direct naar inhoud van Artikel 22 Wonen - 1 (W-1)
Plan: Landelijk gebied Oudewater & Willeskop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0589.000006-0711

Artikel 22 Wonen - 1 (W-1)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1 (W-1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • b. de volgende nevenactiviteiten, mits die plaatsvinden binnen de gebouwen en tot een oppervlakte van niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, de woning uitgezonderd, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte niet meer dan 500 m2 mag bedragen:
    • 1. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
    • 2. kano- en roeiboot- of fietsverhuur waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
    • 3. bed & breakfast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2;
    • 4. paardenstalling/paardenpension waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2 en het gebruik van de gronden daarvoor niet meer mag bedragen dan 1.200 m2;
    • 5. opslag en stalling van niet agrarische goederen, mits de opslag en stalling van de goederen geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2, en de opslag en of stalling binnen de bestaande bebouwing dient plaats te vinden;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen en erven;
  • f. paardenbak.
22.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - 1 (W-1)' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

22.2.1 Gebouwen

Voor gebouwengelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen tot perceelgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd;
  • c. voor zover op de plankaart de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is opgenomen geldt dat de hoofdvorm van gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.
22.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 woonhuis toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de inhoud mag worden vergroot tot niet meer dan de inhoud van het gebouw waarvan de oorspronkelijke woning deel uitmaakt;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, gehandhaafd mogen worden.
22.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor een bijbehorend bouwwerk en een overkappingbij een woonhuis gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en de afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk moet tenminste 1,5 m lager zijn dan bouwhoogte van de woning;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, gehandhaafd mogen worden.
22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijn mag niet meer bedragen dan 3 m.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • d. de landschappelijke inpassing.
22.3.1 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de in 36.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van bouwregeling zoals omschreven in:

  • a. 22.2.1 onder a voor het bouwen op geringe afstanden van, dan wel op de erfscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is;
  • b. 22.2.1 onder b voor een hoger bebouwingspercentage, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is;
  • c. 22.2.2 onder a voor het splitsen van (voormalige) boerderijen in 2 woningen met dien verstande dat:
    • 1. de 2e woning binnen het bestaande hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;
    • 2. splitsing van (voormalige) boerderijen alleen is toegestaan bij hoofdgebouwen met een inhoud van meer dan 800 m3 ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
    • 3. het bij omgevingsvergunning afwijken wordt niet toegestaan indien te verwachten is dat hierdoor een bestaand agrarisch of niet-agrarisch bedrijf in een nadeligere milieusituatie komt te verkeren;
  • d. 22.2.2 onder b voor de bouw met een inhoud van maximaal 750 m3, met dien verstande dat er sprake is van mantelzorg;
  • e. 22.2.2 onder b voor de nieuwbouw met een inhoud van maximaal 850 m3, met dien verstande dat:
    • 1. het bij omgevingsvergunning afwijken wordt uitsluitend toegepast indien een hoofdgebouw met een minimale inhoud van 1.200 m3 wordt gesloopt;
    • 2. het hoofdgebouw dat wordt gesloopt noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt;
  • f. 22.2.2 onder b en 22.2.2 onder c ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten het woonhuis met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat één en ander bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij;
  • g. 22.2.2 onder d en e tot een goothoogte van ten hoogste 5,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9 m;
  • h. 22.2.3 onder a voor het bouwen van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. bestaande (voormalige) bedrijfsbebouwing wordt afgebroken;
    • 2. sanering van de op de kaart als zodanig aangeduide cultuurhistorisch waardevolle bebouwing uitsluitend toelaatbaar is indien de bebouwing in zodanige slechte toestand verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd;
    • 3. de oppervlakte van de te slopen bebouwing voor 100% mag worden teruggebouwd tot een oppervlakte van 100 m2 en de resterende oppervlakte van de te slopen bebouwing voor50% mag worden teruggebouwd tot een oppervlakte van 200 m2, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer zal bedragen dan 25% van het bestemmingsvlak;
    • 4. de nieuw te bouwen oppervlakte op een afstand van niet meer dan 50 m van de woning wordt gesitueerd;
    • 5. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
  • i. 22.2.4 onder d voor de bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak behorende bij een paardenhouderij tot een hoogte van 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak dient te zijn aangetoond;
    • 2. uit overlegd lichtplan is gebleken dat maximaal lichthinder beperkende maatregelen worden genomen bij de keuze en opstelling van het lichtsysteem;
    • 3. de ontsteking van verlichting tussen 22.00 en 08.00 uur niet toegestaan is;
    • 4. maximaal 1 paardenbak per bestemmingsvlak mag zijn verlicht.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning en het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels
22.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 22.1 ten behoeve van de volgende nevenactiviteiten bij voormalige boerderijen:

  • a. bedrijven in de categorie 1 of 2 van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • b. agrarische loonbedrijven of mechanisatiebedrijven tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 500 m2;
  • c. veearts/hoefsmederij, veehandelsbedrijven, tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • d. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • e. fouragehandel: handel in zaaizaad en pootgoed tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • f. kampeerboerderij tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • g. kinderboerderij tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2 en waarbij het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
  • h. kleinschalige horecagelegenheid tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2 en waarbij het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 500 m2;
  • i. sociale- of zorgfuncties (resocialisatie, therapie, gehandicapten, kinderopvang) tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2;
  • j. museum/tentoonstellingsruimte tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 200 m2 en waarbij het gebruik van de gronden niet meer bedraagt dan 500 m2;
  • k. dierenpension, hondenfokkerij, kennel tot een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 100 m2.
22.6.2 Afwegingskader

De in 22.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien:

  • a. de activiteiten binnen het bouwperceel en/of bestaande bebouwing plaatsvinden;
  • b. de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie;
  • c. de activiteit niet tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking leidt;
  • d. de landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. geen strijdigheid met milieuwetgeving ontstaat;
  • f. de geluidsbelasting in stiltegebieden niet negatief wordt beïnvloed.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid
22.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de realisering van één extra woning mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
  • b. de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
  • c. tenminste 1.000 m2 bebouwd bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsvoering aanwezig is;
  • d. de volledige oppervlakte aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. de woningen binnen het bestaande bouwperceel worden gebouwd;
  • f. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • g. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaats wordt versterkt.
22.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 22.7.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.