direct naar inhoud van Hoofdstuk 22a Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Almondehoeve Oegstgeest
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0579.TAMAlmondehoeve-ON01

Hoofdstuk 22a Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Almondehoeve en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Oegstgeest. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Oegstgeest. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a.' gelezen worden.

In voorliggend omgevingsplan worden de bruidsschat van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de Oegstgeest niet opgenomen in hoofdstuk 22a Almondehoeve Oegstgeest. Hetzelfde geldt voor de inpassing van de regels uit de Verordening Fysieke leefomgeving Oegstgeest.

Hoofdstuk 1 22a. Algemene bepalingen

Artikel 1 22a. Toepassingsbereik

1.1 Fysieke leefomgeving
1.1.1 Toepassingsbereik omgevingsplan

Dit omgevingsplan gaat over:

  • a. de fysieke leefomgeving; en
  • b. activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.

1.1.2 Aspecten fysieke leefomgeving

De fysieke leefomgeving omvat in ieder geval:

  • a. bouwwerken;
  • b. infrastructuur;
  • c. watersystemen;
  • d. water;
  • e. bodem;
  • f. lucht;
  • g. landschappen;
  • h. natuur;
  • i. cultureel erfgoed;
  • j. werelderfgoed.

1.1.3 Activiteiten fysieke leefomgeving

Als gevolgen voor de fysieke leefomgeving worden in ieder geval aangemerkt gevolgen die kunnen voortvloeien uit:

  • a. het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan;
  • b. het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
  • c. activiteiten waardoor emissies, hinder of risico's worden veroorzaakt;
  • d. het nalaten van activiteiten.

1.1.4 Gevolgen fysieke leefomgeving

Als gevolgen voor de fysieke leefomgeving worden ook aangemerkt gevolgen voor de mens, voor zover die worden, of kunnen worden beïnvloed door of via onderdelen van de fysieke leefomgeving.

1.2 Uitzondering Invoeringswet Omgevingswet

De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in artikellid 1.4 van het TAM-omgevingsplan.

1.3 Uitzondering toepassingsbereik

De regels in afdeling 22.2 van het Omgevingsplan gemeente Oegstgeest (/akn/nl/act/gm0579/2020/omgevingsplan), met uitzondering van de regels in paragraaf 22.2.7.3 en de regels in afdeling 22.3, zijn niet van toepassing op de locatie, zoals opgenomen in artikellid 1.4, voor zover die regels in strijd zijn met regels zoals opgenomen in voorliggend TAM-omgevingsplan.

1.4 Geometrische bepaling

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Almondehoeve, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0579.TAMAlomondehoeve-ON01 zoals vastgelegd op omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart.

Artikel 2 22a. Begripsbepalingen hogere regelgeving

Artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit en artikel 1.1 van de Omgevingsregeling zijn van overeenkomstige toepassing op TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Almondehoeve Oegstgeest, tenzij in artikel 1.1 van genoemde besluiten daarvan is afgeweken.

Artikel 3 22a. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Almondehoeve Oegstgeest gelden ten opzichte van Artikel 2 en gelden ten opzichte van bijlage II van het Omgevingsplan gemeente Oegstgeest aanvullend de volgende begripsbepalingen:

3.1 Aan- of uitbouw

Bijbehorend bouwwerk dat op de grond staat en waarbij er sprake is van een toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw;

3.2 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit

Activiteit om binnenplans af te wijken van het omgevingsplan, zoals opgenomen in artikel 5.1, eerst lid, onder a van de Omgevingswet;

3.3 Archeologieactiviteit

Een omgevingsplanactiviteit die vergunningplichtig is op grond van artikellid 9.6;

3.4 Bed and breakfast

Ten opzichte van het hoofdgebruik bieden van de ondergeschikte mogelijkheid tot kortdurend recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

3.5 Bedrijf

Onderneming voor het bedrijfsmatig maken, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, met uitzondering van beroep of bedrijf aan huis, detailhandel en kantoor;

3.6 Beroep of bedrijf aan huis

Aan de woonfunctie ondergeschikte kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, zonder directe verkoop en/of afhaal, met een uitstraling passend in een woonomgeving, die in een woning of bijbehorend bouwwerk bij een woning zijn toegestaan;

3.7 Bijgebouw

Bijbehorend bouwwerk dat op de grond staat en waarbij er sprake is van een vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

3.8 Bomeneffectanalyse

Standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouwactiviteiten of aanlegactiviteiten voor een boom volgens het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen, verricht door een boomdeskundige;

3.9 Boomdeskundige

Natuurlijk persoon met een geldig European Tree Worker certificaat van een erkend instituut;

3.10 Boomwaarde

Monetaire of vervangingswaarde van een houtopstand, getaxeerd volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

3.11 Bouwhoogte

Afstand vanaf het straatpeil tot het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;

3.12 Bouwlaag

Deel van een gebouw dat bestaat uit een of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de vloeren van de aangrenzende ruimten niet meer dan 1,5 meter in hoogte verschillen;

3.13 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

3.14 Bruto vloeroppervlakte

Oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw omhullen of, als dat deel grenst aan een ander voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, langs het hart van de scheidingsconstructie tussen beide delen;

3.15 College

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

3.16 Detailhandel

Bedrijfsmatig direct verkopen of verhuren aan particulieren van roerende zaken, met uitzondering van:

  • a. het verkopen of verhuren uitsluitend via internet;
  • b. verkoop of levering van ter plaatse gemaakte goederen, waarbij sprake is van een ondergeschikte nevenactiviteit van een bedrijf;
  • c. het uitsluitend verkopen van maaltijden die niet direct worden geconsumeerd; en
  • d. horeca;

3.17 Dienstverlening

Bedrijfsmatig en direct verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, met uitzondering van bezorgdienstverlening;

3.18 Elektromagnetisch veldonderzoek

Onderzoek om de elektromagnetische velden van hoogspanningskabels of hoogspanningsverbindingen in kaart brengen.

3.19 Erf

Bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt;

3.20 Erf- of perceelafscheiding

Bouwwerk dat is geplaatst om de grens van een perceel af te bakenen;

3.21 Extensieve recreatie

Recreatie waarvoor weinig voorzieningen nodig zijn en waaraan weinig mensen tegelijkertijd en op dezelfde plek deelnemen;

3.22 Gevoelige gebouwen

Gebouwen in de magneetveldzone waarin mensen langdurig kunnen verblijven, waaronder woningen, scholen, kinderdagverblijven en crèches.

3.23 Grondactiviteit

Omgevingsplanactiviteit die vergunningplichtig is op grond van artikellid 9.4;

3.24 Horeca

Bedrijfsmatig verstrekken van:

  • a. dranken of maaltijden voor directe consumptie;
  • b. logies; of
  • c. ruimtes;

3.25 Houtkapactiviteit

Omgevingsplanactiviteit die vergunningplichtig is op grond van artikellid 9.5;

3.26 Huis-aan-huisblad

Ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied, waarvan ten minste 10% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame;

3.27 Huishouden

Persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;

3.28 Kantoor

Bedrijfsmatig verrichten van administratieve werkzaamheden, met uitzondering van dienstverlening en ondergeschikte kantooractiviteiten;

3.29 Langdurig verblijf

Een dagelijks verblijf gedurende minimaal een jaar met een verblijftijd van minimaal 14–18 uur per dag;

3.30 Ligplaats

Afmeerplek voor pleziervaartuigen;

3.31 Noodkap

Met het oog op de veiligheid met spoed vellen van een houtopstand;

3.32 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

3.33 Omgevingsplanactiviteit
  • a. Een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan.
  • b. Een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan.
  • c. Een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.

3.34 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel die ondergeschikt is aan en dezelfde toegang en openingstijden heeft als de hoofdfunctie;

3.35 Ondergeschikte horeca

Horeca die ondergeschikt is aan en dezelfde toegang en openingstijden heeft als de hoofdfunctie;

3.36 Ondergeschikte kantooractiviteiten

Kantoor dat ondergeschikt is aan en dezelfde toegang en openingstijden heeft als de hoofdfunctie;

3.37 Overkapping

Bouwwerk met een gesloten dak en aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;

3.38 Parkeren

Parkeren als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

3.39 Ruimtelijke bouwactiviteit

Omgevingsplanactiviteit bouwwerken die vergunningplichtig is op grond van artikellid 9.2;

3.40 Straatpeil

Hieronder wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

3.41 Vloeroppervlakte

Oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies die een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw omhullen, met uitzondering van de oppervlakte van:

  • a. delen van vloeren waarboven de afstand tot het plafond minder is dan 1,5 meter;
  • b. liftschachten;
  • c. trapgaten, schalmgaten en vides met een oppervlakte van ten minste 4 m2
  • d. vrijstaande bouwconstructies, niet zijnde een trap, met een horizontale doorsnede van ten minste 0,5 m2;
  • e. leidingschachten met een horizontale doorsnede van ten minste 0,5 m2; en
  • f. dragende binnenwanden;

3.42 Wegen

Wegen of paden die voor het openbaar verkeer openstaan, met inbegrip van de daarin gelegen kunstwerken en wat verder naar zijn aard daartoe behoort en de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten;

3.43 Woning

Ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

3.44 Woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bedoeld of geschikt is voor bewoning door een huishouden, met inbegrip van een woonwagen en een woonschip.

Artikel 4 22a. Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, tenzijde in artikel anders is aangewezen.

4.1 Meten bij bouwwerken
4.1.1 Waarden in meters, vierkante meters of percentages

Waarden die in meters, vierkante meters of percentages zijn uitgedrukt, worden op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht; en
  • b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

4.1.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen en installaties ten behoeve van het functioneren van het gebouw, zoals opgenomen in artikellid 4.1.4.

4.1.3 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het straatpeil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.1.4 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten blijven de volgende ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelsieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, geluidswerende voorzieningen, luchtkokers, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, overige voorzieningen of bouwwerken van ondergeschikte aard, balkons en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1,5 meter.
  • b. dakkapellen met betrekking tot de goothoogte buiten beschouwing gelaten mits de breedte van de dakkapel in het voordakvlak niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het voordakvlak en de onderzijde van de dakkapel op minimaal 0,50 meter van de dakvoet wordt gebouwd.

4.1.5 Hoogte bouwwerk op een erf of perceelgrens

Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder b, van artikellid 4.1.2 wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

4.1.6 Afstand tussen bouwwerken

De afstand tussen bouwwerken en van een bouwwerk tot een perceelsgrens wordt gemeten op het punt waar de afstand het kleinst is.

4.1.7 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

De breedte, lengte en diepte van een bouwwerk wordt gemeten tussen, de lijnen getrokken door, de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

4.1.8 Inhoud van een bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Artikel 5 22a. Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het Omgevingsplan gemeente Oegstgeest (/akn/nl/act/gm0579/2020/omgevingsplan), zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van het Hoofdstuk 22a Almondehoeve Oegstgeest.

Artikel 6 22a. Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

Hoofdstuk 2 22a. Doelen

Artikel 7 22a. Doelen omgevingsplan

Dit omgevingsplan is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van de gemeente en de bescherming en verbetering van het leefmilieu gericht op het in onderlinge samenhang:

  • a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur; en
  • b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Hoofdstuk 3 22a. Activiteiten in de fysieke leefomgeving

Artikel 8 22a. Algemene regels activiteiten

8.1 Algemeen
8.1.1 Toepassingsbereik

Hoofdstuk 3 is van toepassing op activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving en die vallen onder het toepassingsbereik van Hoofdstuk 22a Almondehoeve Oegstgeest.

8.1.2 Oogmerken

De regels in Hoofdstuk 22a Almondehoeve Oegstgeest zijn gesteld met het oog op de doelen die gesteld zijn in de Omgevingswet.

8.1.3 Bevoegd gezag

Het college is het bevoegd gezag:

  • a. waaraan een melding wordt gedaan;
  • b. dat een maatwerkvoorschrift kan stellen;
  • c. dat beslist op een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen;
  • d. dat een omgevingsvergunning op grond van dit hoofdstuk verleent, weigert of intrekt; en
  • e. dat de tenaamstelling van een omgevingsvergunning wijzigt.

8.1.4 Normadressaat

Aan Hoofdstuk 3 wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij in dit omgevingsplan anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

8.1.5 Zorgplicht
  • 1. Algemeen

Degene die een activiteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen met het oog waarop de regels over die activiteit zijn gesteld, is verplicht:

  • a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
  • b. voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
  • c. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

  • 2. Natuur

Degene die een activiteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen met het oog waarop de regels over die activiteit zijn gesteld, is verplicht te volgende acties uit te voeren:

  • a. Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna;
  • b. Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige.
  • c. Aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) voorafgaand aan de werkzaamheden gefaseerd verwijderen. Dit om grondgebonden dieren de kans te bieden zelfstandig de planlocatie te verlaten.
  • d. Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.
  • e. Het plangebied tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur niet verlichten en in de periode april-oktober de werkzaamheden tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes). Mocht verlichting noodzakelijk zijn hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel).
  • f. Overwinteringslocaties van algemene amfibieën (vorstvrije structuren als stenenstapels, houtwallen, dichte struwelen etc.) dienen verwijderd of ongeschikt gemaakt te worden buiten de overwinteringsperiode oktober – april.
  • g. Ten aanzien van de vlindersoort ‘grote vos’ dienen de kapwerkzaamheden uitgevoerd te worden tussen augustus en februari. Hiermee kan voorkomen worden dat eieren en rupsen van de soort abusievelijk worden gedood tijdens de kapwerkzaamheden.
  • h. Bij dempwerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht. Voorafgaand de werkzaamheden dient, om het doden van individuen te voorkomen, de te dempen watergang afgevist te worden door een ecologisch deskundige.
  • i. De kap- en sloopwerkzaamheden opstarten of uitvoeren buiten het broedseizoen van vogels (indicatief medio maart t/m medio juli). Als dit niet mogelijk is dienen de potentiële nestlocaties van algemene broedvogels ruim voorafgaand aan het broedseizoen ongeschikt of ontoegankelijk gemaakt te worden. E.e.a. op aanwijzing van deskundige. Als werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd die mogelijk resulteren in het wegnemen of verstoren van broedgevallen dient voor aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn.

8.1.6 Algemene beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien de omgevingsvergunning in strijd is met is met de doelen die gesteld zijn in afdeling 1.2 van de Omgevingswet.

8.1.7 Vergunningvoorschriften

De voorschriften die aan een omgevingsvergunning worden verbonden strekken slechts tot bescherming van de belangen met het oog waarop de omgevingsvergunning verplicht is gesteld.

8.1.8 Intrekking of wijziging van een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

  • a. de verlening van de omgevingsvergunning berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zouden hebben geleid;
  • b. door een verandering van omstandigheden of inzichten na het verlenen van de omgevingsvergunning, dat noodzakelijk is vanwege de belangen met het oog waarop de omgevingsvergunning verplicht is gesteld;
  • c. in strijd is gehandeld met dit omgevingsplan of een voorschrift van een omgevingsvergunning;
  • d. daarvan geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn, of bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
  • e. dat noodzakelijk is vanwege het verrichten van een werk; of
  • f. de houder dit verzoekt.
8.2 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

8.2.1 Algemeen
  • 1. Toepassingsbereik

Lid 8.2 is van toepassing op activiteiten met betrekking tot bouwwerken.

  • 2. Oogmerken

De regels in dit lid zijn gesteld met het oog op:

  • a. het waarborgen van de veiligheid;
  • b. het beschermen van de gezondheid;
  • c. het beschermen van het milieu;
  • d. het waarborgen van de energiezuinigheid;
  • e. het beschermen van het woon- en leefklimaat;
  • f. het behouden van de beeldkwaliteit van bebouwing;
  • g. het beschermen van landschapswaarden en stedenbouwkundige waarden; en
  • h. het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen.

8.2.2 Regels over hoofdgebouwen
  • 1. Regels over plaatsing hoofdgebouwen

Een hoofdgebouw ligt binnen het Bouwvlak.

  • 2. Bouwhoogte hoofdgebouw

De bouwhoogte van een hoofdgebouw op een locatie is ten hoogste de waarde die voor die locatie binnen het Aanduidingsgebied bouwvlak is aangeduid als maximum bouwhoogte.

  • 3. Goothoogte hoofdgebouw

De goothoogte van een hoofdgebouw op een locatie is ten hoogste de waarde die voor die locatie binnen het Aanduidingsgebied bouwvlak is aangeduid als maximum goothoogte.

  • 4. Bebouwingspercentage aanduidingsgebied bouwvlak

Het bebouwingspercentage op in het Aanduidingsgebied bouwvlak is ten hoogste de waarde die voor die locatie is aangeduid als maximum bebouwingspercentage.

8.2.3 Regels over bijbehorende bouwwerken
  • 1. Algemeen

Regels over plaatsing van bijbehorende bouwwerken

Ten behoeve van de plaatsing van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied niet meer dan:
    • 1. bij een bebouwingsgebied kleiner of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. bij een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner of gelijk aan 300 m2: 50 m2 plus 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100m2;
    • 3. bij een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2 plus 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.
  • b. bijbehorende bouwwerken liggen op een afstand van ten minste 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens tenzij het bijbehorende bouwwerk in die grens is gelegen.

  • 2. Specifieke regels over aan- of uitbouwen

Regels over de plaatsing van aan- of uitbouwen

Een aan- of uitbouw aan een woning ligt ten behoeve van een primaire woonfunctie binnen 4 meter van de oorspronkelijke achtergevel.

Regels over hoogte van aan- of uitbouwen

Een aan- of uitbouw is ten hoogste 0,30 meter boven de eerste verdiepingsvloer met een maximum hoogte van 4 meter.

  • 3. Specifieke regels over bijgebouwen

Regels over de hoogte van bijgebouwen

Een bijgebouw is ten hoogste 3 meter.

  • 4. Specifieke regels over erkers

Voor een erker aan de voor- of zijgevel van een woning geldt het volgende:

  • a. heeft een diepte van ten hoogste 1,5 meter;
  • b. heeft een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel;
  • c. is ten hoogste 3 meter of 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning.

8.2.4 Regels over ondergrondse bouwwerken
  • 1. Regels over plaatsing ondergrondse bouwwerken

Algemeen

Een ondergronds bouwwerk:

  • a. ligt binnen het Aanduidingsgebied bouwvlak;
  • b. ligt op een afstand van ten minste 1 meter tot een aangrenzend perceel of de openbare weg;

Afwijkingsmogelijkheden

In afwijking van de algemene regel mag een ondergronds bouwwerk buiten het Aanduidingsgebied bouwvlak liggen en wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a. ten hoogste 30% van het ondergrondse bouwwerk, ligt buiten het bouwvlak en;
  • b. heeft een bebouwd oppervlak buiten het bouwvlak van ten hoogste 50 m²;
  • c. ten minste 1 meter achter de voorgevellijn ligt.

Afwijking ten aanzien van aangrenzende bouwwerkpercelen

Als op aangrenzende bouwwerkpercelen tegelijkertijd ondergrondse bouwwerken worden gebouwd, mogen in afwijking van de algemene regels, die bouwwerken tot in de gezamenlijke zijdelingse perceelsgrens liggen.

  • 2. Specifieke maatvoeringsregels voor ondergrondse bouwwerken

Specifieke regels

  • a. heeft ten hoogste één bouwlaag;
  • b. ligt ten hoogste 0,1 meter beneden het straatpeil, met dien verstande dat in voorkomende gevallen een goede aansluiting op de bovenliggende constructie, openbare weg of aangrenzende percelen wordt gerealiseerd;
  • c. ligt ten hoogste 3,5 meter onder de bovenkant van de eerste vloer boven het straatpeil;
  • d. is in feitelijk opzicht ingericht ten dienste van de hoofdfunctie die op grond van Artikel 10 aan die locatie is toegedeeld; en
  • e. gaat niet ten koste van een parkeerplaats op hetzelfde perceel.

8.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte bouwwerk geen gebouw zijnde

Algemeen

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde is ten hoogste 3 meter, tenzij op grond van artikellid 8.2.5 een andere bouwhoogte geldt.

Bouwhoogte specifieke bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van:

  • a. een overkapping is ten hoogste 2,5 meter, of als het een overkapping aan een aanbouw betreft ten hoogste de hoogste van die aanbouw;
  • b. een sport- of speeltoestel is ten hoogste 5 meter;
  • c. een hekwerk of erfafscheiding voor de lijn door de voorgevel of naar de weg gekeerde gevel is ten hoogste 1 meter en daarbuiten ten hoogste 2 meter, behoudens een toegang tot een erf of perceel, met inbegrip van constructies waaraan het hekwerk is bevestigd, is ten hoogste 1,5 meter;
  • d. een lichtmast is ten hoogste 6 meter.

Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage op een locatie is ten hoogste de waarde die voor die locatie is aangeduid met als maximum bebouwingspercentage.

8.2.6 Regels over nutsvoorzieningen

Bouwregels nutsvoorzieningen

  • a. Een bouwwerk voor een nutsvoorziening heeft een oppervlakte van ten hoogste 25 m2.
  • b. Een bouwwerk voor een nutsvoorziening is ten hoogste 3 meter.

Artikel 9 22a. Omgevingsplanactiviteiten

9.1 Algemeen
9.1.1 Vergunningplichtige activiteiten

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten geldt voor zover het gaat om een in Artikel 9 van dit omgevingsplan aangewezen geval.

9.1.2 Aanvraagvereisten

Gegevens en bescheiden

Bij een aanvraag worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. algemene aanvraagvereisten, zoals opgenomen in artikel 7.3 van de Omgevingsregeling;
  • b. een opgave van de bouwkosten;
  • c. het beoogde en het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende gronden waarop de aanvraag betrekking heeft;
  • d. een opgave van de bruto inhoud in kubieke meters en de bruto vloeroppervlakte in vierkante meters van het deel van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;
  • e. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop:
    1°. de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak;
    2°. de situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde;
    3°. de wijze waarop de locatie wordt ontsloten;
    4°. de aangrenzende locaties en de daarop voorkomende bebouwing; en
    5°. het beoogd gebruik van de gronden behorende bij het voorgenomen bouwwerk;
  • f. de hoogte van het bouwwerk ten opzichte van het straatpeil en het aantal bouwlagen;
  • g. de inrichting van parkeervoorzieningen op het eigen terrein;
  • h. overige gegevens en bescheiden die samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan dit omgevingsplan.

9.1.3 Vergunningvoorschriften

Bij een aanvraag kunnen aan de omgevingsvergunning in het belang van de activiteit voorschriften worden verbonden door college van burgemeester en wethouders.

9.2 Ruimtelijke bouwactiviteiten
9.2.1 Algemeen
  • 1. Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen van een bouwwerk.

  • 2. Oogmerken

De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:

  • a. een evenwichtige toedeling van functies aan locaties:
  • b. het waarborgen van de veiligheid;
  • c. het beschermen van de gezondheid;
  • d. het beschermen van het woon- en leefklimaat;
  • e. het behouden van de beeldkwaliteit van bebouwing;
  • f. het doelmatig verdelen van de ondergrondse ruimte;
  • g. het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen.

9.2.2 Vergunningplichtige gevallen
  • 1. Algemeen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet te verrichten voor zover het gaat om:

  • a. Het bouwen van een bouwwerk; en
  • b. Het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.

  • 2. Geluidgevoelig gebouw en geluidafschermende voorziening in Geluidaandachtsgebied
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet te verrichten voor zover het gaat om het bouwen, in stand houden en gebruiken van een geluidgevoelig gebouw ter plaatse van het Geluidaandachtsgebied, zoals bedoeld in artikellid 12.5.2.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag besluiten dat geen omgevingsvergunning nodig is, indien geen sprake is van een relevante geluidbelasting.

  • 3. Uitbreidingsgebied bed and breakfast of logiesfunctie aan huis

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet te verrichten voor zover het gaat om het bouwen, in stand houden en gebruiken van een bed and breakfast of logiesfunctie aan huis ter plaatse van het Uitbreidingsgebied bed and breakfast of logiesfunctie aan huis, zoals bedoeld in artikellid 11.6.

9.2.3 Beoordelingsregels voor alle bouwwerken

Weigering ruimtelijke bouwactiviteit

De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet wordt geweigerd als de activiteit, het bouwwerk of het beoogde gebruik van de locatie of het bouwwerk in strijd is met of Hoofdstuk 4.

9.2.4 Beoordelingsregels geluidgevoelig gebouw
  • 1. De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit wordt alleen verleend als het geluid op de gevel van het geluidgevoelige gebouw, met het oog op de bescherming van de gezondheid, aanvaardbaar is zoals bepaald in artikel 9.2.5.
  • 2. Indien sprake is van geluidbelasting op de gevel van een nieuw geluidgevoelig gebouw dat de standaardwaarde overschrijdt, dient artikel 9.2.6 in de beoordeling betrokken te worden en gelden de voorwaarden zoals opgenomen in dat artikel.
  • 3. Indien sprake is van geluidbelasting op de gevel van een nieuw geluidgevoelig gebouw dat de grenswaarde overschrijdt, dient artikel 9.2.7 in de beoordeling betrokken te worden en gelden de voorwaarden zoals opgenomen in dat artikel.
  • 4. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit wordt betrokken op welke wijze invulling wordt gegeven aan de niet-geluidgevoelige gevel (met bouwkundige maatregelen) als bedoeld in artikel 9.2.7.
  • 5. Het geluidsscherm als bedoeld in artikel 12.6 moet zodanig zijn uitgevoerd dat de geluidbelasting op de achtergelegen gevels zo veel als mogelijk wordt gereduceerd.
  • 6. Het gezamenlijk geluid op de gevels van de geluidgevoelige gebouwen dient vastgelegd te worden in de omgevingsvergunning.

9.2.5 Aanvaardbaarheid geluidgevoelig gebouwen in geluidaandachtsgebied

Het geluid op de gevel van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied is aanvaardbaar als het geluid op het geluidgevoelig gebouw niet hoger is dan de standaardwaarde bedoeld in artikel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

9.2.6 Overschrijding van de standaardwaarde
  • 1. Wanneer het geluid op de gevel van een geluidgevoelig gebouw hoger is dan de in artikellid 9.2.5 bedoelde standaardwaarde, kan het geluid aanvaardbaar zijn als:
  • a. er geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de standaardwaarde te voldoen;
  • b. de overschrijding van de standaardwaarde zoveel mogelijk wordt beperkt door het treffen van geluidbeperkende maatregelen; en
  • c. het geluid op het geluidgevoelige gebouw niet hoger is de grenswaarde die is opgenomen in artikel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
  • 2. Bij toepassing van het eerste lid, wordt het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidluwe gevel betrokken.

9.2.7 Overschrijding van de grenswaarde
  • 1. Wanneer het geluid op een geluidgevoelig gebouw hoger is dan de grenswaarde voor een geluidbronsoort, zoals opgenomen in artikel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) kan in afwijking van het bepaalde onder artikellid 9.2.5 de geluidbelasting aanvaardbaar zijn als aan de gevel van het geluidgevoelige gebouw waarop de grenswaarde wordt overschreden en met de aanduiding 'overige zone - niet-geluidgevoelige gevel (met bouwkundige maatregelen)', bouwkundige maatregelen kunnen worden getroffen die:
    • a. bestaan uit een uitwendige scheidingsconstructie die geen te openen delen bevat anders dan als onderdeel van een gemeenschappelijke doorgang; of
    • b. borgen dat het geluid op de te openen delen in de uitwendige scheidingsconstructie die direct grenzen aan een verblijfsgebied niet hoger is dan de grenswaarde.
  • 2. De ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - niet-geluidgevoelige gevel (met bouwkundige maatregelen)' aangeduide gevels dienen als niet-geluidgevoelige gevel (met bouwkundige maatregelen) uitgevoerd te zijn en in stand gehouden te worden.
  • 3. Bij toepassing van het eerste lid dienen zwaarwegende economische belangen of andere maatschappelijke belangen dit te rechtvaardigen.
  • 4. Bij de toepassing van het eerste lid wordt rekening gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidluwe gevel.

9.2.8 Bepalen van gezamenlijk geluid

Bij een overschrijding van de standaardwaarde als bedoeld in artikel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving en/of de grenswaarde als bedoeld in artikel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt het gezamenlijk geluid op de gevel van geluidgevoelige gebouwen bepaald en vastgelegd in de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit, bedoeld in artikel 9.2.2, tweede lid, van het omgevingsplan en zoals vastgelegd in artikel 12.5.5 in voorliggend omgevingsplan.

9.2.9 Bepalen aanvaardbaarheid van gecumuleerd geluid

Bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning, zoals opgenomen in artikel 9.2.2, tweede lid, van het omgevingsplan en bij een overschrijding van de standaardwaarde als bedoeld in artikel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving en/of de grenswaarde als bedoeld in artikel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt de aanvaardbaarheid van het gecumuleerd geluid op het geluidgevoelige gebouw beoordeeld.

9.2.10 Vergunningvoorschriften geluidgevoelig gebouw
  • 1. Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit kunnen voorschriften verbonden worden die nodig zijn voor het toestaan van een geluidgevoelig gebouw in het geluidaandachtsgebied;
  • 2. Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit kunnen voorschriften verbonden worden die nodig zijn voor het voorkomen van onaanvaardbare mate van geluid op het geluidgevoelig gebouw;
  • 3. Bij de toepassing van artikel 9.2.7, tweede lid, wordt aan de omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit in elk geval het voorschrift verbonden dat de in artikel 9.2.7, tweede lid bedoelde gevel een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen is.

9.2.11 Aanvraagvereisten in verband met beoordeling geluidgevoelige gebouwen
  • 1. De aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.2.2, tweede lid, bevat een akoestisch onderzoek naar:
  • a. de geluidbelasting vanwege de relevante geluidbronsoorten ter plaatse van het geluidgevoelige gebouw;
  • b. de benodigde hoogte van geluidsafschermende voorzieningen;
  • c. de bepaling van het gezamenlijk geluid;
  • d. de beoordeling van het gecumuleerd geluid;
  • e. hoe invulling wordt gegeven aan de niet-geluidgevoelige gevel (met bouwkundige maatregelen).
  • 2. Het bevoegd gezag kan besluiten dat geen akoestisch onderzoek benodigd is.

9.2.12 Beoordelingsregels bed and breakfast of logiesfunctie aan huis

De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit wordt alleen verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikellid 11.6.3.

9.2.13 Vergunningvoorschriften bed and breakfast of logiesfunctie aan huis

Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit kunnen voorschriften verbonden worden die nodig zijn met het oog op het naleven van de voorwaarden zoals benoemd in artikellid 11.6.3.

9.2.14 Aanvraagvereisten bed and breakfast of logiesfunctie aan huis

Aanvullend aan de aanvraagvereisten, zoals opgenomen in artikellid 9.1.2, gelden voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een ruimtelijke bouwactiviteit voor bed and breakfast of logiesfunctie aan huis, de volgende aanvraagvereisten:

  • a. Er moet een situatietekening aangeleverd worden waarop per verdieping wordt aangeven:
    • 1. welke ruimten verhuurd worden als bed and breakfast of logiesfunctie aan huis;
    • 2. welke ruimten gemeenschappelijk gebruikt worden;
    • 3. welke ruimten alleen door de hoofdbewoner gebruikt worden;
    • 4. de afmetingen van elke ruimte.
  • b. Bij de aanvraag wordt een uittreksel van de ingeschreven onderneming in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel aangeleverd.
9.3 Binnenplanse omgevingsplanactiviteiten
9.3.1 Algemeen
  • 1. Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het gebruiken van een locatie of een bouwwerk op een locatie op een wijze die of met een doel dat strijdig is met de hoofdfunctie die op grond van Hoofdstuk 4 aan die locatie is toegedeeld en het gaat om:

  • a. het gebruiken van een locatie voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;
  • b. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, als het uitsluitend gaat om een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
  • c. ander gebruik van een bouwwerk of voorziening voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

  • 2. Oogmerken

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:

  • a. een evenwichtige toedeling van functies aan locaties:
  • b. het waarborgen van de veiligheid;
  • c. het beschermen van de gezondheid;
  • d. het beschermen van het woon- en leefklimaat;
  • e. het behouden van de beeldkwaliteit van bebouwing;
  • f. het beheer en behoud van cultureel erfgoed;
  • g. het doelmatig verdelen van de ondergrondse ruimte;
  • h. het beschermen van landschapswaarden en stedenbouwkundige waarden; en
  • i. het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen

9.3.2 Vergunningplichtige gevallen
  • 1. Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet voor zover het gaat om activiteiten die strijdig zijn met de regels van het omgevingsplan.

  • 2. Beoordelingsregels afwijking ten behoeve van bouwactiviteiten

In afwijking van artikellid 9.3.2, eerste lid, kan de omgevingsvergunning worden verleend als het gaat om een bouwactiviteit met betrekking tot:

  • a. een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom:
    • 1. tot ten hoogste 5 meter, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf;
    • 2. met een oppervlakte van ten hoogste 150 m2;
  • b. een bouwwerk voor een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2.29, onder p, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, dat niet voldoet aan de in dat onderdeel genoemde eisen:
    • 1. met een bouwhoogte van niet meer dan 5 meter; en
    • 2. met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • c. een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    • 1. met een bouwhoogte van niet meer dan 10 meter; en
    • 2. met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • d. een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;
  • e. een antenne-installatie met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter.

  • 3. Beoordelingsregels afwijking van bouwactiviteit ten behoeve van metrages

In afwijking van artikellid 9.3.2, eerste lid, kan de omgevingsvergunning worden verleend als het gaat om:

  • a. het afwijken van maten en percentages met ten hoogste 10%;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen als dat wenselijk is uit oogpunt van een doelmatig gebruik van de locatie of het bouwwerk en:
    • 1. de overschrijding ten hoogste 3 meter is; en
    • 2. het bouwvlak met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. een geringe afwijking van de grens van een werkingsgebied of een bouwgrens als dat noodzakelijk is vanwege de toestand van het terrein; of
  • d. een geringe afwijking van een tracé van een weg als dat noodzakelijk is vanwege de toestand van het terrein die blijkt uit de definitieve uitmeting.

  • 4. Beoordelingsregels afwijking Beschermingsfunctie Waterkering

In afwijking van artikellid 9.3.2, eerste lid, en artikellid 12.3.4, kan de omgevingsvergunning binnen het Beschermingsgebied Waterkering uitsluitend worden verleend als:

  • a. het waterhuishoudkundig belang niet ovenredig wordt geschaad;
  • b. het college van burgemeester en wethouders de waterbeheerder om advies heeft gevraagd.

  • 5. Beoordelingsregels afwijking Beschermingsfunctie Hoogspanningsleiding

In afwijking van artikellid 9.3.2, eerste lid en artikellid 11.7.3 kan de omgevingsvergunning binnen het Beschermingsgebied Hoogspanningsleiding uitsluitend worden verleend als:

  • a. het belang van de hoogspanningsleiding niet ovenredig wordt geschaad;
  • b. het college van burgemeester en wethouders de beheerder om advies heeft gevraagd.

9.3.3 Specifieke aanvraagvereisten

Bij een aanvraag zoals opgenomen in artikellid 9.3.2 worden de volgende specifieke gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. de gevolgen van het beoogde gebruik voor de fysieke leefomgeving;
  • b. de reden waarom en de mate waarin wordt afgeweken van het omgevingsplan.
9.4 Grondactiviteiten
9.4.1 Algemeen
  • 1. Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op de volgende activiteiten in het Beschermingsgebied Waterkering en Uitbreidingsgebied Hoogspanningsleiding:

  • a. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verrichten van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, uitdiepen, egaliseren, ontginnen, ophogen, aanleggen van drainage of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
  • c. het aanleggen van een 50 kv-leiding, 50 kv-kabel en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en planten van houtopstand en gewassen;
  • g. het verlagen van het waterpeil;
  • h. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder metaaldectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; en
  • i. het heien van palen en en slaan van damwanden.

  • 2. Oogmerken

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:

  • a. het instandhouding en bescherming van waterstaatkundige belangen;
  • b. het behoud en bescherming van de waterkerkingen;
  • c. behoud en bescherming van de hoogspanningsleidingen- of kabels;
  • d. bescherming van de gezondheid;
  • e. behoud en bescherming van archeologische waarden.

9.4.2 Vergunningplichtige en vergunningvrije gevallen
  • 1. Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, geldt voor de activiteiten waarop artikellid 9.4.1 van toepassing is.

  • 2. Vergunningvrije gevallen

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, geldt niet voor:

  • a. activiteiten die worden verricht voor normaal onderhoud en beheer; of
  • b. vervangen van bestaande kabels of leidingen binnen bestaand tracés en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur of bestaande bestrating of beplanting.

9.4.3 Beoordelingsregels grondactiviteiten Beschermingsgebied waterkering
  • 1. Waterhuishoudkundig belang

De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, zoals bedoeld in artikel 9.4.2, in het Beschermingsgebied waterkering wordt geweigerd als de activiteit onevenredige afbreuk doet aan de veiligheid en stabiliteit van de waterkering.

  • 2. Advies waterbeheerder

Het college van burgemeester en wethouders vraagt bij de aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit, zoals bedoeld in artikellid 9.4.1, de waterbeheerder om advies.

9.4.4 Beoordelingsregels grondactiviteiten Uitbreidingsgebied Hoogspanningsleiding
  • 1. Belang bescherming van hoogspanningsleiding

De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, zoals bedoeld in artikellid 9.4.1, in het Uitbreidingsgebied hoogspanningsleiding wordt geweigerd als de activiteit de veiligheid en het doelmatig functioneren van de leiding schaadt.

  • 2. Advies beheerder hoogspanningsleiding

Het college van burgemeester en wethouders vraagt bij de aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit, zoals bedoeld in artikellid 9.4.1, de beheerder van de hoogspanningsleiding om advies.

  • 3. Elektromagnetisch veldonderzoek

De omgevingsvergunning voor een omgevingplanactiviteit, zoals bedoeld in artikellid 9.4.1, eerste lid, onder c, kan alleen worden verleend indien de kabel of leiding op een afstand van 10 meter vanaf de buitenste kabel tot aan de gevel van een gevoelig gebouw is gelegen. Indien de kabel binnen deze afstand wordt gesitueerd, kan naar het oordeel van het college burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning alleen worden verleend indien uit een elektromagnetisch veldcontouronderzoek blijkt dat de kabel of leiding inpasbaar is.

9.4.5 Vergunningvoorschriften activiteiten Beschermingsgebied waterkering en Beschermingsgebied hoogspanningsleiding
  • 1. Waterhuishoudkundig belang

Aan een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikellid 9.4.2 voor activiteiten in het Beschermingsgebied waterkering kunnen in het belang van het waterhuishoudkundig belang in ieder geval voorschriften worden verbonden over de wijze van uitvoering van de activiteiten.

  • 2. Bescherming van hoogspanningsleidingen

Aan een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 9.4.2 voor activiteiten in het Uitbreidingsgebied hoogspanningsleiding kunnen in het belang van van de bescherming van hoogspanningsleidingen in ieder geval voorschriften worden verbonden over de wijze van uitvoering van de activiteiten.

9.5 Houtkapactiviteiten
9.5.1 Algemeen
  • 1. Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het in het Beschermingsgebied Houtkap vellen van houtopstanden.

  • 2. Oogmerken

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:

  • a. de instandhouding van het bosareaal in de gemeente Oegstgeest;
  • b. de leefbaarheid van gebieden; en
  • c. de volgende waarden van houtopstanden:
    • 1. de natuur- en milieuwaarde;
    • 2. de landschapswaarden;
    • 3. de cultuurhistorische waarde;
    • 4. de beeldbepalende waarde.

9.5.2 Vergunningplichtige gevallen

Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit de activiteit, zoals bedoeld in artikellid 12.4.3 te verrichten.

9.5.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning bedoeld in artikellid 9.5.2 kan worden verleend als:

  • a. het vellen is vereist vanwege een vordering tot verwijdering van de houtopstand op grond van artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek; of
  • b. de houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt.

9.5.4 Aanvraagvereisten

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een houtkapactiviteit wordt voor de betreffende houtopstand een bomeneffectanalyse verstrekt.

9.5.5 Vergunningvoorschriften

Aan een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikellid 9.5.2 kunnen in het belang van houtopstanden in ieder geval voorschriften worden verbonden over de wijze van uitvoering van de activiteiten.

9.6 Archeologieactiviteiten
9.6.1 Algemeen
  • 1. Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing de activiteiten zoals bedoeld in artikellid 12.2 en op de locaties die op op de verbeelding zijn aangewezen als Beschermingsgebied archeologie - 1, Beschermingsgebied archeologie - 2, Beschermingsgebied archeologie - 3 voor:

  • a. het ophogen, afgraven, vergraven, woelen, mengen, egaliseren of ontginnen van de bodem, verwijderen van een fundering, diepploegen, verruimen of dempen van een sloot, vijver of ander water of aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, rooien of kappen van houtopstand of een struik met diepe wortels waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen, onderhouden of repareren van ondergrondse kabels of leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het heien van palen en het slaan van damwanden; en
  • f. andere activiteiten waarbij verstoring van de bodem optreedt.

  • 2. Oogmerken

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op het beheer, bescherming en behoud van archeologische waarden.

9.6.2 Vergunningplichtige en vergunningvrije gevallen
  • 1. Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, geldt voor de activiteiten waarop artikellid 9.6 van toepassing is.

  • 2. Vergunningvrije gevallen

Drempel vergunningsplicht

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Omgevingswet, om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, geldt niet voor activiteiten die worden verricht op een locatie in het:

  • a. Beschermingsgebied archeologie - 1 en het te verstoren gebied niet groter is dan 25m2 of waarbij de verstoring van de bodem niet dieper is dan 50 cm onder het maaiveld;
  • b. Beschermingsgebied archeologie - 2 en het te verstoren gebied niet groter is dan 100 m2 of waarbij de verstoring van de bodem niet dieper is dan 50 cm onder het maaiveld;
  • c. Beschermingsgebied archeologie - 3 en het te verstoren gebied niet groter is dan 250 m2 of waarbij de verstoring van de bodem niet dieper is dan 50 cm onder het maaiveld.

Uitzonderingsgeval

Het verbod geldt ook niet voor het onderhouden of vervangen van bestaande tracés van kabels of leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur of bestaande bestrating of beplanting.

9.6.3 Specifieke aanvraagvereisten

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikellid 9.6.2 van het omgevingsplan, gelden de volgende specifieke aanvraagvereisten:

  • 1. Archeologisch rapport

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt een rapport verstrekt waarin de archeologische waarde van de locatie in voldoende mate is vastgesteld.

9.6.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikellid 9.6.2 wordt geweigerd als de activiteit onevenredige afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

9.6.5 Vergunningvoorschriften
  • 1. Verbinden vergunningvoorschriften

Aan een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikellid 9.6.2 kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften worden verbonden, die inhouden een plicht tot:

  • a. het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in situ kunnen worden behouden;
  • b. het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
  • c. het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en
  • d. het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet.

  • 2. Handelingen kwaliteitsnorm

In de voorschriften kan worden bepaald dat de handelingen, bedoeld in het eerste lid, moeten voldoen aan een door het college goedgekeurd plan van aanpak of programma van eisen, de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie of een andere in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke norm.

9.7 Parkeren
9.7.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, in stand houden en gebruiken van het bouwwerk.

9.7.2 Oogmerken

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:

  • a. de beschikbaarheid van voldoende parkeergelegenheid in het plangebied.

9.7.3 Voldoende parkeergelegenheid

Het is verboden een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet te verrichten, wanneer op eigen terrein niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden, zoals bedoeld in de Parkeernota Oegstgeest 2021, of de opvolger daarvan.

9.7.4 Boordelingsregels binnenplanse omgevingplanactiviteit parkeren

Het college kan met een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikellid 9.7.3 en toestaan dat:

  • a. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid in de omgeving, al dan niet in samenhang met parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • b. toestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien het specifieke gebruik en/of de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geven en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
  • c. toestaan dat op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien conform de voorwaarden zoals opgenomen in de Parkeernota 2021 Gemeente Oegstgeest of diens rechtsopvolger.

Hoofdstuk 4 22a. Functies in de fysieke leefomgeving

Artikel 10 22a. Hoofdfuncties

10.1 Algemeen
10.1.1 Locatie Hoofdfunctie

Een locatie en een bouwwerk of voorziening op die locatie, wordt gebruikt of is in feitelijk opzicht ingericht op een wijze die of met een doel dat het ten dienste staat van de hoofdfunctie die op grond van dit artikel aan die locatie is toegedeeld.

10.1.2 Grondslag Hoofdfunctie

Een Hoofdfunctie benoemt de primaire gebruiksdoeleinden binnen een geografisch informatieobject (werkingsgebied).

10.1.3 Verhouding tot ander functie

Het gebruiksdoel van een Hoofdfuncties:

  • a. verhoudt zich in gelijke mate tot andere op de locatie voorkomende Hoofdfuncties.
  • b. wordt verruimd door op de locatie voorkomende Uitbreidingsfuncties.
  • c. wordt ingeperkt door op de locatie voorkomende Beschermingsfuncties.

10.2 Hoofdfunctie Wonen
10.2.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Hoofdgebied Wonen.

10.2.2 Functieomschrijving

Een locatie aangewezen als Hoofdgebied Wonen heeft de Hoofdfunctie Wonen en wordt alleen gebruikt voor:

  • a. het wonen in een woning;
  • b. beroep of bedrijf aan huis;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. de bij deze functies en activiteiten behorende bouwwerken en voorzieningen.

10.2.3 Bebouwingsoppervlakte aan- of uitbouwen en bijgebouwen

Aan- of uitbouwen en bijgebouwen in het Hoofdgebied Wonen, bij niet gestapelde woningen, hebben een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 40% van het bebouwingsgebied, met een maximum van 60 m2.

10.2.4 Gebruik van woningen
  • 1. Eén huishouden

Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het woon- en leefklimaat woont in een woning in het Hoofdgebied Wonen ten hoogste één huishouden.

  • 2. Aantal woningen

Het aantal woningen in het Hoofdgebied Wonen binnen het plangebied is ten hoogste 160.

  • 3. Bijzonder huishouden

Als één huishouden wordt ook gezien:

  • a. een eigenaar die als hoofdbewoner kamers verhuurt aan maximaal twee personen;
  • b. een huishouden dat mantelzorg verleent, waarbij de ontvanger van mantelzorg in de woning woont of in een gebouw dat bij de woning hoort.

10.2.5 Gebruiken van aan- of uitbouwen en bijgebouwen als woonruimte

Het is verboden een aan- of uitbouw of bijgebouw in het Hoofdgebied Wonen te gebruiken als zelfstandige of afhankelijke woonruimte, tenzij het gaat om huisvesting in verband met mantelzorg.

10.2.6 Beroep of bedrijf aan huis

Met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het woon- en leefklimaat is een beroep of bedrijf aan huis in het Hoofdgebied Wonen alleen toegestaan als dat:

  • a. door de bewoner zelf wordt verricht;
  • b. ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • c. niet meer ruimte in beslag neemt dan 40% van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 m2;
  • d. geen extra parkeerruimte vereist in het openbaar gebied;
  • e. niet uit detailhandel, groothandel of horeca bestaat, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel in producten die op de locatie zijn geproduceerd of gekweekt;
  • f. geen milieubelastende activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving betreft;
  • g. qua milieubelasting en uitstraling past in een woonomgeving.
10.3 Hoofdfunctie Groen
10.3.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Hoofdgebied Groen.

10.3.2 Functieomschrijving

Locaties in het Hoofdgebied Groen hebben de Hoofdfunctie Groen en worden alleen gebruikt voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. extensieve recreatie;
  • d. speel- en sportvoorzieningen;
  • e. voet- fietspaden, en
  • f. de bij deze functies behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
10.4 Hoofdfunctie Verkeer
10.4.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als het Hoofdgebied Verkeer.

10.4.2 Functieomschrijving

Locaties in het Hoofdgebied Verkeer hebben de Hoofdfunctie Verkeer en worden alleen gebruikt voor:

  • a. wegen, voetpaden, fietspaden, parkeervoorzieningen, pleinen en andere daarmee vergelijkbare voorzieningen met een verkeersfunctie;
  • b. waterstaatkundige voorzieningen, waaronder duikers en bruggen, en
  • c. de bij deze functies behorende bouwwerken en voorzieningen.

10.4.3 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Een bouwwerk voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer in het Hoofdgebied Verkeer heeft een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter.

10.5 Hoofdfunctie Water
10.5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als het Hoofdgebied Water.

10.5.2 Functieomschrijving

Locaties in het Hoofdgebied Water hebben de Hoofdfunctie Water en worden alleen gebruikt voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterberging; en
  • d. de bij deze functies behorende bouwwerken en voorzieningen.

Artikel 11 22a. Uitbreidingsfuncties

11.1 Algemeen
11.1.1 Grondslag Uitbreidingsfunctie

Een Uitbreidingsfunctie verruimt de gebruiksdoeleinden binnen een geografisch informatieobject (werkingsgebied) van de onderliggende Hoofdfuncties.

11.1.2 Verhouding tot andere functie

Het gebruiksdoel van een Uitbreidingsfuncties:

  • a. verhoudt zich in gelijke mate tot andere op de locatie voorkomende Uitbreidingsfuncties.
  • b. verruimt de op de locatie voorkomende Hoofdfuncties.
  • c. kan alleen voorkomen als op de locatie ook een Hoofdfunctie voorkomt.
  • d. wordt ingeperkt door op de locatie voorkomende Beschermingsfuncties.
11.2 Uitbreidingsfunctie dorpshuis
11.2.1 Toepassingsbereik

Locaties in het Uitbreidingsgebied dorpshuis hebben de Uitbreidingsfunctie dorpshuis.

11.2.2 Uitbreidingsgebied dorpshuis

Ter plaatse van de locaties met het Uitbreidingsgebied dorpshuis is, aanvullend aan de Hoofdfuncties zoals opgenomen in Artikel 10 22a. Hoofdfuncties, is een onmoetingsruimte, verenigingsruimte en/of dorpshuis toegestaan.

11.2.3 Specifieke regels ten aanzien van maatvoeringen

Ter plaatse van het Uitbreidingsgebied dorpshuis is een onmoetingsruimte, verenigingsruimte en/of dorpshuis toegestaan met een totaal bruto vloeroppervlak van ten hoogste 120 m2.

11.3 Uitbreidingsfunctie calamiteitenroute
11.3.1 Toepassingsbereik

Locaties in het Uitbreidingsgebied calamiteitenroute hebben de Uitbreidingsfunctie calamiteitenroute.

11.3.2 Uitbreidingsgebied calamiteitenroute

Ter plaatse van de locaties met het Uitbreidingsgebied calamiteitenroute is, aanvullend aan de Hoofdfuncties zijn toebedeeld aan locaties zoals opgenomen in Artikel 10 22a. Hoofdfuncties, een calamiteitenroute toegestaan.

11.3.3 Toegankelijkheid calamiteitenroute

De calamiteitenroute ter plaatse van het Uitbreidingsgebied calamiteitenroute wordt uitsluitend gebruikt ten behoeve van calamiteitenverkeer, niet zijnde regulier autoverkeer.

11.3.4 Tijdelijke openstelling t.b.v. regulier verkeer

Het college kan met een verkeersbesluit de calamiteitenroute tijdelijk openstellen voor regulier verkeer indien de primaire ontsluiting niet gebruikt kan worden.

11.4 Uitbreidingsfunctie nutsvoorziening
11.4.1 Toepassingsbereik

Locaties in het Uitbreidingsgebied nutsvoorziening hebben de Uitbreidingsfunctie nutsvoorziening.

11.4.2 Uitbreidingsgebied nutsvoorziening

Ter plaatse van de locaties met het Uitbreidingsgebied nutsvoorziening is, aanvullend aan de Hoofdfuncties zijn toebedeeld aan locaties zoals opgenomen in Artikel 10 22a. Hoofdfuncties, een nutsvoorziening toegestaan.

11.4.3 Specifieke bouwregels

De bouwregels met betrekking tot nutsvoorzieningen zoals opgenomen in artikellid 8.2.6 zijn binnnen het Uitbreidingsgebied nutsvoorziening van overeenkomstige toepassing.

11.5 Uitbreidingsfunctie voetgangersbrug
11.5.1 Toepassingsbereik

Locaties in het Uitbreidingsgebied voetgangersbrug hebben de Uitbreidingsfunctie voetgangersbrug.

11.5.2 Uitbreidingsgebied voetgangersbrug

Ter plaatse van de locaties met het Uitbreidingsgebied voetgangersbrug is, aanvullend aan de aanwezige Hoofdfuncties zoals opgenomen in Artikel 10 22a. Hoofdfuncties, een voetgangersbrug toegestaan met bijbehorende voorziengen.

11.5.3 Specifieke bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende Hoofdfuncties gelden voor de bouw van de voetgangersbrug de volgende regels:

  • a. breedte van de voetgangersburg bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • b. de vrije doorvaarthoogte van de voetgangersbrug bedraagt ten minste 1,5 meter.
11.6 Uitbreidingsfunctie bed and breakfast of logiesfunctie aan huis
11.6.1 Toepassingsbereik

Locaties in het Uitbreidingsgebied bed and breakfast of logiesfunctie aan huis hebben de Uitbreidingsfunctie bed and breakfast of logiesfunctie aan huis.

11.6.2 Uitbreidingsgebied bed and breakfast of logiesfunctie aan huis

Ter plaatse van de locaties met het Uitbreidingsgebied bed and breakfast of logiesfunctie aan huis is, aanvullend aan de Hoofdfuncties zoals opgenomen in Artikel 10 22a. Hoofdfuncties, een bed and breakfast of logiesfunctie aan huis toegestaan.

11.6.3 Specifieke gebruiksregels

Een bed and breakfast of logiesfunctie aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. een bed and breakfast een bedrijf aan huis betreft, zoals bedoeld in artikellid 10.2.6; en
  • 2. het gaat om ten hoogste drie kamers met een logiesfunctie die ondergeschikt is aan de woonfunctie.
  • 3. er wordt voldaan aan de voorwaarden voor beroep- of bedrijf aan huis, zoals opgenomen in artikellid 10.2.6.
  • 4. het bedrijf is ingeschreven als onderneming bij de Kamer van Koophandel.
11.7 Uitbreidingsfunctie Hoogspanningsleiding
11.7.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op locaties binnen het Uitbreidingsgebied Hoogspanningsleiding.

11.7.2 Uitbreidingsfunctie Hoogspannningsleiding

Locaties in het Uitbreidingsbied Hoogspanningsverbinding hebben de Uitbreidingsfunctie Hoogspanningsleiding en worden, aansluitend aan de Hoofdfunctie, alleen gebruikt voor:

  • a. ondergrondse hoogspanningsverbindingen van ten hoogste 50 kV;
  • b. de bij deze functies en activiteiten behorende bouwwerken en voorzieningen.

11.7.3 Bescherming ondergrondse Hoogspanningsleiding

Met het oog op de realisatie van ondergrondse hoogspanningsleidingen in het Uitbreidingsgebied Hoogspanningsleiding worden:

  • a. de oppervlaktes van bouwwerken niet uitgebreid;
  • b. de bouwdieptes van bouwwerken niet vergroot;
  • c. geen goederen opgeslagen, tenzij:
    • 1. het gaat om tijdelijke opslag in verband met onderhoud of inspectie van de hoogspanningsleiding; of
    • 2. de beheerder van de hoogspanningsleiding daarvoor toestemming heeft verleend;
  • d. geen onroerende objecten, geen gebouwen zijnde, geplaatst;
  • e. geen wegen en verhardingen aangelegd;
  • f. geen hoog opgroeiende beplantingen en bomen aangebracht;
  • g. geen kabels en leidingen aangelegd of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur aangebracht;
  • h. geen watergangen en -partijen aangelegd; en
  • i. de maaiveldniveaus niet gewijzigd.

11.7.4 Uitzondering bescherming Hoogspanningsleiding

Artikellid 11.7.3 is niet van toepassing als:

  • a. de activiteiten noodzakelijk zijn voor het verrichten van een bouwactiviteit waarvoor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit is verleend; of
  • b. er sprake is van normaal onderhoud en beheer.

Artikel 12 22a. Beschermingsfuncties

12.1 Algemeen
12.1.1 Grondslag Beschermingsfunctie

Een Beschermingsfunctie beperkt de gebruiksdoeleinden binnen een geografisch informatieobject (werkingsgebied) van de onderliggende Hoofdfuncties en/ of Uitbreidingsfunctie.

12.1.2 Verhouding tot andere functie

Het gebruiksdoel van een Beschermingsfunctie:

  • a. verhoudt zich in gelijke mate tot andere op de locatie voorkomende Beschermingsfuncties.
  • b. beperkt de op de locatie voorkomende Hoofdfuncties en Uitbreidingsfuncties.
  • c. kan alleen voorkomen als op de locatie ook minimaal een Hoofdfunctie voorkomt.
12.2 Beschermingsfunctie Archeologie
12.2.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als:

  • a. Beschermingsgebied archeologie - 1;
  • b. Beschermingsgebied archeologie - 2;
  • c. Beschermingsgebied archeologie - 3.

12.2.2 Beschermingsgebied

Locaties in het:

  • a. Beschermingsgebied archeologie - 1 hebben de beschermingsfunctie archeologie: archeologische waarde;
  • b. Beschermingsgebied archeologie - 2 hebben de beschermingsfunctie archeologie: hoge verwachtingswaarde;
  • c. Beschermingsgebied archeologie - 3 hebben de beschermingsfunctie archeologie: gematigde verwachtingswaarde.
12.3 Beschermingsfunctie Waterkering
12.3.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als het Beschermingsgebied Waterkering.

12.3.2 Beschermingsgebied

Locaties in het Beschermingsgebied Waterkering hebben de Beschermingsfunctie Waterkering.

12.3.3 Doeleinden
  • a. Het instandhouden van de waterkerende werkingen van de waterkeringen.
  • b. Met het oog op de bescherming van de waterkerende werking van waterkeringen wordt in het Beschermingsgebied Waterkering bij het verrichten van een bouwactiviteit gebruik gemaakt van de bestaande fundering en wordt de oppervlakte van een bouwwerk dat is gelegen onder het straatpeil, niet uitgebreid.

12.3.4 Specifieke bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende Hoofdfuncties mag alleen dienste van deze Beschermingsfunctie worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd.
12.4 Beschermingsfunctie Houtkap
12.4.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel gelden op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als het Beschermingsgebied Houtkap.

12.4.2 Beschermingsgebied Houtkap

Locaties in het Beschermingsgebied Houtkap hebben de Beschermingsfunctie Houtkap.

12.4.3 Verbod

Het is verboden om houtopstanden binnen het Beschermingsgebied Houtkap te vellen.

12.4.4 Uitzondering

Het verbod, bedoeld in artikelllid 12.4.3 geldt niet voor houtopstanden die vanwege een slechte conditie gekapt moeten worden.

12.5 Beschermingsfunctie Geluid
12.5.1 Toepassingsbereik
  • 1. Dit artikel is van toepassing binnen het Geluidaandachtsgebied en is alleen van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit ruimtelijke bouwactiviteit voor zover de aanvraag betrekking heeft op het bouwen, in stand houden en gebruiken van een geluidgevoelig gebouw.
  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder geluid uitsluitend verstaan het geluid door wegen, spoorwegen, industrie en industrieterreinen.

12.5.2 Geluidaandachtsgebied

Locaties in het Geluidaandachtsgebied hebben de Beschermingsfunctie Geluid.

12.5.3 Specifieke meet- en rekenbepalingen

Op het bepalen van het geluid op een gevel zijn de meet- en rekenvoorschriften, gesteld bij en krachtens de Omgevingswet, van toepassing.

12.5.4 Waar waarden gelden

De waarden voor het geluid gelden:

  • a. als het gaat om een geluidgevoelig gebouw: op de gevel;
  • b. als het gaat om een nieuw te bouwen geluidgevoelig gebouw: op de locatie waar een gevel mag komen;
  • c. als het gaat om een geluidgevoelige ruimte: in de geluidgevoelige ruimte.

12.5.5 Gezamenlijk geluid

Het gezamenlijk geluid Lg op de gevel van geluidgevoelige gebouwen bedraagt maximaal de opgenomen waarden ter plaatse van de maatvoering: maximum geluidsdruk (dB).

12.5.6 Aanvaardbaarheid geluidgevoelige gebouwen

De aanvaardbaarheid van geluidgevoelige gebouwen in het geluidaandachtsgebied wordt beoordeeld bij de aanvraag omgevingsvergunning, zoals opgenomen in artikelen 9.2.4, 9.2.5, 9.2.6 en 9.2.7 van het omgevingsplan.

12.5.7 Specifieke gebruiksregels

De woningen met gevels ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - niet-geluidgevoelige gevel (met bouwkundige maatregelen)' dienen gerealiseerd te zijn voordat de overige woningen in het plangebied in gebruik kunnen worden genomen.

12.6 Beschermingsfunctie Geluidafschermende voorziening
12.6.1 Toepassingsbereik

Locaties in het Beschermingsgebied Geluidafschermende voorziening hebben de Beschermingsfunctie Geluidafschermende voorziening.

12.6.2 Beschermingsgebied Geluidafschermende voorziening

Ter plaatse van de locaties met het Beschermingsgebied Geluidafschermende voorziening dient een geluidafschermende voorziening aanwezig te zijn en in stand gehouden worden.

12.6.3 Specifieke bouwregels
  • 1. De geluidafschermende voorziening voorziening ter plaatse van het Beschermingsgebied Geluidafschermende voorziening bedraagt ten minste 10 meter en ten hoogste 12 meter.
  • 2. De geluidafschermende voorzieningen dienen te allen tijde aan te sluiten op te realiseren woonblokken, zodat er geen te open delen ontstaan in de geluidafschermende voorziening.
  • 3. De benodigde hoogte van een akoestische afscherming dient in de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.2.2 lid 2 te worden bepaald en vastgelegd.

12.6.4 Specifieke gebruiksregels

De geluidswerende voorziening dient ter plaatse van het Beschermingsgebied Geluidafschermende voorziening gerealiseerd te zijn voordat de woningen in gebruik kunnen worden genomen en de geluidafschermende voorziening dient ter plaatse in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 5 22a. Overgangsrecht

Artikel 13 22a. Overgangsrecht algemeen

13.1 Besluit genomen krachtens een verordening

Besluiten genomen krachtens een verordening die gold op het moment van de inwerkingtreding van een wijziging van dit omgevingsplan waarmee de regels van die verordening zijn opgenomen in dit omgevingsplan en waarvoor dit omgevingsplan overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens dit omgevingsplan.

13.2 Aanvraag om een besluit krachtens een verordening

Een aanvraag om een besluit krachtens een verordening die voor de inwerkingtreding van een wijziging van dit omgevingsplan waarmee de regels van die verordening zijn opgenomen in dit omgevingsplan, is ingediend en waarop nog geen besluit is genomen, wordt behandeld volgens dit omgevingsplan, voor zover dit omgevingsplan een overeenkomstig besluit kent.

13.3 Bestuurlijke sanctie

Een bestuurlijke sanctie die is opgelegd voor een overtreding of dreigende overtreding van een bij of krachtens een verordening, geldende bepaling, geldt als een bestuurlijke sanctie die is opgelegd voor een overtreding of dreigende overtreding van een krachtens dit omgevingsplan geldende bepaling, voor zover dit omgevingsplan een overeenkomstige bepaling kent.

Artikel 14 22a. Overgangsrecht bouwwerken

14.1 Toepassingsbereik overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat is of wordt gebouwd op het moment van de inwerkingtreding van een wijziging van dit omgevingsplan, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning die voor dat moment is verleend, en niet voldoet aan de regels die met die wijziging in het omgevingsplan worden opgenomen, mag:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; of
  • b. na het teniet gaan door een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om de omgevingsvergunning binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan, is ingediend.
14.2 Uitzonderingsgevallen toepassingsbereik overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing:

  • a. als het bouwwerk wordt vergroot; of
  • b. als het bouwwerk of het deel van het bouwwerk in strijd met het voorheen geldende recht is gebouwd.

Artikel 15 22a. Overgangsrecht bij afwijken bestaande maatvoering bouwwerk

15.1 Toepassingsbereik overgangsrecht bij afwijken bestaande maatvoering bouwwerk

Voor zover een bouwwerk of deel van een bouwwerk dat is gebouwd voor de inwerkingtreding van een wijziging van dit omgevingsplan, niet voldoet aan de regels die met die wijziging in het omgevingsplan worden opgenomen over afstanden, hoogtes, inhoud, oppervlakte of bebouwingspercentages, gelden de dan aanwezige maten en percentages ter plaatse van de afwijking als vervangende regel.

15.2 Uitzonderingsgeval toepassingsbereik overgangsrecht bij afwijken bestaande maatvoering bouwwerk

Het eerste lid is niet van toepassing als het bouwwerk of het deel van het bouwwerk in strijd met het voorheen geldende recht is gebouwd.

Artikel 16 22a. Overgangsrecht gebruik locaties en bouwwerken

16.1 Toepassingsbereik overgangsrecht gebruik locaties en bouwwerken

Het gebruiken of laten gebruiken van een locatie of een bouwwerk op een locatie dat plaatsvond voor de inwerkingtreding van een wijziging van dit omgevingsplan en niet voldoet aan de regels die met die wijziging in het omgevingsplan worden opgenomen, mag worden voortgezet.

16.2 Uitzonderingsgevallen toepassingsbereik overgangsrecht gebruik locaties en bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing:

  • a. als het gebruik verandert, tenzij door die verandering het gebruik naar aard en omvang wordt verkleind; of
  • b. als het gebruik in strijd was met het voorheen geldende recht.
16.3 Onderbreking gebruik

Als het gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, wordt het niet hervat.

Artikel 17 22a. Overgangsrecht omgevingsplanactiviteiten

Een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in Artikel 9 die wordt verricht op het moment van de inwerkingtreding van een wijziging van dit omgevingsplan, of kan worden verricht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat moment is verleend, en niet voldoet aan de regels die met die wijziging in het omgevingsplan worden opgenomen, mag worden voortgezet.