direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Korendijk, Sluisjesdijk 50 Piershil
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0588.BPBG13hp1017-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Korendijk, Sluisjesdijk 50 Piershil van de gemeente Korendijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML–bestand

NL.IMRO.0588.BPBG13hp1017-ON01/VG01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar

ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het

bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend,

waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 achtergevel

de gevel van het hoofdgebouw die 'tegenover' de voorgevel is gelegen.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van

gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijen.

1.10 akker– en vollegrondstuinbouw

de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen fruit– en bollenteelt en gemengde tuinbouw.

1.11 fruitteeltbedrijf

de teelt van fruit op open grond;

1.12 vollegronds tuinbouwbedrijf

een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.13 gemengd tuinbouwbedrijf

de teelt van tuin– en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;

1.14 glastuinbouw

de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

1.15 grondgebonden veehouderij

het houden en opfokken van melk– en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;

1.16 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht

(op)fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokkerijbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven;

1.17 paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's en de handel in paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.18 sierteelt

een agrarisch bedrijf gericht op het telen van siergewassen en het kweken van

sierplanten.

1.19 ambachtelijke activiteiten

ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging en/of geheel of

overwegend door middel van handwerk verrichten van productie.

1.20 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.21 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een

opgravingsvergunning beschikt.

1.22 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende

overblijfselen uit oude tijden.

1.23 bebouwing

een of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.24 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of

inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.25 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands–, hoogte–, inhouds– en oppervlaktematen, die op het tijdstip van

inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met

inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.29 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het

vergroten van een bouwwerk.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag/woonlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke

hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.37 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps– of bedrijfsactiviteit.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis– en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.40 extensieve recreatie

een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de

omgeving, zoals wandelen en fietsen.

1.41 extensief recreatief medegebruik

een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de

omgeving, zoals wandelen en fietsen, welke mag worden uitgeoefend naast een andere functie.

1.42 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 internetverkoop

verkoop van artikelen via internet door de bewoner van de woning, waarbij op het perceel alleen administratieruimte en/of magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.45 kampeermiddel

a een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte

daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, bedoelt voor recreatief nachtverblijf.

1.46 kampeerterrein

een terrein of plaats met daarbij behorende voorzieningen, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.47 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.48 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding– of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen– en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.49 kleinschalige ambachtelijke bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke activiteiten, waarvoor geen melding– of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen– en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.50 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten,

informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen,

vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.51 landschappelijke inpassing

inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;

1.52 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet–levende natuur.

1.53 mantelzorg

zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een

hulpbehoevende door één of meerdere leden in diens directe omgeving, waarbij de

zorgverlening voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.

1.54 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.55 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,

gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.56 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en ten hoogste 1

wand.

1.57 peil
  • a. voor gebouwen die op maximaal 1 m van de weg liggen: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor aan- en uitbouwen geldt het peil van hoofdgebouw.
1.58 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van

diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.59 teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische

bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak),

boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren en die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, hagelnetten en dergelijke.

1.60 teeltondersteunende voorzieningen, permanent

teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden

gebruikt, niet zijnde een kas. Deze permanente voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.

1.61 theetuin / theeschenkerij

een theetuin/ theeschenkerlij is een gelegenheid, al dan niet met zitplaatsen in de tuin, waar thee en andere verfrissingen, niet zijnde alcoholische dranken, alsmede ter plaatse bereide kleine etenswaren kunnen worden genuttigd.

1.62 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die aan de weg ligt waaraan deze is genummerd.

1.63 voorgevelrooilijn

de (denkbeeldige) lijn in en in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan één geval gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in en in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

1.64 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor– en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot

perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne–installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne–installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne–installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne–installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne–installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de

scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Ondergrondse bebouwing en bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 

Artikel 3 Agrarisch 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij,
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
    • 1. de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van waardevolle openheid en verkavelingstructuur (polderpatroon);
    • 2. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle oevervegetaties en weidevogels;
    • 3. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de historische bebouwing, het ontginningspatroon en (het reliëf van) de historische dijken en kreken;
  • c. voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties.
  • b. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen.
  • c. Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders.
  • d. Het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag van mest.

Artikel 4 Groen - Landschappelijke inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en in stand houden van beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, erven en verhardingen;
  • b. water en waterberging.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2m.

Artikel 5 Tuin 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
  • b. voorzieningen, zoals groen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde of verharde) paden, toegangswegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Wonen 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

het wonen daaronder begrepen aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of internetverkoop;

één woning per bestemmingsvlak;

daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

6.2.1 Algemeen

hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

6.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de woning mag bestaan uit maximaal 1 bouwlaag met kap.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • c. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, met uitzondering van de bebouwing bedoeld onder d.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte' bedraagt de inhoud van de woning maximaal 1.000 m3. De ondergrondse bebouwing en de bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
  • e. De afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, voor zover het hoofdgebouw niet aaneengebouwd is. 
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m.

De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°.

De dakhelling mag niet meer bedragen dan 65°.

De gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "vrijkomende agrarische bebouwing" een grotere oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan, namelijk de bestaande oppervlakte.

Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Ondergeschikt medegebruik van de woonfunctie

Medegebruik van de woning voor een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop is toegestaan mits:

  • a. Het brutovloeroppervlak ten behoeve van een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop ten hoogste 25% bedraagt van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 40 m².
  • b. De woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en het medegebruik ondergeschikt is.
  • c. De bewoner van de woning degene is die het beroep, de activiteit of internetverkoop uitoefent.
  • d. Het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft, wat kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • e. In voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
  • f. Er geen buitenopslag plaatsvindt.
  • g. Reclame-uitingen ten dienste van de activiteit, beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met een maximale afmeting van 1 meter x 0,5 meter aan de gevel of in de voor- of zijtuin en bij plaatsing van dit bord in de voor- of zijtuin op maximaal 1 meter hoogte.
  • h. Bij internetverkoop geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen artikelen niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden.
6.3.2 kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen in de vorm van een minicamping is niet toegestaan.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 teneinde een bed & breakfast mogelijk te maken, met dien verstande dat:

de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

ten hoogste 5 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 12 gasten mogen verblijven;

de voorziening ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, waarbij de bed & breakfast alleen in een bijgebouw kan plaatsvinden als de betreffende gebouwen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertonen;

er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein.

6.4.2 Theetuin/theeschenkerij

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 teneinde tevens een theetuin/theeschenkerij mogelijk te maken met dien verstande dat:

de oppervlakte ten hoogste 40 m² mag bedragen;

de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

theeschenkerijen zijn uitsluitend toegestaan binnen of bij bestaande bebouwing en/of bouwmogelijkheden;

theetuinen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een recreatieve functie.

6.4.3 kleinschalige bedrijfsactiviteiten groter dan 40 m2

In afwijking van het bepaalde onder 6.3.1.a. kunnen binnen de gebiedsaanduiding 'vrijkomende agrarische bebouwing' kleinschalige bedrijfsactiviteiten groter dan 40 m2 worden toegestaan tot maximaal 200 m2, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Er is sprake van vrijkomende agrarische bebouwing;
  • b. Er mag geen aantasting zijn van de beeldbepalende vrijkomende agrarische bebouwing;
  • c. Mag niet leiden tot verrommeling van het landschap;
  • d. Geen belemmeringen voor de ontwikkeling van naastgelegen (agrarische) bedrijven;
  • e. Geen milieuhinderlijke activiteiten;
  • f. Latere uitbreidingsmogelijkheden worden niet toegestaan;
  • g. Geen buitenopslag;
  • h. Geen detailhandel en industriële bedrijvigheid;
  • i. Het bedrijf moet mag maximaal een bedrijf in categorie 1 of 2 van de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG zijn;
  • j. De voorwaarden uit 6.3.1 blijven van toepassing.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;

ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;

een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie – 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

het verlagen of verhogen van het waterpeil;

het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0588.BPBGA13-VG01/r_NL.IMRO.0588.BPBGA13-VG01_0029WaardeArcheologi.html in acht is genomen;

een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m2;

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels 

Artikel 8 Antidubbeltelregel 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels 

9.1 Overschrijding bouwgrenzen en goothoogten

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en goothoogten mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2,5 m bedraagt;

tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2 m bedraagt;

andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 1,5 m bedraagt;

tot gebouwen behorende dakkapellen en hellende dakvlakken, topgevels, antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.

9.2 Bestaande maten

Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten, dakkapellen en hellende dakvlakken afwijken van de maatvoeringregels in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als regels voor de maatvoering, met dien verstande dat:

bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

dakkapellen en hellende dakvlakken, die niet passen binnen de maatvoering zoals in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als toelaatbaar worden aangehouden;

ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;

op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.

Artikel 10 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening 

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;

brandweeringang;

bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

de ruimte tussen bouwwerken;

parkeergelegenheid en laad– en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels 

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte (ten behoeve van bijvoorbeeld mantelzorg).

Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken.

Het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing.

11.2 Parkeren
  • a. In geval van een nieuwe ontwikkeling, wijziging van gebruik of uitbreiding van een niet-woonfunctie met meer dan 50 m², dient in voldoende mate voorzien te worden in parkeergelegenheid, waarbij voldaan moet worden aan de parkeerkencijfers van het AV-CROW en dat als uitgangspunt het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.b In geval van wijziging van het gebruik, dient in voldoende mate voorzien te worden in parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels 

12.1 Algemeen

Het bevoegde gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend – middels een omgevingsvergunning af- wijken van de regels voor:

afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;

de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken – daaronder niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen –, mits deze bouwwerken geen grotere (goot– of boeibord)hoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m² hebben;

de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere goot– of boeibordhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m³ hebben;

de bouw van straatmeubilair en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de hoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;

de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer dan 15 m bedraagt. De omgevingsvergunning voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.2 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

het bouwen binnen 2 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens binnen de bestemming 'Agrarisch' en het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelsgrens binnen de bestemming 'Wonen', mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

12.3 Afwijking bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

het vergroten van de maximaal toegestane inhoud, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

12.4 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels 

13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en citeerbepaling 

Artikel 14 Overgangsrecht 

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

het bevoegde gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan'

Buitengebied Korendijk, Sluisjesdijk 50 Piershil'.

's-Hertogenbosch, februari 2014/april 2015/juni 2016/december 2016/februari/maart 2017

CUIJPERS ADVIES

Projectbureau Ruimtelijke Ontwikkeling b.v.