Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerrein Reedijk Heinenoord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0585.BPHNDBTreedijk-VA01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
  1. het plan
    het bestemmingsplan “ Bedrijventerrein Reedijk Heinenoord” van de gemeente Binnenmaas;
  2. aan huis verbonden bedrijf
    het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
  3. aan huis verbonden beroep
    een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
  4. aanduiding
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  5. aanduidingsgrens
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  6. afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels 
    een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
  7. bebouwing
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  8. bebouwingspercentage
    een percentage van bebouwing gerekend over het bouwperceel;
  9. bedrijfsgebonden kantoren
    een kantoor ten dienste van en fysiek verbonden aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten;
  10. bedrijfskantoor
    een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden welke een directe relatie heeft met op een op dezelfde perceel aanwezige productie;
  11. bedrijfswoning
    een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
  12. beperkt kwetsbaar object
    1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
    2. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
    3. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
    4. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
  13. bestaand
    bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
    bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  14. bestemmingsplan
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0585.BPHNDBTreedijk-VA01  met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen indien van toepassing);
  15. bestemmingsgrens
    de grens van een bestemmingsvlak;
  16. bestemmingsvlak
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  17. bijbehorende bouwwerk
    functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
  18. bouwen
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  19. bouwlaag
    een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
  20. bouwgrens
    de grens van een bouwvlak;
  21. bouwperceel
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  22. bouwperceelgrens
    een grens van een bouwperceel;
  23. bouwvlak
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
  24. bouwwerk
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld ter plaatse te functioneren;
  25. bruto vloeroppervlak
    de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
  26. detailhandel
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of ter plaatse leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  27. erfgrens
    de grens tussen twee kadastrale percelen;
  28. erotisch getinte vermaaksfunctie
    een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
  29. gebouw
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  30. hoofdgebouw
    een gebouw dat, gelet op de bestemming en of verschijningsvorm, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
  31. inwendige hoeken
    een perceel welke gelegen is aan twee voorzijden waarbij deze onder een hoek tegen elkaar gelegen zijn;  
  32. kantoor
    een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
  33. kwetsbaar object
    1. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
    2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
      1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
      2. scholen;
      3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
      2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
    4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  34. overkapping
    een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
  35. peil
    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de hoofdontsluitingsweg ten tijde van de aanleg, op een nader door de gemeente aan te geven hoogte gerelateerd aan NAP.
  36. perifere detailhandel
    detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair alsmede bouwmarkten en detailhandel in woninginrichting waar onder meubelen, die vanwege de omvang en aard van de goederen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden.
  37. showroom
    uitstallingsruimte voor goederen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet direct kunnen worden geleverd;
  38. staat van Bedrijfsactiviteiten
    een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
  39. verdiept parkeren
    een gebouwde parkeervoorziening geheel of gedeeltelijk beneden maaiveld; waarbij een minimale diepte van 1,5 meter beneden maaiveld geldt.
  40. voorgevel
    de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
  41. webwinkel
    een specifieke vorm van detailhandel waarbij de goederen via internet worden aangeboden en verkocht en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden;
  42. wijziging
    een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1a van de Wet ruimtelijke ordening;
  43. zelfstandig kantoor
    Een ruimte welke door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder dat deze een directe relatie heeft met bijbehorende productie op éénzelfde perceel, of zonder dat er productie op hetzelfde perceel plaatsvindt.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  2. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  3. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend;
  4. de horizontale diepte van een gebouw:
    de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
  5. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  6. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  7. de oppervlakte van een overkapping:
    tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m zijn toegestaan, met dien verstande dat regenkappen, boog- en tunnelkassen niet zijn toegestaan.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduidingen:
    1. (milieucategorie 3.1) bedrijven met een maximale kavelgrootte van 5.000 m2 in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. (milieucategorie 3.2) bedrijven met een maximale kavelgrootte van 5.000 m2 in de categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  2. bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak van maximaal 50% met een maximum van 3.000 m²;
  3. categorieën van Inrichtingen die aangewezen zijn in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn uitgezonderd van vestiging;
  4. categorieën van Inrichtingen die aangewezen zijn in onderdeel D van Bijlage I Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn uitgezonderd van vestiging; 
  5. indien nader aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom' zijn naast bedrijven als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub a tevens bedrijven met showroom toegestaan met dien verstande dat het niet betreft (perifere) detailhandel;
  6. zelfstandige kantoren, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak per kantoor niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 en zelfstandige kantoren uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de  aanduiding 'kantoren toegestaan';
  7. kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoren toegestaan';
  8. detailhandel, ondergeschikt en uitsluitend ondersteunend aan een bedrijf, met een oppervlakte van maximaal 125 m2 per bedrijf, waarbij geldt dat de bestaande voorzieningenstructuur niet onevenredig mag worden aangetast;
  9. een afhaalpunt van goederen behorende bij een webwinkel met een maximaal vloeroppervlak van 125 m2;
  10. een en ander met bijbehorende (nuts-)bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen, erven met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat: 
  1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak met dien verstande dat de afstand van het gebouw tot aan de zijdelingse erfgrens minimaal 5 meter bedraagt; 
  2. minimaal 50% van de voorgevel van het gebouw in de op de verbeelding opgenomen gevellijn gebouwd wordt; 
  3. het brutovloeroppervlak van bedrijfsgebonden kantoren mag niet meer bedragen dan 50% van het brutovloeroppervlak van het bedrijf met een maximum van 3.000 m2;
  4. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangeduid op de verbeelding met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met 2 meter overschreden mag worden ten behoeve van technische installaties zoals liftopbouwen, afvoerkanalen, luchtbehandelinginstallaties, ontvangstinstallaties en antennes;
  5. met in acht name van het bepaalde in artikel 4 lid 4 sub e  en artikel 4 lid 4 sub f geldt er een maximum bebouwingspercentage van 70% per bouwperceel.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
  1. de bouwhoogte voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan maximaal 9 meter;
  2. de bouwhoogte voor vlaggemasten niet meer mag bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 4 lid 2.1 sub b en toestaan dat niet in de voorste bouwgrens wordt gebouwd voor bedrijfskavels gelegen in zogenaamde 'inwendige hoeken';
  2. artikel 4 lid 2.1 sub d en toestaan dat de maximale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw binnen het wro-zone - afwijkingsgebied 1 wordt overschreden met 4 meter tot een maximum van 16 meter;
  3. artikel 4 lid 2.1 sub d en toestaan dat de maximale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw binnen het wro-zone - afwijkingsgebied 2 wordt overschreden met 3 meter tot een maximum van 12 meter.
4.4 Specifieke gebruiksregels
  1. Opslag van goederen binnen het gebied met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag beperkt toegestaan 1' is buitenopslag toegestaan tot een hoogte van maximaal 3 m;
  2. Opslag van goederen binnen het gebied met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag beperkt toegestaan 2' is buitenopslag toegestaan tot een hoogte van maximaal 2 m;
  3. Opslag van goederen binnen het gebied met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag niet toegestaan' is buitenopslag niet toegestaan; 
  4. Opslag van goederen buiten de gebieden met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- buitenopslag niet toegestaan',  'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag beperkt toegestaan 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag beperkt toegestaan 2' hoger dan 6 m is niet toegestaan en wordt aangemerkt als verboden gebruik zoals bedoeld in artikel 13. Opslag dient zo veel mogelijk inpandig plaats te vinden en in ieder geval uit het zicht vanaf de openbare weg;
  5. Een gebruik van gronden en bebouwing voor bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is niet toegestaan;
  6. Parkeren, laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan. Parkeren, laden en lossen binnen de bestemming Verkeer wordt aangemerkt als strijdig gebruik als bedoeld in artikel 13 van deze regels.
4.5 Parkeren
Parkeren geschiedt op eigen terrein. Hierbij worden minimaal de volgende normen, conform de ASVV 2004, 2e herziene druk, okt. 2004 uitgegeven door het CROW, aangehouden:
 
Arbeidsextensieve / bezoekersextensieve bedrijven zoals bijvoorbeeld een opslagbedrijf, groothandel of transportbedrijf 0,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
Arbeidsintensieve / bezoekersextensieve zoals bijvoorbeeld industriebedrijven, garagebedrijven, laboratorium of werkplaats 2,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
Kantoren met baliefunctie 2,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
Kantoren zonder baliefunctie 1,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.6.1 Milieucategorie
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a en toestaan dat bedrijfsactiviteiten worden toegelaten in milieucategorie 4.1 mits die bedrijfsactiviteiten naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in milieucategorie 3.2.
4.6.2 Buitenopslag
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4 sub b en toestaan dat buitenopslag plaatsvindt tot een hoogte van maximaal 3 meter indien:
  1. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing;
  2. voorzien wordt in een gebouwde afscheiding welke architectonisch aansluit op het hoofdgebouw.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. openbare groenvoorzieningen;
  2. een groene inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groeninpassing';
  3. waterlopen en waterpartijen;
  4. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden; 
  5. in- en uitritten naar kantoor- en bedrijfskavels;
  6. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  7. ondergeschikte verhardingen ten behoeve van nuts- en blusvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  2. Het maximum oppervlak per gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m2.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is:
  1. maximaal 3 meter voor een gesloten erfafscheiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groen inpassing';
  2. maximaal 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 9 meter.
5.3 Specifieke gebruiksbepaling
Parkeren binnen de bestemming Groen wordt aangemerkt als strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 13  van deze regels.
Artikel 6 Kantoor
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren;
  2. een en ander met bijbehorende (nuts-)bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen, erven met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van zelfstandige kantoren geldt dat:
  1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak met dien verstande dat de afstand van het gebouw tot aan de zijdelingse erfgrens minimaal 5 meter bedraagt;
  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met 2 meter overschreden mag worden ten behoeve van technische installaties zoals liftopbouwen, afvoerkanalen, luchtbehandelinginstallaties, ontvangstinstallaties en antennes.
6.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
  1. de bouwhoogte voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan maximaal 9 meter;
  2. de bouwhoogte van vlaggemasten niet meer mag bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
  1. Parkeren, laden en lossen is uitsluitend binnen de bestemming Kantoor toegestaan.
  2. Parkeren, laden en lossen binnen de bestemming Verkeer wordt aangemerkt als strijdig gebruik als bedoeld in artikel 13 van deze regels.
6.3.1 Parkeernormen
Parkeren geschiedt binnen de bestemming Kantoor. Hierbij worden minimaal de volgende normen, conform de ASVV 2004, 2e herziene druk, okt. 2004 uitgegeven door het CROW, aangehouden:
 
Kantoren met baliefunctie: 2,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
Kantoren zonder baliefunctie: 1,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
 
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. nuts- en blusvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen, bermen, bermsloten en andere verkeersvoorzieningen;
een en ander met uitsluiting van verkooppunten voor motorbrandstoffen en met de daarbij behorende voorzieningen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  2. Het maximum oppervlak per gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m2.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn:
  1. voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 9 meter;
  2. maximaal 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Specifieke gebruiksbepaling
Parkeren, laden en lossen binnen de bestemming Verkeer wordt aangemerkt als strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 13  van deze regels.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de waterhuishouding en de waterberging;
  2. waterbouwkundige kunstwerken en voorzieningen;
  3. één en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
8.2 Bouwregels
 
8.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  2. Het maximum oppervlak per gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m2.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn:
  1. voor waterbouwkundige kunstwerken maximaal 4 m;
  2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maximaal één woning per bestemmingsvlak;
  2. mantelzorg in de woning;
  3. aan huis verbonden beroepen, uitsluitend in de bestaande gebouwen met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per woning;
  4. aan huis verbonden bedrijven, uitsluitend in de bestaande gebouwen met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per woning;
  5. bed & breakfast in de woningen.
9.2 Bouwregels
Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
  1. één woning met bijgebouwen per bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    1. herbouw van een woning uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
    2. de inhoud van een woning met bijgebouwen gezamenlijk maximaal 775 m3 bedraagt dan wel de bestaande grotere inhoud;
    3. de goothoogte van woningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    4. de bouwhoogte van woningen maximaal 9 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
    5. bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn van woningen mogen worden gebouwd;
    6. de goothoogte van bijgebouwen bij woningen maximaal 3 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    7. de bouwhoogte van bijgebouwen bij woningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Herbouw woning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 2 sub a onder 1 voor de herbouw van een woning op een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  1. de nieuwe locatie moet in stedenbouwkundig, ruimtelijk, milieuhygiënisch en/of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormen;
  2. de inhoud van de woning met bijgebouwen mag niet toenemen;
  3. er moet zekerheid bestaan omtrent het afbreken van de bestaande woning;
  4. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Mantelzorg
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een woning dan wel het het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
  2. de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
9.4.2 Bed & breakfast in bijgebouwen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 voor het toestaan van bed & breakfast in bestaande karakteristieke, historisch waardevolle bijgebouwen of vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de betreffende gebouwen vertonen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
 
Artikel 10 Leiding - Hoogspanning
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: 
  1. een bovengrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  2. het beheer en onderhoud van de leiding;
  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
 
10.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
10.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Uitsluitend hoogspanningsmasten mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 60 m en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10 lid 2.1  voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
10.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  2. het aanleggen van watergangen en -partijen;
  3. het wijzigen van het maaiveldniveau:
  4. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
  5. het leggen van kabels en leidingen;
  6. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoafs lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
 
10.4.2 Toetsingscriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 lid 4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
10.4.3 Advies leidingbeheerder
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 lid 4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.
10.4.4 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 lid 4.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning. 
3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
12.1 Ondergrondsbouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 8 meter onder peil.
  4. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. een gebruik in strijd met de aan de gronden toegekende bestemming;
  2. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik binnen de reguliere bedrijfsvoering van een bedrijf of voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 Veiligheidszone - Leiding
14.1.1 Nadere aanduiding
De gronden ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - leiding zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige ruwwatertransportleiding.
14.1.2 Uitsluiting bebouwing
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 14 lid 1.1 bedoelde gronden geen nieuwe bouwwerken toegestaan.
14.1.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikel 14 lid 1.2  voor het bouwen van bouwwerken voor zover in overeenstemming met de andere bestemming
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
15.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels:
  1. ten behoeve van een geringe overschrijding van het bouwvlak tot maximaal 2,5 m;
  2. ten behoeve van de maximale bouwhoogte en toestaan dat deze met maximaal 10% overschreden wordt, zulks met uitzondering van de genoemde hoogten voor buitenopslag;
  3. ten behoeve van maximale oppervlakte maten en toestaan dat deze met maximaal 10% overschreden worden;
  4. ten behoeve van de opgenomen parkeernorm indien uit verkeerskundigonderzoek blijkt dat een afwijkende norm ruimtelijk en verkeerskundig acceptabel is.
15.2 Voorwaarden
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15 lid 1  kan slechts worden verleend, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
16.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen waarbij bestemmingsgrenzen over maximaal 2,5 m verschoven mogen worden
onder voorwaarde dat:
  1. de wijziging stedenbouwkundig inpasbaar is;
  2. de wijziging milieutechnisch inpasbaar is;
  3. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
16.2 Wijzinging voor hotelfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de 'wro-zone wijzigingsgebied 1' ten einde maximaal één hotel toe te staan met dien verstande dat:
  1. de verkoop van LPG bij het naastgelegen benzineverkooppunt beëindigd is indien het wijzigingsplan binnen de invloedsfeer van het LPG verkooppunt is gelegen; 
  2. uit nader milieukundig onderzoek blijkt dat er geen overige milieutechnische belemmeringen zijn voor de vestiging van een hotel;
  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 16 meter;
  4. de economische haalbaarheid van het wijzigingsplan is aangetoond;
  5. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen; 
  6. het wijzigingsplan in overeenstemming is met de stedenbouwkundige randvoorwaarden. 
16.3 Algemene voorwaarden
De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
  1. dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden  niet onevenredig worden geschaad;
  2. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is, waarbij minimaal aangetoond moet worden dat de bodemgesteldheid geschikt is voor de te wijzigen functie;
  3. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  4. dat verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  5. dat de wijziging voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing;
  6. dat de planuitwerking in overeenstemming is met het beeldkwaliteitsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 17 lid 1 sub a onder 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel met niet meer dan 10%.
  3. Het bepaalde in artikel 17 lid 1 sub a onder 1  van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.  
17.2 Overgangsrecht voor gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17 lid 2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 17 lid 2 sub a , na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. artikel 17 lid 2 sub a  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
17.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van 'bestemmingsplan Bedrijventerrein Reedijk Heinenoord' van de gemeente Binnenmaas.