direct naar inhoud van 4.5 Externe veiligheid
Plan: Bedrijventerrein Het Nieuwland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0590.bp01bedrnieuwland-3001

4.5 Externe veiligheid

Toetsingskader

Algemeen

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van het vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel is hierin voor burgers een acceptabel veiligheidsniveau te waarborgen (dus geen nulrisico). Het risico wordt hierbij bepaald door de kans op en het effect van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij het hanteerbaar maken en beheersen van risico's staan binnen het externe veiligheidsbeleid twee begrippen centraal. Het betreft het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR).

Het PR schetst de kans dat een enkele onbeschermde persoon komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor deze kans worden grens-, richt- en streefwaarden toegepast waarbij een grenswaarde een harde norm is die niet overschreden mag worden. Dit is voor nieuwe situaties de zogenaamde PR 10-6-contour waarbinnen geen kwetsbare objecten en bij voorkeur ook geen beperkt kwetsbare objecten aanwezig mogen zijn8.

Het GR schetst de kans dat een groep van 10, 100, 1.000 enz. personen komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt berekend binnen het invloedsgebied dat ligt tussen de risicobron en lijn waar 1% sterfte optreedt. Bij de beoordeling van een berekend GR en de vraag of deze acceptabel is wordt de zogenaamde oriënterende waarde gehanteerd als ijk- en afweegpunt. Een geaccepteerde toename of overschrijding van de oriëntatiewaarde als gevolg van een ruimtelijk plan dient in het betreffende plan verantwoord te worden. Hierbij wordt verder extra aandacht aan de bescherming van bijzonder kwetsbare groepen geschonken.

Naast het binnen acceptabele grenzen houden van risico's, wordt binnen het externe veiligheidsbeleid ingezet op het (proactief) voorkomen van het ontstaan van niet acceptabele risico's. Ruimtelijke plannen kunnen hier mede aan bijdragen door risicovolle functies en –activiteiten waar mogelijk ruimtelijk te scheiden van bevolkingsconcentraties en overige kwetsbare functies.

Tot slot wordt binnen het externe veiligheidsbeleid aandacht besteed aan het beperken van de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen mocht dit toch optreden. Dit door bij bedrijfs-, vervoers- of ruimtelijke plannen (proportioneel) aandacht te besteden aan bron-, bouwkundige- en bestrijdingsmaatregelen en aan zelfredzaamheid in relatie tot de omvang van het GR.

De meest relevante bestaande en in ontwikkeling zijnde wet- en regelgeving en circulaires worden hieronder kort geschetst. Voor het GR wordt hierbij de bovengeschetste lijn gevolgd.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Via dit besluit wordt een te ontwikkelen en voor de omgeving risicovolle bedrijfsactiviteit dan wel ontwikkelingen in de omgeving van een risicovolle bedrijfsactiviteit getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Het resultaat hiervan wordt in een Wm/Wro-besluit vastgelegd en gehandhaafd. De hierbij gehanteerde PR-normering ziet er als volgt uit:

Tabel 4.2 Gehanteerde PR-normering in het Bevi

situatie   type object   PR = 10-5   10-5 > PR > 10-6  
bestaand
 
kwetsbaar   saneren binnen 3 jaar   saneren voor 2010  
  beperkt kwetsbaar   mag blijven   mag blijven  
nieuw   kwetsbaar   verboden   verboden  
  beperkt kwetsbaar   verboden, tenzij   verboden, tenzij  

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Interim-beleid voor weg-, rail- en watervervoer van gevaarlijke stoffen en haar omgeving tot inwerkingtreding Besluit transportroutes externe veiligheid. De hierbij gehanteerde PR-normering ziet er als volgt uit:

Tabel 4.3 Gehanteerde PR-normering in de circulaire

situatie   type object   PR > 10-5   10-5 > PR > 10-6  
bestaand   kwetsbaar en beperkt kwetsbaar   knelpunt   knelpunt  
nieuw   kwetsbaar   verboden   verboden  
  beperkt kwetsbaar   verboden, tenzij   verboden, tenzij  

In bestemmingsplannen moet expliciet worden geborgd, dat er voldoende afstand bestaat tussen risicobronnen en (beperkt) kwetsbare objecten.

Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev, concept november 2008)

In dit besluit zal hiertoe verder voor het landelijk hoofdwegennet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Basisnet weg, water en spoor) tevens op fysieke wijze een robuuste gebruiksruimte voor het vervoer worden vastgelegd waarbinnen beperkingen voor nieuwe gebruiksfuncties gaan gelden, de Kwetsbaar Objectvrije Zone (KOV-zone). Daarnaast worden ook beperkingen opgelegd in de omgeving van deze wegen als gevolg van de effecten van een optredende plasbrand bij transport, het plasbrandaandachtsgebied. Dit besluit is nog niet in werking getreden. Dit besluit wordt in 2010 verwacht.

Wet vervoer gevaarlijke stoffen

Wetgeving waarbinnen gemeenten, om redenen van externe veiligheid, routes voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen kunnen aanwijzen waarover dit vervoer, bij uitsluiting van andere wegen, moet plaatsvinden. Alleen via ontheffingen kan van deze aangewezen wegen afgeweken worden.

Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984)

Deze Circulaire geeft aan te houden bebouwings- en toetsingsafstanden rond dergelijke leidingen alsmede mogelijkheden hiervan op verantwoorde wijze af te wijken.

Besluit vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (concept 2008)

Via dit besluit wordt een te ontwikkelen en voor de omgeving hiervan risicovol transport door een buisleiding, dan wel ontwikkelingen in de omgeving van een risicovolle buisleiding, getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Het resultaat hiervan wordt in een Vervoers-/Wro-besluit vastgelegd en gehandhaafd. Het besluit volgt de PR-/GR-benadering en normering. Dit besluit is nog niet in werking getreden. De inwerkingtreding wordt in 2010 verwacht.

Onderzoek

Bedrijven in het plangebied

In het plangebied is het vestigen van een inrichting die valt onder het Bevi niet toegestaan, tenzij door middel van een onderzoek kan worden aangetoond dat de PR 10-6-contour binnen de grens van de inrichting blijft (of op gronden met de bestemming Verkeersdoeleinden, Groenvoorzieningen of Water) en het groepsrisico verantwoord wordt en hiervoor een wijzigingsplan wordt opgesteld.

Bedrijven in de omgeving

Het bedrijfsregistratiesysteem van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid, het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen en de provinciale Risicokaart (zie figuur 4.1), zijn geraadpleegd op de aanwezigheid van risicovolle bedrijven in het plangebied en de ruime omgeving ervan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.bp01bedrnieuwland-3001_0003.png"

Figuur 4.1 Situatie externe veiligheid zoals weergegeven op de provinciale risicokaart

Even ten westen van het plangebied ligt het bedrijf Braanker Transport. Op de provinciale risicokaart (zie figuur 4.1) heeft dit bedrijf een PR-contour van 10-6 per jaar van 220 m, die over het plangebied valt. De informatie van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid leert dat de opgeslagen hoeveelheden gevaarlijke stoffen deze contour niet rechtvaardigen. Het genoemde bedrijf valt onder het BARIM en de daarin genoemde afstand van 20 m is van toepassing. Deze kleinere risicocontour valt niet over het plangebied.

Ten noorden van het plangebied ligt een lpg-tankstation. Het invloedsgebied voor het GR van dit bedrijf ligt niet over het plangebied. In de omgeving is eveneens de inrichting van Schenk Papendrecht gevestigd. Uit de vigerende milieuvergunning van 25 maart 2005 blijkt dat de 10-8 contour nog juist buiten het plangebied ligt.

Aardgasleiding

Nabij het plangebied ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de NV Nederlandse Gasunie. Op dit moment geldt formeel de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984). De aanwezige leiding heeft een diameter van 42' en een werkdruk van 67 bar. Deze leiding heeft de volgende afstandscriteria gemeten vanuit het hart van de leiding:

  • 130 m (tabel 1 Circulaire) voor de toetsingsafstand: hierbinnen moet aan weerszijden van de leiding de aard van de omgeving worden nagegaan;
  • 45 m (tabel 4 Circulaire): dit is de minimale afstand tot woonbebouwing (woonwijk en flatgebouwen) en zogenoemde bijzonderde objecten categorie 1;
  • 5 m (tabel 4 Circulaire) incidentele bebouwing en bijzonderde objecten categorie 2.

In de Circulaire staat dat het streven erop gericht moet zijn minimaal de toetsingsafstand aan te houden tot woonbebouwing of een bijzonder object. Planologische, technische en economische redenen kunnen leiden tot kleinere afstanden (tabel 4 Circulaire). De afstand tot overige gebouwen zoals schuren, opslagplaatsen, dierenverblijven, zomerhuisjes kassen etc. bedraagt 5 m (tabel 5 Circulaire).

Momenteel wordt in opdracht van het Ministerie van VROM de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' herzien. Hierbij worden ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw bekeken. De nieuwe circulaire zal naar verwachting in 2010 worden gepubliceerd. Totdat deze circulaire geldt, adviseert het ministerie de gemeenten om rekening te houden met de nieuwe regelgeving.

De PR 10-6-contour van deze gasleiding ligt op de leiding zelf (= dus 0 m). Over de aan te houden risicozonering vanuit de aardgastransportleiding heeft de gemeente nader advies ingewonnen bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Uit het advies van het RIVM blijkt dat het realiseren van bedrijfsgebouwen binnen bepaalde voorwaarden geen onacceptabele overschrijdingen van de risico's teweegbrengt. Uit het advies blijkt het volgende:

  • binnen een strook van 5 m vanuit het hart van de leiding mag niet worden gebouwd;
  • binnen een strook van 5 m tot 45 m vanuit het hart van de leiding mogen geen kwetsbare objecten staan; wel mogen in deze strook beperkt kwetsbare objecten worden opgericht9;
  • indien gebouwd wordt vanaf 5 m van de leiding, wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden bij dichtheden tot 100 personen per hectare;
  • voor bouwwerken die verder liggen dan 45 m van de leiding, zal de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet worden overschreden bij dichtheden tot 250 personen per hectare.

In het onderhavige bestemmingsplan is rekening gehouden met de adviezen van het RIVM met betrekking tot de inhoud van de nog aan te passen circulaire.

Slechts een klein deel van de bestemming 'Bedrijventerrein' ligt binnen een afstand van 45 m vanaf de leiding. Dit betreffen in het algemeen geen kwetsbare objecten. In de regels wordt opgenomen dat binnen deze afstand de vestiging van kwetsbare objecten (zoals kantoren met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m²) niet is toegestaan. Hierdoor wordt voldaan aan het beleid dat momenteel ontwikkeld wordt. Er wordt ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde van 100 personen per hectare zoals aangegeven in het bovenstaande RIVM-advies.

Transport gevaarlijke stoffen over De Noord

Het meest westelijke deel van het plangebied grenst aan de rivier De Noord. Over de Noord vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats waardoor in de omgeving van de vaarweg rekening moet worden gehouden met externe veiligheidsrisico's. Bij vervoer van gevaarlijke stoffen over water gaat het vaak om grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen per vracht.

Het huidige toetsingskader voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over waterwegen wordt gevormd door de Circulaire vervoer van gevaarlijk stoffen die, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het BTEV en de invoering van het Basisnet, per 1 januari 2010 is gewijzigd. In bijlage 2 van de circulaire zijn voor relevante vaarwegen vervoersaantallen weergegeven, inclusief een verdeling over de verschillende categorieën gevaarlijke stoffen. Voor de Noord zijn deze vervoersaantallen echter niet bekend. In de circulaire wordt de Noord aangeduid als een zwarte vaarweg hetgeen betekent dat de rivier de Noord tot de categorie belangrijke binnenvaarwegen wordt gerekend.

Uit het definitief ontwerp van het Basisnet Water (januari 2008) volgt het externe veiligheidsbeleid het vervoer van gevaarlijke stoffen over water. Uit het Basisnet blijkt dat de PR 10-6-contour op geen enkele locatie verder dan de oever reikt. Voor belangrijke binnenvaarwegen (zwart) geldt verder dat er geen nieuwe bestemmingen mogelijk zijn binnen een afstand van 25 m tot de waterlijn.

In een strook met een breedte van 20 m vanuit de walkant van De Noord, geldt dat de aanvrager van een bouwvergunning advies dient in te winnen bij de vaarwegbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de vaarweg niet onevenredig wordt geschaad, en welke voorwaarden eventueel zullen gelden. Verder streeft de gemeente ernaar om, in overleg met de betrokken bedrijven, een strook van 20 m langs het water bereikbaar te houden voor de hulpdiensten op grond van het Toetsingskader ruimtelijke ontwikkeling langs hoofdvaarwegen (RWS, 2004). Bij mogelijk op te treden plasbranden op het water kan dan bestrijding vanaf de walkant plaatsvinden.

Aangezien het plangebied is gelegen op een afstand van circa 100 m van de walkant is er geen sprake van strijdigheid met het beleid op bovenstaande punten.

Verder is van belang dat op grond van het Basisnet Water bij belangrijke binnenvaarwegen (zwart) alleen een berekening van het groepsrisico nodig is indien de bevolkingsdichtheid op de oever meer dan 2.250 personen per hectare (enkele zijde) of 1.500 personen per hectare (beide zijden) bedraagt. Als gevolg van de ontwikkeling van het plan zal de personendichtheid ruimschoots beneden deze aangegeven bevolkingsdichtheden blijven. Binnen het plangebied wordt namelijk in een bouwvlak van in totaal circa 6 ha de ontwikkeling van industriële bedrijvigheid mogelijk gemaakt, waarbij binnen een bouwvlak van circa 1,2 ha tevens zelfstandige kantoren mogelijk zijn. Op grond van de basisgegevens voor personendichtheden uit de handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico10 zijn na uitvoering van het plan maximaal 480 personen (bedrijven/industrie) en 400 personen (kantoor) aanwezig in het plangebied. Dit komt in het plangebied neer op 84 personen per hectare voor de functie industrie/bedrijvigheid en 334 personen per hectare voor de functie kantoor. Gelet op de maximale bevolkingsdichtheid na uitvoering van het plan en de afstand van het plangebied tot de waterlijn is een nadere beschouwing van het groepsrisico achterwege gelaten.

Transport gevaarlijke stoffen over de A15

Aangezien de A15 op meer dan 200 m van het plangebied ligt (namelijk circa 400 m), heeft dit gegeven geen invloed op het onderhavige bestemmingsplan.

Transport gevaarlijke stoffen via de routering gevaarlijke stoffen

In 2001 heeft de gemeente de routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. De Burgemeester Keijzerweg (tot aan de Noordhoek), een gedeelte van de Noordhoek en het Papendrechtse gedeelte van de Hoogendijk zijn daarbij aangewezen wegvakken. De voornaamste transportstromen die plaatsvinden over deze aangewezen wegen vinden plaats richting bedrijventerrein Molenvliet. De verwachting is dat de daarmee gepaard gaande risico's geen noemenswaardige invloed uitoefenen op de in het plangebied opgenomen bestemmingen. In de toekomst zal ervoor moeten worden gewaakt dat nog te vestigen bedrijven transportstromen zullen genereren die onacceptabele risico's voor de toegestane kantoorbebouwing met zich mee brengen. In 2009/2010 wordt de bestaande routering bezien op mogelijke actualisatie.

Betuweroute

Op meer dan 200 m van de te bebouwen delen van het plangebied ligt de Sophiaspoortunnel, waar de Betuweroute doorheen loopt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen via deze route heeft geen invloed op het plangebied.

Verantwoording GR

Door de realisatie van bedrijvigheid in Bedrijventerrein Het Nieuwland zal het GR vanwege de aanwezige aardgastransportleidingen in enige mate toenemen. Ook na realisatie van bedrijven ter plaatse zal ruimschoots worden voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. De mensen die aanwezig zijn binnen het plangebied zijn in het algemeen zelfredzaam (werknemers en eventueel klanten/bezoekers). De fysieke gesteldheid van personen in het gebied is goed, evenals de zelfstandigheid. Vluchtroutes zijn van de bron (aardgasleiding) af gelegen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.