gebied geleerd kan worden en dat dit aan een groter publiek bekend kan worden gemaakt.

Conclusie

Het bestemming is consoliderend van aard en voorziet niet in ontwikkelingen. Met het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie worden mogelijke archeologische resten in de bodem beschermd.

4.11 Eindconclusie onderzoeken

Op basis van de onderzoeken is komen vast te staan dat aan de vaststelling van het bestemmingsplan geen belemmeringen in de weg staan.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.

5.2 Wettelijk kader

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

5.3 Opbouw regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

5.4 De bestemmingen

Zoals in de inleiding is gesteld, is het bestemmingsplan consoliderend van aard, waarbij net als het oorspronkelijke bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, waarbij de ruimtelijke en functionele kaders helder zijn.

In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen.

Bedrijventerrein

De gronden ter plaatse van het bedrijventerrein Noordhoek hebben de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Voor de uitleg en argumentatie van de toegepaste milieuzonering binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' wordt verwezen naar paragraaf 4.3. Naast de bedrijven zijn binnen deze bestemming tevens de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen toegestaan. Aan de bedrijfsgebonden kantoorvloeroppervlakte is een maximum gesteld. Ten behoeve van de specifieke bedrijfsfuncties 'kantoor' en 'zandveredeling' zijn op de verbeelding en in de regels functieaanduidingen opgenomen.

Conform het bestemmingsplan 'Parapluherziening Geluid Aan de Noord - Papendrecht' is de geluidsruimte voor de binnen het plangebied gelegen akoestische gebiedseenheden opgenomen. Deze regeling is opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.

In specifieke gebruiksregels is opgenomen dat binnen de betreffende akoestische gebiedseenheid de geluidemissie voor de dag-, avond en nachtperiode in dB(A)/m2 niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. Daarnaast is bepaald dat de geluidimmissie per akoestische gebiedseenheid op de geselecteerde toetspunten niet meer mag bedragen dan in bijlage 2 van de regels is aangegeven. Tevens is bepaald dat in geval van een maximale geluidimmissie lager dan 15 dB(A) etmaalwaarde een maximale geluidimmissie van 15 dB(A) geldt. Ook is aangegeven dat een hogere geluidemissie is toegestaan, mits de maximum geluidimmissie niet wordt overschreden. Op deze wijze is het mogelijk om bij recht, dus direct, een hogere geluidemissie toe te staan, mits dit niet leidt tot een overschrijding van de maximaal toelaatbare geluidimmissie op de toetspunten.

Het bepalen van de geluidemissie en geluidimmissie geschiedt overeenkomstig de uitgangspunten van het rekenmodel 'B-model Aan de Noord, 7 juli 2016, Geomilieu versie 3.11' (zie de begripsbepalingen in artikel 1 lid 34 en 35). Dit model is op te vragen bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee het mogelijk is het bestemmingsplan te wijzigen en de maximum geluidimmissie voor de toetspunten te verhogen of te verlagen. Hierbij mag er geen overschrijding van de geluidzone plaatsvinden en mogen de belangen van andere inrichtingen op het terrein niet onevenredig worden geschaad. Uit akoestisch onderzoek moet blijken dat:

  • de geluidbelasting op de toetspunten een verruiming toelaat;
  • ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken en een uit oogpunt van milieuhinder optimale terreinindeling, een grotere geluidimmissie noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidimmissie te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden.

De bestaande bedrijfssituatie wordt in de afweging betrokken.

Daarnaast is het ook mogelijk om de akoestische gebiedseenheden, alsmede de aanduidingen voor de geluidemissies te wijzigen. Ook hierbij mag er geen overschrijding van de geluidzone plaats te vinden.

Groen

De gronden binnen de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor dijktaluds, bermstroken en andere groenvoorzieningen, watergangen, beplantingen en voet- en fietspaden, alsmede andere bouwwerken zoals lichtmasten, verkeersgeleiders en zitbanken. De tot 'Groen' bestemde gronden vallen gedeeltelijk samen met de ecologische verbindingszone. De ecologische verbindingszone is opgenomen met de aanduiding 'ecologische verbindingszone'.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de wegen in het plangebied. Tevens zijn binnen deze bestemming voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen toegestaan.

Water

De Noord is bestemd tot ‘Water’ ten behoeve van het veilig stellen van de waterstaatkundige belangen.

Leiding - Gas (dubbelbestemming)

In het plangebied ligt een aardgastransportleiding. De bepalingen (met name aan te houden afstanden) met betrekking tot deze leiding zijn verankerd in de regels, de ligging is opgenomen op de verbeelding. Door deze regeling worden bouwwerkzaamheden en de in de regels genoemde activiteiten getoetst aan de belangen verbonden aan de betrokken leiding.

Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen is voorzien in een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag aan de archeologische waarden. Vanwege deze archeologische verwachtingswaarde, dient voorafgaand aan werkzaamheden die dieper gaan dan de bestaande bouwvoor van 30 cm een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Indien uit het onderzoek blijkt dat er resten aanwezig zijn, dan dient in overleg met de provinciaal archeoloog te worden bepaald hoe met deze resten wordt omgegaan.

Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

In verband met de aanwezigheid van een waterkering in het plangebied is op een deel van de gronden de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelegd.

Het dijklichaam wordt door middel van de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ beschermd, terwijl de binnenste beschermingszone van de dijk beschermd wordt door de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - dijk 1’. De gebiedsaanduiding ’vrijwaringszone - dijk 2’ heeft slechts een indicatieve betekenis. De bescherming van de dijk en de binnenste beschermingszone is vormgegeven door een beperking van de ter plaatse geldende bouwregels. Een aanvullende bescherming wordt geboden door het Keur van het Waterschap Rivierenland.

Waterstaat - Bergend regime (dubbelbestemming)

Een deel van het plangebied is gelegen in het bergend regime van de Noord. De betreffende gronden zijn voorzien van de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Bergend regime’.

Gezoneerd industrieterrein (gebiedsaanduiding)

Het gezoneerde industrieterrein is aangeduid op de verbeelding voor zover binnen het plangebied gelegen. In de regels is deze gebiedsaanduiding als volgt opgenomen: 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'.

Geluidzone (gebiedsaanduiding)

De om het gezoneerde industrieterrein gelegen geluidszone is aangeduid met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.

 

Vrijwaringszone - dijk 1 en vrijwaringszone - dijk 2 (gebiedsaanduidingen)

De binnenste beschermingszone van de dijk beschermd wordt door de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - dijk 1’. De gebiedsaanduiding ’vrijwaringszone - dijk 2’ heeft slechts een indicatieve betekenis. De bescherming van de dijk en de binnenste beschermingszone is vormgegeven door een beperking van de ter plaatse geldende bouwregels.

Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen (gebiedsaanduiding)

Een zone van 25 meter langs de oeverlijn is in verband met de vervoer van gevaarlijke stoffen aangeduid als 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. Dit ter bescherming van het plasbrandaandachtsgebied. Ter plaatse van de gronden met deze aanduiding zijn geen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

Vrijwaringszone - vaarweg (gebiedsaanduiding)

Voor de Noord is de aanduiding ‘vrijwaringszone - vaarweg’ opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg. Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de vaarweg toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken met een binnenplanse afwijking, waarbij voorafgaand overleg met de vaarwegbeheerder plaatsvindt.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de uitvoering van werken, zodat de financieel-economische uitvoerbaarheid hiermee is aangetoond. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet voorzien. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde. Ten behoeve van het bestemmingsplan is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd. Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en vooroverlegprocedure

In het kader van inspraak is het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordhoek' gedurende zes weken ter inzage gelegd. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordhoek op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan diverse overleginstanties. De resultaten van inspraak en overleg zijn opgenomen bijlage 5.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbesbestemmingsplan heeft met ingang van 28 april 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn vijf zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en beantwoord in de Nota beantwoording zienswijzen. Deze is opgenomen in bijlage 6.