In het kader van de bestemmingsplanprocedure dient aangetoond te worden, dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Om te kunnen beoordelen of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen moet eerst naar de huidige functie van het plangebied worden gekeken.
Omdat onderhavig plan een milieugevoelig object omvat, is bodemonderzoek noodzakelijk. In opdracht van Van der Giesen B.V. heeft Inventerra in mei 2008 een verkennend bodemonderzoek verricht op de locatie aan de Nieuwstraat 35 te Westmaas. Doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse. Als uitgangspunt voor de opzet van het bodemonderzoek is de werkwijze volgens de NEN 5740 ‘Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek’ (NEN, 2000) toegepast.
Uit het rapport (kenmerk: 08-2066-R01JV) blijkt dat de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek geen belemmering voor de voorgenomen eigendomstransactie hoeft te vormen. Nader onderzoek of nadere maatregelen worden door Inventerra vooralsnog niet noodzakelijk geacht. Opgemerkt wordt dat bij toekomstige graafwerkzaamheden beperkingen worden gesteld aan vrijkomende grond, vanwege de aangetoonde licht verhoogde gehalten zware metalen en PAK in de grond. De vrijkomende grond dient dan conform het Bouwstoffenbesluit (AP04) gekeurd te worden voor afzetmogelijkheden elders. Tevens dient rekening gehouden te worden met het verwijderen van de afgezande tank en appendages bij een toekomstige herinrichting van het terrein, bijvoorbeeld bij sloop van de opstallen.