Plan: | Den Briel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0590.bp03denbriel-3001 |
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek en conclusie
Aangezien binnen het plangebied geen sprake is van functiewijzigingen, maar slechts van een beperkte uitbreiding van de bouwmogelijkheden binnen een bestaande functie (centrumdoeleinden) is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk. Doordat er op de locatie geen ernstige verontreinigingen worden verwacht (dit blijkt uit een indicatief bodemonderzoek7 dat is verricht ten behoeve van het centrumplan Papendrecht, zie Bijlage 9) en de bodem in het recente verleden niet is gebruikt voor bodemverontreinigende activiteiten (er zijn in het verleden tijdelijke detailhandelfuncties gevestigd), kan worden geconcludeerd dat de bodem geschikt kan worden geacht voor de beoogde functies. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect bodemkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Indien de grond ter plaatse van de beoogde parkeergarage buiten het plangebied wordt hergebruikt dient deze te worden getoetst aan de normstelling uit het Besluit bodemkwaliteit.