direct naar inhoud van Regels
Plan: BP LG Oudewater & Willeskop - 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0589.bpLGOW1eherz-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel A: Toepassingsbereik

Het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Oudewater & Willeskop' (vastgesteld op 4 juli 2011) is onverkort van toepassing op het plangebied van dit plan, met dien verstande dat het hiervoor genoemde bestemmingsplannen als volgt wordt herzien:

  • correcties zijn groen gemarkeerd en doorhaald ;
  • toevoegingen in de regels zijn vervolgens in geel gemarkeerd;
  • als op de verbeelding geen bestemming is opgenomen, geldt de bestemming van het hiervoor genoemde bestemmingsplan, met de aangepaste regels van dit plan;
  • op gronden waar de verbeelding niet is aangepast en er heeft een bestemmingsplanherziening plaatsgevonden, blijven de regels van de bestemmingsplanherziening van toepassing.

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan BP LG Oudewater & Willeskop - 1e herziening van de gemeente Oudewater;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0589.bpLGOW1eherz-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 de plankaart

de tot het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening NL.IMRO.0589.bpLGOW1eherz-VA01 bestaande uit 10 bladen;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning worden uitgeoefend;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

akker- en vollegrondstuinbouw:

de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw;

boomkwekerij:

een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;

bosbouw:

de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;

fruitteelt:

de teelt van fruit in boomgaarden;

glastuinbouw:

de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en permanente tunnelkassen, waaronder begrepen plastic kassen;

grondgebonden veehouderij:

het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond; de teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in eigen behoefte daaronder begrepen;

intensieve kwekerij:

de teelt van vissen of de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;

intensieve veehouderij:

het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

paardenfokkerij:

het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;

paardenhouderij:

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden;

sierteelt:

de teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling van boomkwekerijgewassen en vaste planten;

1.8 agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboeren)

agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij;

1.9 agrarisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;

1.10 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen);

1.11 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.12 agrarische nevenactiviteit

agrarische functies die bij wijze van nevenactiviteit naast de agrarische bedrijfsvoering als hoofdtak worden geëxploiteerd, en waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt deel uitmaakt van de totale productieomvang van de agrarische hoofdtak;

1.13 antenne-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie, met een apparatuurkast;

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage

een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.17 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen;

1.18 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die rechtstreeks in verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.21 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bestaande bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan zijn, worden of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.25 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik;

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.28 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip in afwijking van het begrip hoofdgebouw de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag
  • een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Er is sprake van een tweede bouwlaag als er een voor de mens begaanbare verdiepingsvloer is voor het stallen van vee. Het maken van gestapelde zitplaatsen voor pluimvee binnen een bouwlaag is toegestaan als voldaan wordt aan dierwelzijnseisen;
1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.36 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.40 dijk

een al dan niet door steenglooiing versterkte aarden wal die dienst doet of heeft gedaan als waterkering langs of om enig water;

1.41 dijkbebouwing

de bebouwing die geheel of gedeeltelijk in een dijk is gebouwd;

1.42 erfafscheiding

de grens tussen twee percelen;

1.43 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.44 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 halfvrijstaande woning

een woning van het type twee-aaneen gebouwd;

1.47 high impact zone

cirkel met een straal die bestaat uit de ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte;

1.48 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.49 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie, afmeting of functie, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.50 hooiberghut

een speciaal soort trekkershut voor kortdurend recreatief nachtverblijf, namelijk in de vorm van een hooi/kapberg met vier palen op de hoeken;

1.51 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de activiteiten in de staat van horeca-activiteiten, die als bijlage bij deze planregels onderdeel uitmaakt van de planregels;

1.52 hulpgebouw

een agrarisch bedrijfsgebouw van ondergeschikte aard, zoals een melkstal, bergschuur of schuilgelegenheid;

1.53 kampeerboerderij

een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwperceel dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen;

1.54 kampeermiddel

een tent, een camper, een kampeerauto, een tourcaravan, een vouwwagen, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.55 kantoor(ruimte)

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)- overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.56 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienen tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.57 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.58 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie;

1.59 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein voor niet meer dan 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.60 knotboom

een boom waarbij de stam is afgezet op een hoogte van niet minder dan 1 m;

1.61 kwetsbaar object

een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.62 landschapsconvenant

overeenkomst tussen de partijen die deelnemen in de gebiedscommissie waarin is afgesproken dat voor houtopstanden op agrarische grond die vallen onder de overeenkomst, geen omgevingsvergunning voor het kappen hoeft te worden aangevraagd en te allen tijde mogen worden verwijderd;

1.63 landschapselement

elementen die de bouwstenen zijn die samen de structuur van het landschap bepalen, zoals hoogstamfruitbomen, knotbomen, geriefhoutbosjes, grienden, houtkades en -singels, heggen, rietlanden en poelen;

1.64 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking;

1.65 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.66 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, ondergeschikte horeca (kantine, foyer en dergelijke) logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.67 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna, in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

1.68 niet-agrarische nevenactiviteit

niet-agrarische functies die bij wijze van nevenactiviteit naast de agrarische bedrijfsvoering als hoofdtak worden geëxploiteerd en die naar aard en omvang ondergeschikt zijn aan de agrarische hoofdtak;

1.69 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.70 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.71 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.72 ondergeschikt

van minder belang;

1.73 ondergrondse bouwlaag

een geheel of gedeeltelijk beneden het peil gelegen, voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte;

1.74 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste één wand;

1.75 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden dan wel het uitoefenen van de paardensport met een oppervlak van maximaal 800 m2;

1.76 paardenstalling/pension

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan;

1.77 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst, of minder dan 5 m daarvan: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
  • c. in andere gevallen en voor ander bouwwerken niet op of in het water: de hoogte van de bestaande omliggende terreinen (maaiveld;
1.78 permanente teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van het matigen van weersinvloeden die gedurende het gehele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt en/of bloembollenteelt;

1.79 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat;

1.80 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.81 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.82 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.83 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.84 reëel agrarisch

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij tenminste een halve tot een volledige arbeidskracht, met een aannemelijk perspectief op volwaardigheid;

1.85 sanering

amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de bestaande fundering; dit alles met uitzondering van de bedrijfswoning;

1.86 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.87 sloop

het al dan niet gedeeltelijk amoveren van bestaande opstallen;

1.88 stacaravan

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.89 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel van de planregels uitmaakt;

1.90 straatmeubilair

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, bloemen- en plantenbakken, straatverlichting, bewegwijzering, telefooncellen en andere vergelijkbare voorzieningen, zoals abri's;

1.91 teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in eigen behoefte

de teelt van ruwvoedergewassen anders dan gras over een oppervlakte, die jaarlijks niet meer bedraagt dan overeenkomt met de oppervlakte aan ruwvoedergewassen die benodigd is ter voorziening in jaarlijkse behoefte aan ruwvoedergewassen van het betrokken bedrijf;

1.92 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van het matigen van weersinvloeden die gedurende maximaal acht maanden worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt en/of bloembollenteelt;

1.93 trekkershut

een eenvoudige accommodatie voor kortdurend recreatief nachtverblijf, die is voorzien van een basisinrichting om te overnachten en te koken;

1.94 tunnelkas

een halfronde constructie van lichtdoorlatend materiaal, geen glas zijnde, die wordt gebruikt voor het optrekken, opkweken of veredelen van gewassen;

1.95 verbeelding
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk gebied Oudewater & Willeskop;
  • b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan Landelijk gebied Oudewater & Willeskopmet legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0589.bpLGOW1eherz-VA01;
1.96 verkoop eigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voorzover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt;

1.97 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van tenminste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en met een bijbehorend volwaardig te verwachten bedrijfsinkomen;

1.98 voorgevelrooilijn

de op een perceel aanwezige lijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen: evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw; dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw; dan wel: de naar de weg gekeerde voorgevelgrens;

1.99 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;

1.100 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterbeheersing en/of –huishouding;

1.101 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.102 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.103 zendmast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst;

1.104 zorgboerderij

de opvang van volwassenen of gehandicapten, inclusief nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van de therapie en waarbij kleinschalige recreatieve voorzieningen en/of een theeschenkerij zijn toegestaan.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en bouwwerken
  • a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
    Vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  • b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen of in het geval van een windturbine tot aan de as van de windturbine.
  • c. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  • d. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  • e. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • f. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  • g. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • h. Afstanden:
    loodrecht.
  • i. Maten:
    Buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwperceel- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf (A-AB)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf (A-AB)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderijbedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': de in sub a aangegeven bestemming, alsmede voor intensieve veehouderij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': de in sub a aangegeven bestemming, alsmede voor een paardenhouderij;
  • d. ter plaatse van het perceel Zuid Linschoterzandweg 15 de in sub a aangegeven bestemming, alsmede een kleinschalig kampeerterrein;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten' voor een zuivelboerderij;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt' voor een fruitteeltbedrijf;
  • g. agrarische nevenactiviteiten mits die plaatsvinden:
    • 1. binnen de bedrijfsgebouwen en tot een oppervlakte van niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning uitgezonderd, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte niet meer dan 300 m2 mag bedragen;
    • 2. buiten en direct aansluitend aan de bedrijfsgebouwen, tot een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2;
  • h. de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten, mits die plaatsvinden binnen de bedrijfsgebouwen en tot een oppervlakte van niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning uitgezonderd, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte niet meer dan 500 m2 mag bedragen:
    • 1. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
    • 2. kano- en roeiboot- of fietsverhuur waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
    • 3. bed & breakfast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2, met dien verstande dat daarbij niet meer dan 1 trekkershut met een oppervlakte van niet meer dan 30 m2 is toegestaan;
    • 4. aan huis gebonden beroepen waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 5. paardenstalling/paardenpension waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2 en het gebruik van de gronden daarvoor niet meer mag bedragen dan 1.200 m2;
    • 6. opslag en stalling van niet agrarische goederen, mits de opslag en stalling van de goederen geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2, en de opslag en of stalling binnen de bestaande bebouwing dient plaats te vinden;

met daarbijbehorende:

  • i. gebouwen;
  • j. bouwwerken geen gebouw zijnde;
  • k. erven en tuinen;
  • l. paardenbak;
  • m. water;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf (A-AB)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwperceel en in aansluiting op de bestaande bebouwing, worden opgericht, waarbij de onderlinge afstand niet meer mag bedragen dan 20 m;
  • b. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot waterlopen mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, gehandhaafd mogen worden;
  • e. voor zover op de plankaart de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is opgenomen geldt dat de hoofdvorm van gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot) hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden;
  • f. bebouwing met meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren is niet toegestaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600  750 m3, waarbij ondergrondse bouwlagen niet meegerekend worden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerken een overkapping bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hooibergen, (kunst)mest- en/of voedersilo's mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van kleinschalige windturbines mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de oppervlakte respectievelijk de inhoud van een mestbassin mag niet meer bedragen dan 750 m2 respectievelijk 2.500 m3;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de uiterlijke verschijningsvorm van gebouwen in verband met de cultuurhistorische waarde die hieraan is of kan worden toegekend;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de landschappelijke inpassing.

3.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 36.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregeling zoals omschreven in:

  • a. 3.2.1  onder b voor de bouw van gebouwen op niet minder dan 1,5 m afstand tot andere gebouwen of perceelgrenzen;
  • b. 3.2.1 onder b voor de bouw van bedrijfsgebouwen op de perceelgrenzen, mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. 3.2.2 onder a en b voor bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 10 m en een bouwhoogte van 15 m, mits dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is en de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden;
  • d. 3.2.3 onder b voor de bouw van een bedrijfswoning met een inhoud van maximaal 750 m3, met dien verstande dat er sprake is van mantelzorg;
  • e. 3.2.3 onder b voor de bouw van een bedrijfswoning met een inhoud van maximaal 850 m3, met dien verstande dat:
  • f. afwijken bij een omgevingsvergunning uitsluitend wordt toegepast indien een te slopen hoofdgebouw een inhoud heeft van tenminste 1.200 m3;
  • g. het te slopen hoofdgebouw dat wordt gesloopt noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt;
  • h. 3.2.3 onder b voor de uitbreiding en/of verbouw van een bestaande agrarische bedrijfswoning ten behoeve van een tweede huishouden, met dien verstande dat:
  • i. uitbreiding plaats vindt binnen het bestaande hoofdgebouw;
  • j. de agrarische bedrijfswoning op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan een inhoud heeft van 750 m3 of meer;
  • k. de uitbreiding en/of verbouw van de agrarische bedrijfswoning niet tot gevolg heeft dat woningsplitsing plaatsvindt;
  • l. alvorens omtrent het bij omgevingsvergunning afwijken te beslissen, burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de agrarische deskundige met betrekking tot de vraag of een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling het bij een omgevingsvergunning afwijken noodzakelijk maakt;
  • m. 3.2.3 onder c en d voor bedrijfswoningen tot een goothoogte van 5,5 m en een bouwhoogte van 9 m, mits de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden;
  • n. 3.2.4 voor silo's en hooibergen tot een bouwhoogte van ten hoogste 23 m indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is en de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden;
  • o. 3.2.5 onder e voor de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van niet meer dan 2 m, met dien verstande dat is aangetoond dat dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • p. 3.2.5 onder g voor de bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak behorende bij een paardenhouderij tot een hoogte van 6 m, met dien verstande dat:
  • q. de bedrijfseconomische noodzaak dient te zijn aangetoond;
  • r. uit overlegd lichtplan is gebleken dat maximaal lichthinder beperkende maatregelen worden genomen bij de keuze en opstelling van het lichtsysteem;
  • s. de ontsteking van verlichting tussen 22.00 en 08.00 uur niet toegestaan is;
  • t. maximaal 1 paardenbak per bestemmingsvlak mag zijn verlicht.

3.4.1 Kleinschalige windturbines

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 voor de bouw van kleinschalige windturbines van ten hoogste 20 m hoog, met dien verstande dat:

  • a. de windturbines worden geplaatst op bestaande bouwpercelen;
  • b. aangetoond dient te worden dat de windturbines landschappelijk goed inpasbaar zijn;
  • c. de windturbines buiten de high impact zone dienen te worden opgericht
  • d. de maximale geluidswaarden voor het stiltegebied niet mag worden overschreden;
  • e. de landschappelijke en natuurlijke waarden die zijn benoemd in de bestemmingsomschrijving van de aan het bouwperceel grenzende gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L) ' en 'Natuur (N)', niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van onbebouwde gronden voor de opslag van niet-agrarische goederen;
  • b. het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het gebruik zoals omschreven in 3.1 ten behoeve van:

  • a. agrarische nevenactiviteiten tot een oppervlakte van niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning uitgezonderd, en tot niet meer dan 500 m2;
  • b. bedrijven in de categorie 1 of 2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • c. een kampeerboerderij tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • d. een kinderboerderij tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2 en waarbij het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
  • e. een kleinschalige horecagelegenheid tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2 en waarbij het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 500 m2;
  • f. ten behoeve van milieuvriendelijke ambachtelijke bedrijven, bijenhouderijen en dierenpensions/hondenkennels tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2;
  • g. ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en/of met het buitengebied samenhangende dan wel daarop gerichte educatieve (buitengebied) functies, waaronder begrepen expositieruimten, natuur- en landschapseducatie en natuur- en landschapsbeheer tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2 en het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 500 m2.

3.6.2 Afwegingskader

De in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de activiteiten binnen het bouwperceel en/of bestaande bebouwing plaatsvinden;
  • b. de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie;
  • c. de activiteit niet tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking leidt;
  • d. de landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. geen strijdigheid met geldende milieuwetgeving ontstaat;
  • f. de geluidsbelasting in stiltegebieden niet negatief wordt beïnvloed.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwperceel te wijzigen in:

  • a. de bestemming 'Wonen - 1 (W-1)', met dien verstande dat:
    • 1. de agrarische bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
    • 2. de voorkeursgrenswaarde (Wet geluidhinder) in acht wordt genomen;
    • 3. het woonhuis wordt gebruikt voor enkelvoudige bewoning;
    • 4. er maximaal 1 woonhuis extra toegestaan wordt;
    • 5. tenminste 1000 m² bebouwd bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsvoering aanwezig is;
    • 6. de volledig oppervlakte (exclusief het karakteristieke) aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
    • 7. de woning binnen het bestaande bouwperceel wordt gebouwd;
    • 8. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
    • 9. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd, waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaats wordt versterkt;
  • b. de bestemming 'Wonen (W)' en toestaan dat één extra woning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de agrarische bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
    • 2. de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 3. tenminste 1.000 m2 bebouwd bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsvoering aanwezig is;
    • 4. de volledige oppervlakte aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
    • 5. de woning binnen het bestaande bouwperceel wordt gebouwd;
    • 6. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
    • 7. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaats wordt versterkt;
  • c. de bestemming 'Bedrijf (B)' met dien verstande dat:
    • 1. de agrarische bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
    • 2. de oppervlakte aan overige bedrijfsgebouwen met niet minder dan 50% wordt gereduceerd, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op cultuurhistorische bebouwing;
    • 3. geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;
    • 4. bestaande gebouwen niet worden uitgebreid;
    • 5. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
    • 6. de vestiging van een bedrijf niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 7. geen strijdigheid met geldende milieuwetgeving ontstaat.

3.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 3.7.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur;
  • f. de geluidsbelasting in stiltegebieden niet negatief wordt beïnvloed.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsvoering ten behoeve van grondgebonden veehouderijbedrijven;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. behoud en versterking van de aan de gronden eigen zijnde waarde voor wat betreft landschappelijke openheid, natuurwaarden in de vorm van weidevogels en waardevolle slootvegetaties en van de cultuurhistorische waarden zich uitende in het verkavelingspatroon;
  • d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. wegen en paden;
  • g. water;
  • h. waterberging;
  • i. groenvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • j. tijdelijke baggerdepots zijn toegestaan;
  • k. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)' aangewezen gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte tot 1,5 m worden gebouwd, met uitzondering van kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen voor de opslag van mest, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-monument' geldt dat de hoofdvorm, bepaald door de oppervlakte en de bouwhoogte, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregeling zoals omschreven in 4.2 voor de bouw van agrarische hulpgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische hulpgebouwen noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gezamenlijke grondoppervlak van de agrarische hulpgebouwen per bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • c. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • e. het grondoppervlak van het betrokken perceel tenminste 1 ha bedraagt;
  • f. de afstand van een agrarisch hulpgebouw tot een agrarisch bouwperceel tenminste 500 m bedraagt;
  • g. de situering geen onevenredige afbreuk doet aan de in 4.1 onder c genoemde waarden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het gebruik zoals omschreven in 4.1 ten behoeve van het overschrijden van een bouwperceel met de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf (A-AB)' , met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het bouwperceel niet meer dan 10% mag worden vergroot, dan wel de oppervlakte die benodigd is op grond van milieuregels;
  • c. de vergroting van het bouwperceel geen onevenredige afbreuk doet aan de in 4.1 onder c genoemde waarden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)' bestemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van paden, wegen of parkeergelegenheden of het aanbrengen van andersoortige terreinverhardingen met een breedte van meer dan 3 m;
  • b. het verlagen, ophogen, afgraven of egaliseren van de bodem;
  • c. het beplanten met houtachtige gewassen van gronden die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet als met bedoelde gewassen beplante gronden konden worden aangemerkt, met dien verstande dat het aanleggen en rooien van geriefbosjes/landschapselementen vergunningsvrij is indien wordt voldaan aan het convenant landschapselementen;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het kappen van knotbomen en waardevolle bomen zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 2 Beschermde bomenlijst;
  • f. het aanleggen van tijdelijke baggerdepots voor de opslag van baggerspecie.

4.5.2 Uitzondering op verbod

Het in 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, het vellen of rooien van geriefbosjes daaronder niet begrepen, tenzij wordt voldaan aan het convenant landschapselementen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. betrekking hebben op het aanbrengen van leidingen ten behoeve van huisaansluitingen.

4.5.3 Strijd met bestemming

De in 4.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de in 4.1 onder c genoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de mogelijkheden voor herstel van de in 4.1 onder c genoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • c. met dien verstande dat van onevenredige aantasting of verkleining geen sprake is indien:
  • d. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75 m;
  • e. het aanbrengen van leidingen zoals bedoeld in 4.5.1 onder d met bijbehorende constructies, installaties of apparatuur – gelet op de waarde van het agrarisch gebied – van geringe betekenis moet worden geacht;
  • f. middels onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden niet aanwezig zijn (onder dubbelbestemming archeologie).

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen:

  • a. in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf (A-AB)', ten behoeve van het vergroten van het bouwperceel, met dien verstande dat:
    • 1. de vergroting van het bouwperceel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
    • 2. de vergroting is afgestemd op de voorgenomen bedrijfsuitbreiding;
    • 3. het grondoppervlak van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    • 4. de vergroting van het bouwperceel geen onevenredige afbreuk doet aan de in 4.1 onder c genoemde waarden;
    • 5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat niet minder dan 15% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water, indien infiltratie niet mogelijk is;
  • b. in de bestemming 'Natuur (N)' ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het provinciaal natuurbeleid;
    • 2. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft.

4.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 4.6.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 5 Bedrijf (B)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf (B)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' tevens een agrarisch loonbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel' voor het bedrijfsperceel:
    • 1. Willeskop 180, tevens de handel in machines en fabricage en handel in veevoer;
    • 2. Willeskop 182, tevens de handel in zand, grint en bestratingsmaterialen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-dierenpension' tevens een dierenpension;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' tevens een agrarisch bedrijf;

met daarbijbehorende:

  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • h. erven en tuinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water;

met dien verstande dat in geen geval zijn toegestaan:

  • l. Bevi-inrichtingen;
  • m. vuurwerkbedrijven;
  • n. Wgh-inrichtingen;
  • o. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994;
  • p. zelfstandige detailhandel;
  • q. zelfstandige kantoren.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf (B)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwperceel worden opgericht;
  • b. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelgrenzen bedraagt niet minder dan 3 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot waterlopen mag niet minder bedragen dan 2 m.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden voor de volgende percelen de volgende regels:

  • a. goothoogte maximaal 4,5 meter en bouwhoogte maximaal 6,5 m tenzij in onderstaande tabel andere hoogtes zijn toegestaan;
  • b. de oppervlakte maximaal de in onderstaande tabel aangegeven oppervlakte:
perceel   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximaal te bebouwen oppervlakte (exclusief bedrijfswoning) maximaal te bebouwen oppervlakte (exclusief bedrijfswoning)  
Noord Linschoterzandweg 27       940 m2  
Damweg 2 + 2a   4 m   8 m   2.270 m2  
Hoenkoopse Buurtweg 2   3 m   7 m   800 m2  
Hoenkoopse Buurtweg 11a   5 m   8 m   1.260 m2  
Hoenkoopse Buurtweg 37   4 m   8 m   610 m2  
Hoenkoopse Buurtweg 45       1.960 m2  
Hoenkoopse Buurtweg 63     9 m   885 m2  
Laan van Snelrewaard 57       1.070 m2  
Laan van Snelrewaard 59       225 m2  
Laan van Snelrewaard 61   6 m   6 m   180 m2  
Utrechtse Straatweg 60       235 m2  
Statenland 3       235 m2  
Waardsedijk 36       1.290 m2  
Waardsedijk 38       872 m2  
Waardsedijk 98       150 m2  
Willeskop 103   5,5 m   7 m   1.050 m2  
Willeskop 131B   5,5 m   9 m   1.355 m2  
Willeskop 139     6 m   965 m2  
Willeskop 180     9 m   1.748 m2  
Willeskop 182   4,5 m   7 m   565 m2  
Willeskop 202     9 m   65 m²  
Willeskop 204       270 m2  
Willeskop 206/208     9 m   1.250 m2  
Zuid-Linschoterzandweg 51   5 m   8 m   700 m2  
Zuid-Linschoterzandweg 53       1483 m2  
Zuid-Linschoterzandweg 54   4 m   8 m   700 m2  

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600  750 m3, waarbij ondergrondse bouwlagen niet meegerekend worden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerk en een overkappingbij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • e. de landschappelijke inpassing.

5.3.1 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 36.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregeling zoals omschreven in:

  • a. 5.2.3 onder c en d ten behoeve van een goothoogte van ten hoogste 5,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9 m;
  • b. 5.2.5 onder a tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m, indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • c. 5.2 voor de bouw van kleinschalige windturbines van ten hoogste 20 m hoog, met dien verstande dat:
    • 1. de windturbines worden geplaatst op bestaande bouwpercelen;
    • 2. aangetoond dient te worden dat de windturbines landschappelijk goed inpasbaar zijn;
    • 3. de windturbines buiten de high impact zone dienen te worden opgericht;
    • 4. de maximale geluidswaarden voor het stiltegebied niet mag worden overschreden;
    • 5. de landschappelijke en natuurlijke waarden die zijn benoemd in de bestemmingsomschrijving van de aan het bouwperceel grenzende gronden met de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L) ' en 'Natuur (N)' niet onevenredig worden aangetast.

5.4.1 Afwegingskader

Een in 5.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de geluidsbelasting in stiltegebieden.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag met een stapelhoogte van meer dan 4 m;
  • b. het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het gebruik zoals omschreven in 5.1 ten behoeve van:

  • a. verzorgende ambachtelijke bedrijven;
  • b. agrarische dienstverlenende bedrijven;
  • c. bedrijven die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge 5.1 toegelaten categorieën;
  • d. alvorens omtrent het bij omgevingsvergunning afwijken te beslissen wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de milieudeskundige omtrent de aard van het bedrijf en de invloed daarvan op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze en de verschijningsvormen – voorzover vereist – getoetst aan de maatgevende milieuaspecten.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd

  • a. de van deze planregels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven in positieve zin kan worden gewijzigd, indien en voorzover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemming van het betreffende bouwperceel te wijzigen in de bestemming 'Wonen (W)' en de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
    • 2. de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
    • 3. het woonhuis is bestemd voor enkelvoudige bewoning;
    • 4. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
    • 5. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd, waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaats wordt versterkt;
  • c. de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen (W)' en toestaan dat één extra woning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
    • 2. de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 3. tenminste 1.000 m2 bebouwd bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsvoering aanwezig is;
    • 4. de volledige oppervlakte aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
    • 5. de woningen binnen het bestaande bouwperceel worden gebouwd;
    • 6. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
    • 7. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaats wordt versterkt.

5.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 5.7.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden

  • a. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening (B-NV)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening (B-NV)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor wonen in een bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. water.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening (B-NV)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600  750 m3, waarbij ondergrondse bouwlagen niet meegerekend worden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerken een overkapping bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 7 Bedrijf - Waterzuivering (B-WZ)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Waterzuivering (B-WZ)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een rioolwaterzuiveringsinstallatie;

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water.
7.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Waterzuivering (B-WZ)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 8 Groen (G)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen (G)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. opgaande beplanting;
  • c. het behoud en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • d. kleinschalige recreatieve voorzieningen;
  • e. water;
  • f. parkeerplaatsen;

met daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. paden.
8.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen (G)' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
8.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Groen (G)' bestemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewassen die aangeduid worden als knotboom of die op de beschermde bomenlijst (Bijlage 2 Beschermde bomenlijst) staan;
  • b. het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden.

8.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 8.3.1 verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

8.3.3 Voorwaarden vergunning

Een in 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden en/of de afschermende werking van de beplanting.

Artikel 9 Horeca (H)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca (H)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie;

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. erven en terreinen;
  • e. water;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca (H)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

9.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • b. voor zover op de plankaart de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is opgenomen geldt dat de hoofdvorm van gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.

9.2.2 Bedrijfswoning

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600  750 m3;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

9.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerken een overkapping bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning.

9.2.4 Gebouwen ten dienste van een zaalaccommodatie

Voor gebouwen ten dienste van een zaalaccommodatie gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1.100 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet mee bedragen dan 10 m.

9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijn mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
  • b. de aan- en afvoerroutes van goederen;
  • c. de parkeerruimte voor bezoekers, cliënten en/of vracht)verkeer;
  • d. met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden niet onevenredig wordt geschaad.

9.3.1 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de in 36.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 10 Kantoor (K)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor (K)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. erven;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water.
10.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor (K)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

10.2.1 Gebouwen

Voor gebouwenten dienste van een kantoor gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden opgericht binnen het bouwperceel;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 170 m2;
  • c. voor een vrijstaand kantoorgebouw geldt tevens dat:
  • d. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijn mag niet meer bedragen dan 3 m.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid
10.3.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. De bestemming van het betreffende bouwperceel te wijzigen in de bestemming 'Wonen (W)', met dien verstande dat:
  • b. de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
  • c. de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
  • d. het woonhuis is bestemd voor enkelvoudige bewoning;
  • e. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • f. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd, waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaatse wordt versterkt.

10.3.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 10.3.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats (M-BP)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats (M-BP)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een voormalige begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', voor het behoud van de cultuurhistorische waarde van de begraafplaats en de gebouwen;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water.
11.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats (M-BP)' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

11.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. voor zover op de plankaart de aanduiding 'karakteristiek' is opgenomen geldt dat ter behoud van de cultuurhistorische waarde van de begraafplaats en de gebouwen de hoofdvorm van de gebouwen, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 12 Natuur (N)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur (N)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke waarden;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische waarden;
  • d. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  • e. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • f. waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten en watergangen zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

met daarbijbehorende;

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • i. voorzieningen;

met dien verstande dat in verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen, toepassing van artikel 3.6a Wet ruimtelijke ordening is uitgesloten.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur (N)' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als stand- of stallingsplaats ten behoeve van kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen ten gevolge waarvan een onevenredige aantasting van de natuur(wetenschappe)lijke waarden ter plaatse plaatsvindt.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Natuur (N)' bestemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
  • b. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden of parkeergelegenheden of het aanbrengen van andersoortige terreinverhardingen;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • d. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • e. het graven of dempen van sloten en poelen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

12.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • d. waarvoor een vergunning (te verlenen door de minister) is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • e. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie (R-DR)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie (R-DR)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
  • b. sport en recreatieve voorzieningen in de vorm van:
    • 1. een skeelerbaan;
    • 2. een lig- en speelweide;

alsook ondergeschikte en daarbijbehorende horeca;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • f. wegen;
  • g. paden;
  • h. water;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie (R-DR)' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Recreatie - Kampeerterrein (R-KT)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein (R-KT)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een camping, waar gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober mag worden gekampeerd, met daarbijbehorende en ondergeschikte voorzieningen, detailhandel en horeca;

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Kampeerterrein (R-KT)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

14.2.1 Gebouwen

Voor gebouwengelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en erfgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • b. per seizoenplaats mag ten hoogste één berging of bergkist worden gebouwd waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 m2;
  • c. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 30 m2;
  • d. de goothoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3 m.

14.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het kampeerterrein

Voor een gebouw ten behoeve van voorzieningen voor het kampeerterrein gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 40 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

14.2.3 Trekkers- en hooiberghutten

Voor trekkers- en hooiberghutten gelden de volgende regels:

  • a. het aantal trekkers- en/of hooiberghutten mag niet meer dan 3 bedragen;
  • b. de oppervlakte van een trekkers- of een hooiberghut mag niet meer dan 30 m2bedragen;
  • c. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hooiberghut mag niet meer dan 3,8 m bedragen.

14.2.4 Bedrijfswoning

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bebouwingsvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij anders aangegeven op de plankaart;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600  750 m3, waarbij ondergrondse bouwlagen niet meegerekend worden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

14.2.5 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerken een overkapping bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning.

14.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 15 Recreatie - Volkstuin (R-VT)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin (R-VT)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hobbytuinbouw;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. andere-werken;
  • d. voorzieningen;
  • e. water.
15.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin (R-VT)' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen uitsluitend worden gebouwd op een volkstuin met een oppervlakte van tenminste 100 m2;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van plantenkassen mag per volkstuin niet meer dan 10 m2 bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bergingen mag per volkstuin niet meer dan 6 m2bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

15.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijndegeldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 16 Sport - Manege (S-MA)

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege (S-MA)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve beoefening van de paardensport met ondergeschikte en bijbehorende horeca;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek': tevens voor een dierenkliniek;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. andere werken;
  • f. wegen;
  • g. paden;
  • h. water;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport - Manege (S-MA)' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en erfgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • b. het bouwperceel mag met niet meer dan 70% bebouwd worden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

16.2.2 Bedrijfswoning

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' de bedrijfswoningen uitsluitend twee-aaneen mogen worden gebouwd;
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600  750 m3, waarbij ondergrondse bouwlagen niet meegerekend worden;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

16.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerken een overkapping bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning.

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 17 Tuin (T)

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin (T)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-theetuin': een theetuin;

met daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. paden;
  • e. andere werken;
  • f. erven;
  • g. parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin (T)' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijndeworden gebouwd ten dienste van de bestemming met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
17.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Tuin (T)' bestemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewassen die aangeduid worden als knotboom of die op de beschermde bomenlijst (Bijlage 2 Beschermde bomenlijst) staan.

17.3.2 Uitzondering op verbod

Het in 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, het vellen of rooien van geriefbosjes daaronder niet begrepen, tenzij wordt voldaan aan het landschapsconvenant landschapselementen;
  • c. reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.

Artikel 18 Verkeer (V)

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer (V)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. andere werken, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met water;
  • d. water;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer (V)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

18.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. De oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 50 m2.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8,5 m.

Artikel 19 Verkeer - Voet-/Fietspad (V-VF)

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voet-/Fietspad (V-VF)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen en faunapassages;
  • c. andere werken, al dan niet gelijkvloerse kruisingen water;
  • d. water;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van langzaam verkeer.
19.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Voet-/Fietspad (V-VF)' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 20 Water (WA)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water (WA)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder dammen, duikers, gemalen, krooshekken en sluizen;
  • c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers met daarbijbehorende oevers, taluds en voorzieningen;
  • d. kleinschalige recreatieve voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' is een woonark toegestaan;

met daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • g. andere werken;
  • h. kruisingen met (spoor)wegen; waaronder bruggen;
  • i. dammen;
  • j. duikers.
20.2 Bouwregels

Op de voor 'Water (WA)' aangewezen gronden mogen uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen, aanlegsteigers, dammen, duikers, gemalen, krooshekken, sluizen en bewegwijzering voor het verkeer te water worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bruggen ten hoogste 5 m mag bedragen.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van bouwregeling zoals omschreven in 20.2 en toestaan dat steigers en vlonders worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. uit een advies van de waterbeheerder blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de watergang geen bezwaar bestaat.

Artikel 21 Wonen (W)

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen (W)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' tevens voor de verhuur van heftrucks, met dien verstande dat:
  • c. geen buitenopslag is toegestaan;
  • d. parkeren uitsluitend op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theetuin' tevens voor een theetuin, met dien verstande dat parkeren uitsluitend op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'museum' tevens voor een kleinschalig museum, waarbij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 200 m2, met dien verstande dat parkeren uitsluitend op eigen terrein plaatsvindt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' tevens voor een bed & breakfast waarbij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 200 m2, met dien verstande dat parkeren uitsluitend op eigen terrein plaatsvindt;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt voor het adres:
  • i. Hoenkoopse Buurtweg 59 te Oudewater dat niet meer dan 1 kampeermiddel en 5 stacaravans zijn toegestaan, met dien verstande dat de stacaravans uitsluitend vervangen mogen worden door tourcaravans;
  • j. Zuid-Linschoterzandweg 21 te Snelrewaard dat 5 kampeermiddelen zijn toegestaan;

met daarbijbehorende:

  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • m. tuinen en erven.
21.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen (W)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

21.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen tot perceelgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd;
  • c. voor zover op de plankaart de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-monument' is opgenomen geldt dat de hoofdvorm van gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden;
  • d. voor zover op de plankaart de aanduiding 'karakteristiek' is opgenomen geldt dat ter behoud van de cultuurhistorische waarde van de gebouwen de hoofdvorm van de gebouwen, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.

21.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 woonhuis toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600  750 m3;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, gehandhaafd mogen worden;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat de inhoud en goot- en bouwhoogte van de gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meer bedraagt dan de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezige inhoud en goot- en bouwhoogte.

21.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerken een overkapping bij een woonhuis gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning.

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijndegelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • d. de landschappelijke inpassing.

21.3.1 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de in 36.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregeling zoals omschreven in:

  • a. 21.2.1 voor het bouwen op geringe afstanden van, dan wel op de erfscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is;
  • b.  21.2.1 voor een hoger bebouwingspercentage, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is;
  • c. 21.2.1 tot een goothoogte van ten hoogste 5,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9 m;
  • d. 21.2.2 onder b voor de bouw met een inhoud van maximaal 750 m3, met dien verstande dat er sprake is van mantelzorg.
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
21.6.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Wonen (W)' bestemde gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' – voor zover de Monumentenwet daarin niet voorziet – geheel of gedeeltelijk te slopen.

21.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het geheel of gedeeltelijk slopen is slechts toelaatbaar indien door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel ter voorkoming van gevaar.

Artikel 22 Wonen - 1 (W-1)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1 (W-1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • b. de volgende nevenactiviteiten, mits die plaatsvinden binnen de gebouwen en tot een oppervlakte van niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, de woning uitgezonderd, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte niet meer dan 500 m2 mag bedragen:
  • c. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • d. kano- en roeiboot- of fietsverhuur waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • e. bed & breakfast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2;
  • f. paardenstalling/paardenpension waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2 en het gebruik van de gronden daarvoor niet meer mag bedragen dan 1.200 m2;
  • g. opslag en stalling van niet agrarische goederen, mits de opslag en stalling van de goederen geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2, en de opslag en of stalling binnen de bestaande bebouwing dient plaats te vinden;

met daarbijbehorende:

  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. tuinen en erven;
  • k. paardenbak.
22.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - 1 (W-1)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

22.2.1 Gebouwen

Voor gebouwengelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen tot perceelgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd;
  • c. voor zover op de plankaart de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is opgenomen geldt dat de hoofdvorm van gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.
22.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 woonhuis toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600  750 m3;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de inhoud mag worden vergroot tot niet meer dan de inhoud van het gebouw waarvan de oorspronkelijke woning deel uitmaakt;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, gehandhaafd mogen worden.

22.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerk en een overkappingbij een woonhuis gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, gehandhaafd mogen worden.

22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijn mag niet meer bedragen dan 3 m.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • d. de landschappelijke inpassing.

22.3.1 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de in 36.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van bouwregeling zoals omschreven in:

  • a.   22.2.1 onder a voor het bouwen op geringe afstanden van, dan wel op de erfscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is;
  • b. 22.2.1 onder b voor een hoger bebouwingspercentage, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is;
  • c. 22.2.2 onder a voor het splitsen van (voormalige) boerderijen in 2 woningen met dien verstande dat:
    • 1. de 2e woning binnen het bestaande hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;
    • 2. splitsing van (voormalige) boerderijen alleen is toegestaan bij hoofdgebouwen met een inhoud van meer dan 800 m3 ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
    • 3. het bij omgevingsvergunning afwijken wordt niet toegestaan indien te verwachten is dat hierdoor een bestaand agrarisch of niet-agrarisch bedrijf in een nadeligere milieusituatie komt te verkeren;
  • d. 22.2.2 onder b voor de bouw met een inhoud van maximaal 750 m3, met dien verstande dat er sprake is van mantelzorg;
  • e. 22.2.2 onder b voor de nieuwbouw met een inhoud van maximaal 850 m3, met dien verstande dat:
    • 1. het bij omgevingsvergunning afwijken wordt uitsluitend toegepast indien een hoofdgebouw met een minimale inhoud van 1.200 m3 wordt gesloopt;
    • 2. het hoofdgebouw dat wordt gesloopt noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt;
  • f. 22.2.2 onder b en 22.2.2 onder c ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten het woonhuis met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat één en ander bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij;
  • g. 22.2.2 onder d en e tot een goothoogte van ten hoogste 5,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9 m;
  • h. 22.2.3 onder a voor het bouwen van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. bestaande (voormalige) bedrijfsbebouwing wordt afgebroken;
    • 2. sanering van de op de kaart als zodanig aangeduide cultuurhistorisch waardevolle bebouwing uitsluitend toelaatbaar is indien de bebouwing in zodanige slechte toestand verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd;
    • 3. de oppervlakte van de te slopen bebouwing voor 100% mag worden teruggebouwd tot een oppervlakte van 100 m2 en de resterende oppervlakte van de te slopen bebouwing voor 50% mag worden teruggebouwd tot een oppervlakte van 200 m2, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer zal bedragen dan 25% van het bestemmingsvlak;
    • 4. de nieuw te bouwen oppervlakte op een afstand van niet meer dan 50 m van de woning wordt gesitueerd;
    • 5. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
  • i.  22.2.4 onder d voor de bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak behorende bij een paardenhouderij tot een hoogte van 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak dient te zijn aangetoond;
    • 2. uit overlegd lichtplan is gebleken dat maximaal lichthinder beperkende maatregelen worden genomen bij de keuze en opstelling van het lichtsysteem;
    • 3. de ontsteking van verlichting tussen 22.00 en 08.00 uur niet toegestaan is;
    • 4. maximaal 1 paardenbak per bestemmingsvlak mag zijn verlicht.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning en het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels
22.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 22.1 ten behoeve van de volgende nevenactiviteiten bij voormalige boerderijen:

  • a. bedrijven in de categorie 1 of 2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • b. agrarische loonbedrijven of mechanisatiebedrijven tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 500 m2;
  • c. veearts/hoefsmederij, veehandelsbedrijven, tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • d. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • e. fouragehandel: handel in zaaizaad en pootgoed tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • f. kampeerboerderij tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • g. kinderboerderij tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2 en waarbij het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
  • h. kleinschalige horecagelegenheid tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2 en waarbij het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 500 m2;
  • i. sociale- of zorgfuncties (resocialisatie, therapie, gehandicapten, kinderopvang) tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • j. museum/tentoonstellingsruimte tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2 en waarbij het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 500 m2;
  • k. dierenpension, hondenfokkerij, kennel tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2.

22.6.2 Afwegingskader

De in 22.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien:

  • a. de activiteiten binnen het bouwperceel en/of bestaande bebouwing plaatsvinden;
  • b. de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie;
  • c. de activiteit niet tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking leidt;
  • d. de landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. geen strijdigheid met milieuwetgeving ontstaat;
  • f. de geluidsbelasting in stiltegebieden niet negatief wordt beïnvloed.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid
22.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de realisering van één extra woning mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
  • b. de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
  • c. tenminste 1.000 m2 bebouwd bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsvoering aanwezig is;
  • d. de volledige oppervlakte aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. de woningen binnen het bestaande bouwperceel worden gebouwd;
  • f. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • g. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaats wordt versterkt.

22.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 22.7.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 23 Leiding - Gas (L-G)

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas (L-G)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een belemmeringenstrook ter breedte van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

met daarbijbehorende:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. andere werken.
23.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas (L-G)' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

23.3.2 Afwegingskader

De in 23.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de gasleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Leiding - Gas (L-G)' bestemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • b. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • c. graafwerkzaamheden;
  • d. het in de grond drijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • g. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden;
  • h. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

23.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 23.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

23.4.3 Toelaatbaarheid

Een in 23.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. het behoud van een veilige ligging van de gasleiding en de continuïteit van de functie van de gasleiding zijn gewaarborgd;
  • b. uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de gasleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

Artikel 24 Leiding - Riool (L-R)

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor'Leiding - Riool (L-R)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding ten behoeve van het transport van rioolwater met een belemmeringenstrook ter breedte van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

met daarbijbehorende:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. andere werken.
24.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Riool (L-R)' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

24.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
24.3 Afwijking van de bouwregels
24.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

24.3.2 Afwegingskader

Een in 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de rioolleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

Artikel 25 Waarde - Archeologie (WR-A)

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie (WR-A)' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en de bescherming van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • d. voorzieningen.
25.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie (WR-A)' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

25.2.1 Uitzondering

Het bepaalde in 25.2 is niet van toepassing op:

  • a. een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bodem op een grotere diepte dan 0,3 m niet verder wordt verstoord;
  • b. bouwwerken en bouwplannen met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • c. een bouwplan die betrekking heeft op een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en zonder heiwerkzaamheden zal worden geplaatst;
  • d. bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden;
  • e. activiteiten waar geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist is;
  • f. bouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgelegd.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

25.3.2 Afwegingskader

Een in 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat.

25.3.3 Omgevingsvergunning niet vereist

Een in 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning is niet vereist indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.Een in 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning is niet vereist indien:
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
25.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Waarde - Archeologie (WR-A)' bestemde gronden over een oppervlakte van 50 m2 of meer de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het egaliseren en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
  • d. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 30 cm onder peil;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • g. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • h. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 30 cm;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil.

25.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
  • b. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. die reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • d. die reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • e. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • f. ten dienste van de in 25.2.1 genoemde (bouw)werkzaamheden;
  • g. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.

25.4.3 Strijd met de bestemming
  • a. Uitvoering van de andere-werken is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden middels advisering door een deskundige afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.

Artikel 26 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog (WR-AVWH)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog (WR-AVWH)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en de bescherming van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • d. voorzieningen.
26.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog (WR-AVWH)' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

26.2.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in 26.2 is niet van toepassing op:

  • a. een bouwplan die betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bodem op een grotere diepte dan 0,3 m niet verder wordt verstoord;
  • b. bouwwerken en bouwplannen met een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  • c. een bouwplan die betrekking heeft op een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en zonder heiwerkzaamheden zal worden geplaatst;
  • d. bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden;
  • e. activiteiten waar geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist is;
  • f. bouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgelegd.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

26.3.2 Afwegingskader

Een in 26.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat.

26.3.3 Omgevingsvergunning niet vereist

Een in 26.3.1 genoemde omgevingsvergunning is niet vereist indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.

26.3.4 Verplichtingen

Aan een in 26.3.1 genoemde omgevingsvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg de volgende verplichtingen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
26.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L)' bestemde gronden over een oppervlakte van 200 m² of meer de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • d. het egaliseren en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • e. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  • f. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
  • g. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 30 cm onder peil;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • j. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • k. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 30 cm;
  • l. het verlagen of verhogen van het waterpeil.

26.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. die reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • d. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

dan wel indien:

  • e. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • f. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

26.4.3 Strijd met de bestemming
  • a. Uitvoering van de andere-werken is in strijd met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog (WR-AVWH)' indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden middels advisering door een deskundige afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.

26.4.4 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een aanlegvergunning kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen van een ter zake deskundige.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid
26.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en de bestemming van het gebied wijzigen dan wel laten vervallen:

  • a. indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  • b. indien andere wettelijke regelen daartoe aanleiding geven.

Artikel 27 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog (WR-AVWM)

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog (WR-AVWM)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en de bescherming van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • d. voorzieningen.
27.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog (WR-AVWM)' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

27.2.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in 27.2 is niet van toepassing op:

  • a. een bouwplan die betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bodem op een grotere diepte dan 0,3 m niet verder wordt verstoord;
  • b. bouwwerken en bouwplannen met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2;
  • c. een bouwplan die betrekking heeft op een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1 m en zonder heiwerkzaamheden zal worden geplaatst;
  • d. bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden;
  • e. activiteiten waar geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist is;
  • f. bouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgelegd.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

27.3.2 Afwegingskader

Een in 27.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat.

27.3.3 Omgevingsvergunning niet vereist

Een in 27.3.1 genoemde omgevingsvergunning is niet vereist indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.

27.3.4 Verplichtingen

Aan een in 27.3.1 genoemde omgevingsvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg de volgende verplichtingen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
27.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog (WR-AVWM)' bestemde gronden de volgende werken of werkzaamheden over een oppervlakte van 2.500 m2 of meer uit te voeren:

  • a. het egaliseren en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
  • d. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 100 cm onder peil;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • g. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • h. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 30 cm;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil.

27.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. die reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • d. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

dan wel indien:

  • e. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • f. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

27.4.3 Strijd met de bestemming
  • a. Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog (WR-AVWM)' indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden middels advisering door een deskundige afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.

27.4.4 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een aanlegvergunning kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen van een ter zake deskundige.

27.5 Wijzigingsbevoegdheid
27.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en de bestemming van het gebied wijzigen dan wel laten vervallen:

  • a. indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  • b. indien andere wettelijke regelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 28 Waarde - Ecologie (WR-E)

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie (WR-E)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
  • b. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschaps- en natuur(wetenschappe)lijke waarden;

met daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken;
  • d. voorzieningen.
28.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Ecologie (WR-E)' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, ingevolge dit plan toegestane bouwwerken slechts worden opgericht indien en voor zover de belangen van de ecologische verbindingszone en de ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschaps- en natuurwaarden dit toestaan.

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het waarborgen van de landschappelijke, ecologische en natuurlijke kwaliteit ter plaatse;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Specifieke gebruiksregels
28.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen ten gevolge waarvan een onevenredige aantasting van de natuurwetenschappelijke ter plaatse plaatsvindt;
  • b. de nieuwvestiging van agrarische functies of teelten die voor de bedrijfsvoering (al dan niet deels) afhankelijk zijn van het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld onder a;

alsmede het gebruiken en laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze die:

  • c. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschappelijke waarden aantast of negatief kan beïnvloeden.
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
28.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de tot 'Waarde - Ecologie (WR-E)' bestemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. de bedrijfsmatige teelt van gewassen die naar hun aard en wijze van telen negatieve invloed kunnen hebben op natuur(wetenschappe)lijke waarden, indien en voor zo ver deze teelten nog niet aanwezig waren op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht krijgt;
  • b. het aanleggen of verharden van paden, wegen of parkeergelegenheden of het aanbrengen van andersoortige terreinverhardingen met een breedte van meer dan 3 m;
  • c. het verlagen, ophogen, afgraven of egaliseren van de bodem;
  • d. het beplanten met houtachtige gewassen van gronden die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet als met bedoelde gewassen beplante gronden konden worden aangemerkt, met dien verstande dat het aanleggen en rooien van geriefbosjes/landschapselementen vergunningsvrij is indien wordt voldaan aan het convenant landschapselementen;
  • e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het kappen van knotbomen en waardevolle bomen zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 2 Beschermde bomenlijst;
  • g. het aanleggen van tijdelijke baggerdepots voor de opslag van baggerspecie.

28.5.2 Uitzondering op verbod

Het in artikel 28.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer, onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn of nog legaal mogen worden uitgevoerd op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. betrekking hebben op de verbetering van de landschappelijke kwaliteit ter plaatse
  • e. betrekking hebben op de ecologische kwaliteit ter plaatse;
  • f. betrekking hebben op de natuurwetenschappelijke kwaliteit ter plaatse.

28.5.3 Strijd met bestemming
  • a. Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de landschappelijke, ecologische en natuurwetenschappelijke waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de landschappelijke, ecologische en natuurwetenschappelijke waarde van de gronden middels andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering (WS-WK)

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering (WS-WK)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterhuishouding door middel van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, waarbij deze bestemming ten opzichte van de onderliggende bestemming van primaire betekenis is.

29.2 Bouwregels

Op de op de plankaart voor 'Waterstaat - Waterkering (WS-WK)' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering (WS-WK)' worden gebouwd;
  • b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de basisbestemming met dien verstande dat:
    • 1. de belangen van de waterkering hierdoor niet worden geschaad;
    • 2. Burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies inwinnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of bij de bouwplannen het aan hem toevertrouwde belang voldoende wordt ontzien en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de situering, de verhouding breedte-diepte, de nokrichting en dakvorm van gebouwen;
  • b. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. teneinde aldus zeker te stellen dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluiten op de in het gebied gebruikelijke bouwvormen en passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving; daarbij wordt rekening gehouden met de reeds aanwezige bebouwing en oriëntatie van de voorgevels; het stellen van nadere eisen op dit punt mag er niet toe leiden dat de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen in onevenredige mate worden aangetast;
  • d. het aantal en de situering van parkeervoorzieningen op het eigen terrein, mede in relatie tot die in het openbaar gebied.
31.2 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  • c. terreinafscheidingen.
31.3 Geluidszones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  • b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.

Artikel 32 Algemene gebruiksregels

32.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • c. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • d. de uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • e. het gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
32.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als genoemd in 32.1 die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemmingsomschrijving mag worden gebruikt;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk regel, vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend;
  • c. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en/of leidingen, met uitzondering van buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in dit plan specifiek zijn geregeld.

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels

33.1 milieuzone
33.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' mogen geen nieuwe geur- of geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd, tenzij ze behoren tot de inrichting waarvoor een milieuzone is gegeven.

33.2 veiligheidszone
33.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd, tenzij ze behoren tot de inrichting waarvoor een veiligheidszone is gegeven.

33.2.2 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'veiligheidszone'

  • a. wijzigen, indien en voorzover de propaantank is verplaatst naar een locatie waardoor de veiligheidszone wordt gewijzigd;
  • b. verwijderen, indien en voor zover de propaantank feitelijk is verwijderd.
33.3 veiligheidszone - lpg
33.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe het lpg-vulpunt behoort.

33.3.2 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg'

  • a. wijzigen, indien en voorzover het lpg-vulpunt is verplaatst naar een locatie waardoor het groepsrisico wordt verkleind;
  • b. verwijderen, indien en voor zover het lpg-vulpunt feitelijk is verwijderd.
33.4 vrijwaringszone - straalpad
33.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.

33.4.2 Bouwregels

Voor een bouwwerk geldt de volgende regel:

De bouwhoogte mag niet meer dan 32m bedragen.

33.4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.4.2 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot niet meer dan 40 m.

33.4.4 Afwegingskader

Een in 33.4.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de straalpadbeheerder blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

34.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. artikel 3, 4 en 22 ten behoeve van de realisering van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    • 1. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast met afschermende en groenblijvende beplanting;
    • 2. het gebruik van de gronden ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein niet meer bedraagt dan 0,5 ha, met dien verstande dat de voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing buiten het kleinschalig kampeerterrein mogen worden aangelegd;
    • 3. per kleinschalig kampeerterrein niet meer dan 3 trekkers- en/of hooiberghutten zijn toegestaan;
    • 4. de oppervlakte van een trekkers- of een hooiberghut mag niet meer dan 30 m2bedragen;
    • 5. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
    • 6. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van een hooiberghut mag niet meer dan 3,8 m bedragen;
    • 8. sanitaire voorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen niet meer dan 40 m2 bedragen;
      • de goothoogte van de gebouwen ten behoeve van de sanitaire voorzieningen niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • d. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast en de bij afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het bestemmingsplan;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • g. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwperceel naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwperceelgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
    • 4. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
    • 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
34.2 Afwegingskader

Een in 34.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

35.1 Algemene wijzigingsbevoegheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen:

  • a. ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. voor en de bouw van antenne-installaties ten behoeve van (mobiele) telecommunicatie met dien verstande dat:
  • c. de hoogte van de antenne-installatie niet meer mag bedragen dan 5 m, gemeten tussen de voet van de antenne en het hoogste punt van de antenne-installatie;
  • d. de gebruikers zoveel mogelijk gebruik dienen te maken van elkaars installaties, tenzij dit technisch niet mogelijk is.
35.2 Afwegingskader

De in 35.1 genoemde wijziging kan worden toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 36 Algemene procedureregels

36.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende vier weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 37 Overige regels

37.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

38.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

38.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

38.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

38.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 38.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in 38.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
38.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 38.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

Artikel 39 Slotregel

Deze planregels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het BP LG Oudewater & Willeskop - 1e herziening.