Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Papekopperstraatweg 18, Papekop met identificatienummer NL.IMRO.0589.BPppksrtwg18-VA01 van de Gemeente Oudewater;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 archeologische waarde
oudheidkundige waarde, vooral in de vorm van archeologische relicten in hun oorspronkelijke context; zowel grote complexen/structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel (dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak) dat is of mag worden bebouwd;
1.9 bed & Breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen;
1.10 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van vaststelling is ingediend;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat;
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en gedeeltelijke ondergrondse bouwdelen, maar met uitsluiting van geheel ondergrondse bouwdelen en zolders. Een dakterras wordt eveneens als (onderdeel van) een bouwlaag gerekend;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 erf
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is of zijn;
1.24 huishouden
een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is;
1.25 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (gesloten) dak, zonder eigen wanden;
1.26 peil
- niveau van het maaiveld;
of
- voor zover blijkt uit de betreffende bestemmingsregeling;
1.27 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.28 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.29 voorgevelrooilijn
de lijn in het verlengde van de voorgevel;
1.30 woning
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden, niet zijnde een woonschip of -ark;
1.31 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.32 zorgwoning
een woning die dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte (crisisopvang), al dan niet in combinatie met medische en/of verzorgende ondersteuning, bijvoorbeeld voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 gebouwen en bouwwerken
2.1.1 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.2 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat indien het bouwwerk een woonschip betreft het volgende geldt:
- vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals masten, stuurhutten, lichtkoepels, schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.4 lengte, breedte en diepte van bouwwerken
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
2.1.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de (fictieve) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een gebouw of van een overig bouwwerk;
2.1.6 onderlinge afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 Ondergeschikte bouwwerken
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;
- water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- ondergeschikt het wonen in de vorm van zorgwoningen.
met de daarbij behorende:
- overige bouwwerken;
- toegangswegen en verhardingen;
- parkeervoorzieningen
- groenvoorzieningen;
- tuinen en erven;
- water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen, tenzij in de bestaande situatie een kleinere maat aanwezig is, dan geldt die kleinere maat als maximaal toelaatbaar;
- de breedte van een naast de woning geprojecteerde aan- of uitbouw mag ten hoogste 5 m bedragen;
- bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
- overigens geldt het volgende voor het gehele plangebied, tenzij in de bestaande situatie een grotere maat aanwezig is, dan geldt die grotere maat als maximaal toelaatbaar:
| | Max. grond-oppervlak | | | |
woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen) | 1, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven * | - | 1.200 m³ ** | 4,5 m | 8 m *** |
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen | - | 50 m² | - | 3 m | - |
erf- en terreinafscheidingen- voor de voorgevelrooilijn - elders | - | - | - | - | 1 m
2 m
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m |
* Exclusief ondergeschikte zorgwoningen
** Exclusief ondergrondse bouwlagen; het erf mag voor ten hoogste 50% van het grondoppervlak worden bebouwd;
*** De bouwhoogte van aan- en uitbouwen moet tenminste 1,5 m lager zijn dan de bouwhoogte van het aanliggende hoofdgebouw (woning).
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Hoogtemaat woning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4.2 sub e tot een goothoogte van ten hoogste 5,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9 m.
4.3.2 Afstandsmaat
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4.2 sub b voor het bouwen op geringe afstanden van, dan wel op de erfscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is.
4.3.3 Bouwen t.o.v. voorgevelrooilijn
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4.2 sub d voor het bouwen op een afstand korter dan 3 m achter de voorgevelrooilijn, indien dit bijdraagt aan een clustering van erfbebouwing en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse ten goede komt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
- het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
- de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 140 m²;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
- het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
- er vinden geen horeca- en detailhandelsactiviteiten plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- er vindt geen opslag of verkoop van motorbrandstoffen plaats.
voor faciliteiten ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, gelden de volgende regels:
- paardenbakken en bijbehorende faciliteiten zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
- per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
- de afmeting van de paardenbak bedraagt maximaal 20 bij 40 m;
- lichtmasten zijn niet toegestaan.
4.4.2 Zorgwoningen
Voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw voor ondergeschikte zorgwoningen gelden de volgende regels:
- ten hoogste twee zorgwoningen met een totale maximum oppervlakte van 150 m².
4.4.3 Bed & Breakfast
Voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw voor Bed & Breakfast gelden de volgende regels:
- Bed & Breakfast en toeristisch-recreatieve verblijfseenheden tot een vloeroppervlak van niet meer dan 200 m².
- het parkeren dient binnen het bestemmingsvlak dient plaats te vinden.
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting ecologisch onderzoek
Het verbouwen en in gebruik nemen van de schuur voor het bedoelde in
artikel 4.1 sub a en
artikel 4.1 sub b is uitsluitend toegestaan indien uit een nader onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van (vaste rust- en verblijfplaatsen van) vleermuizen in de schuur kan worden uitgesloten, danwel dat in voldoende mate zeker is dat een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming kan worden verkregen.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van een archeologische deskundige namens het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing voor:
- een bouwwerk met een (verstorings)oppervlakte van ten hoogste 200 m²; of
- de bodem niet meer dan 30 cm onder maaiveld wordt verstoord;
- bouwwerken op gronden waarvan door middel van een schriftelijke bron kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische lagen of dieper dan de grond zal worden geroerd als gevolg van de bouw; bij de beoordeling hiervan wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Onder een handelen in strijd met het bepaalde in
artikel 5.2 en
artikel 5.4 wordt ook aangemerkt het faseren of splitsen van bouwwerkzaamheden of werkzaamheden met het kennelijk oogmerk om de beperking in
artikel 5.2 of het verbod in
artikel 5.4 te ontduiken.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitzonderingsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Waarde - Archeologie 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ondergrondse sloop, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van
artikel 5.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 5.2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- uitgevoerd worden op gronden waarvan door middel van een schriftelijke bron kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische lagen of dieper dan de uit te voeren werken en werkzaamheden; bij beoordeling hiervan wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige;
- uitgevoerd worden in het kader van normaal onderhoud.
5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 5.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 6
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van een archeologische deskundige namens het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing voor:
- een bouwwerk met een (verstorings)oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²; of
- de bodem niet meer dan 30 cm onder maaiveld wordt verstoord;
- bouwwerken op gronden waarvan door middel van een schriftelijke bron kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische lagen of dieper dan de grond zal worden geroerd als gevolg van de bouw; bij de beoordeling hiervan wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder een handelen in strijd met het bepaalde in
artikel 6.2 en
artikel 6.4 wordt ook aangemerkt het faseren of splitsen van bouwwerkzaamheden of werkzaamheden met het kennelijk oogmerk om de beperking in
artikel 6.2 of het verbod in
artikel 6.4 te ontduiken.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Uitzonderingsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Waarde - Archeologie 6 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ondergrondse sloop, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van
artikel 6.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid artikel 6.2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10.000 m²;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- uitgevoerd worden op gronden waarvan door middel van een schriftelijke bron kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische lagen of dieper dan de uit te voeren werken en werkzaamheden; bij beoordeling hiervan wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige;
- uitgevoerd worden in het kader van normaal onderhoud.
6.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid
artikel 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen, bestemmingsgrenzen en regels worden overschreden door gebouwen, voor zover de overschrijding ten behoeve van de isolatie van het gebouw geschiedt en de overschrijding ten hoogste 0,25 m bedraagt.
8.2.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
- de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
- bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
8.2.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 8.2.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarde dat:
- de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- burgemeester en wethouders advies inwinnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de water omtrent het bepaalde onder a.
8.3 Bestaande afstanden en andere maten
Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
- In aanvulling op het bepaalde onder d geldt dat indien gebruik is gemaakt van een saneringsregeling waar onder d naar verwezen wordt, het oppervlak aan bebouwing dat in de nieuwe situatie is ontstaan als bestaand mag worden beschouwd, ook als dit oppervlak groter is dan volgens de bouwregels van de betreffende bestemming is toegestaan.
8.4 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van bouwgrenzen, aanduidingen of bestemmingsgrenzen door gebouwen, voor zover de overschrijding ten behoeve van de isolatie van het betreffende gebouw geschiedt en de overschrijding maximaal 0,25 meter betreft.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inrichting
Het oprichten van bouwwerken en het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' is uitsluitend toegestaan indien uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij de toelichting is gevoegd.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels:
ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de volgende voorwaarden:
losse masten met hekwerken, gebouwtjes en dergelijke zijn alleen toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen;
installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
- tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
afwijken van de bestemmingsplanregels, zodat zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte kan worden omgezet, mits:
- de omzetting geen onevenredige toename van de verkeersintensiteit tot gevolg heeft;
- wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernorm per woning 0,6 pp bedraagt;
- minimaal 5 m² berging aanwezig is per onzelfstandige woonruimte.
10.2 Afwijken van de bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 2 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of indien de afwijken van maten en bouwgrenzen leidt tot een toename van de stikstofdepositie.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Waarde - Archeologie
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de bestemming
Waarde - Archeologie 2 en
Waarde - Archeologie 6 geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- alvorens over de wijziging te besluiten wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij een deskundige inzake archeologie.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen cq. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald.
12.2 Voldoende parkeergelegenheid
- Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Papekopperstraatweg 18, Papekop van de Gemeente Oudewater