1.1 plan
het bestemmingsplan Schippersvaartweg 39 van de Gemeente Noordwijkerhout.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0576.BP201700039-0003 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een éénlaags uitbreiding van een (bestaande) ruimte, welke is gebouwd aan een hoofdgebouw die door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep dat, in een woonruimte wordt uitgeoefend door de bewoner, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij detailhandel is uitgesloten.
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingsgrens
de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.
1.10 berging
bijbehorend bouwwerk in de vorm van bergruimte bij een woning.
1.11 bestaand (in relatie tot bebouwing)
bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzage legging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.12 bestaand (in relatie tot gebruik)
gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.16 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.17 bijgebouw
een op zichzelf staand éénlaags, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.18 bouwbesluit
het Bouwbesluit, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk dat geen gebouw is.
1.26 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 gebruik
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.30 gedeeltelijk vernieuwen
de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd.
1.31 gevellijn
denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.
1.32 groenvoorziening
ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.33 hoofdfunctie
de belangrijkste functie waar de kenmerkende activiteiten plaatsvinden waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.
1.34 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.35 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.36 Keur
wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.
1.37 maaiveld
bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft.
1.38 maatvoeringsvlak
het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.
1.39 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.40 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.41 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.42 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.43 ondergeschikte functie
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt met een maximum van 30 m².
1.44 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.45 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal twee wanden.
1.46 passend in straat- en bebouwingsbeeld
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.47 perceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.48 permanente bewoning
bewoning van een woning als hoofdverblijf.
1.49 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.50 reclame
Iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, al dan niet met behulp van derden. Onder reclame wordt mede verstaan het vragen van diensten.
1.51 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.52 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken.
1.53 speelvoorziening
voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.
1.54 straatmeubilair
verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede telefooncellen, abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
1.55 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.56 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.57 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op uitstraling ervan, als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.58 voorgevellijn
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.59 watergang
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
1.60 waterkering
een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.
1.61 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen (artikel 1, lid 1, sub b wegenverkeerswet).
1.62 wonen
het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid of ander daartoe bedoeld object.
1.63 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor wonen, zijnde de huisvesting van niet meer dan één huishouden. Hieronder valt geen bedrijfsmatige kamergewijze verhuur.
1.64 Wro
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijden van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.3 de afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
2.4 onderlinge afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceels- of bestemmingsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dan wel de snijlijn van het dakvlak en de gevellijn. Indien zich op een dakschild één of meerdere dakkapellen of dakopbouwen bevinden,. waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50 % van de breedte van de gevel waarop het betreffende dakschild rust, is de gootlijn van de dakkapel c.q. de dakopbouw bepalend voor de goothoogte.
N.B.: bij een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt.
2.7 de hoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.8 de hoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.9 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 het bebouwd oppervlak
de oppervlakte van alle op een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein gelegen bouwwerken tezamen;
2.12 peil
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: + 35 cm ten opzichte van de hoogte van de kruin van de weg;
- voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan, buiten beschouwing blijven;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
2.13 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen
- speelvoorzieningen;
- voet- en fietspaden;
- straatmeubilair;
- water, waterberging en sierwater;
- nutsvoorzieningen;
- (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
- riolering inclusief installaties.
3.1.1 Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, dammen en duikers, toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op de in
artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende maximale bouwhoogtes:
| Bouwhoogte |
van speeltoestellen | 5 m |
van lichtmasten | 10 m |
nutsvoorzieningen | 3 m |
bruggen, dammen | 3 m |
geluidsschermen | 5 m |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken als parkeerplaats voor motorvoertuigen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
- verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, straatmeubilair, (ondergrondse) afvalcontainers, reclameborden, speelvoorzieningen, doeleinden van openbaar nut, geluidswerende voorzieningen, abri's, water en groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- riolering inclusief installaties.
4.1.1 Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, dammen, duikers en straatmeubilair toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende maximale bouwhoogtes:
| Bouwhoogte |
van lichtmasten | 10 m |
nutsvoorzieningen | 3 m |
van straatmeubilair | 2 m |
bruggen, dammen | 3 m |
geluidsschermen | 5 m |
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water en waterlopen;
- infiltratievoorzieningen;
- recreatief medegebruik;
- groen en taluds;
- nutsvoorzieningen, waaronder riolering inclusief installaties;
- duikers;
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering.
5.2 Bouwregels
Op de in
artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en ten dienste de bestemming worden gebouwd. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterstaatkundige doeleinden zoals bruggen, dammen en duikers, toegestaan;
- bij planvorming met gevolgen voor de waterhuishouding wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder;
- het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals steigers, (vis)vlonders, en vergelijkbare constructies (die over het water hangen) zijn niet toegestaan.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-gebonden-beroep;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, terreinen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
6.1.1 Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:
- gebouwen;
- (aangebouwde) bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Hoofdgebouwen
Op de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen of wooneenheden worden gebouwd;
het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak, waarbij daarnaast de volgende aanduidingen gelden:
- ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
- ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' bevinden zich op de eerste bouwlaag de bergingen ten dienste van de wooneenheden;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt ten hoogste het aantal woningen of wooneenheden per bouwvlak het aangegeven aantal;
- de maximale bouwhoogte is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
- in het gehele plangebied zijn maximaal 45 wooneenheden toegestaan, waarvan 21 gestapelde wooneenheden en 24 woningen.
6.2.2 Bijgebouwen
Op de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen (aangebouwde) bijgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- het gezamenlijk grondoppervlak van aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 50% van het voorerf van de woning bedragen tot een maximum van 60 m²;
- de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 3,5 meter bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen alleen onderstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende maximale bouwhoogtes:
| Bouwhoogte |
van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevellijn en openbare weg | 1 m |
van (schotel) antennes | 5 m |
van tuinmeubilair | 2 m |
van scootmobiel opslag | 1,5 m |
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan-huis-gebonden beroep
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval niet verstaan, het gebruik van de woning voor aan-huis-gebonden beroep, onder voorwaarden dat:
- de activiteiten geen hinder voor de woonsituatie mogen opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunningplichtig dan wel meldingsplichtig zijn;
- de activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- de activiteiten mogen geen detailhandel en horeca betreffen;
- de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
- de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 30 % van de bebouwde oppervlakte mag bedragen;
- de activiteiten mogen niet plaatsvinden in de bijgebouwen en/of bergingen van de woningen/wooneenheden;
- de activiteiten mogen enkel door de bewoner worden uitgeoefend;
- reclame-uitingen een maximale omvang van 0,5 m² hebben en onverlicht zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op de in
artikel 7 lid 1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde onder a onder 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 centimeter;
- het graven of dempen van waterpartijen en watergangen dieper dan 30 centimeter;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 centimeter;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
7.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
- plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
- een bodemverstoring betreffen van maximaal 100 m²;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn.
7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder
artikel 7 lid 3.1 wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken niet onevenredig worden geschaad. De aanvrager van de bouwvergunning dient een inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren en een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Overschrijding bouwgrens
Het overschrijden van de op de verbeelding aangeduide bouwgrens voor de bouw van bouwwerken van ondergeschikte aard zoals loggia's, erkers, keldertoegangen, dakoverstekken, luifels en balkons, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen is toegestaan, mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:
- de diepte ten hoogste 1/3 van de diepte van de voortuin bedraagt, tot een maximum van 1,5 meter;
- de breedte ten hoogste 40% van de voorgevelbreedte, of de volle breedte van het bestaande raamkozijn bedraagt;
- de goothoogte ten hoogste 3 meter bedraagt.
9.2.1 Ondergrondse gebouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:
- de bouw van ondergrondse ruimten behorende bij en dienstbaar aan een woning is uitsluitend toelaatbaar voor zover zich op het bouwvlak een woning bevindt;
voor het bouwen van ondergrondse ruimten behorende bij en dienstbaar aan een woning geldt het volgende:
- de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toelaatbaar onder de woning of onder de bijgebouwen behorende bij de woning;
- de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding dienen gesitueerd te zijn aan de van de weg afgekeerde zijde van het gebouw; aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 m vanuit de bovengrondse voorgevel voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel;
- ondergrondse ruimten tellen niet mee bij het bepalen van de inhoudsmaat van woningen.
9.2.2 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of seksbedrijf;
- het gebruik van het hoofdgebouw als beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte;
- het gebruik van woningen anders dan voor één huishouden.
- standplaats voor onderkomens, uitgezonderd kampeerwagens en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één kampeerwagen en/of tent per bouwperceel wordt geplaatst en deze niet voor bewoning wordt gebruikt;
- het opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal;
- het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
- het gebruik of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes voor reclamedoeleinden.
10.2 Geen strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen gerekend.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover deze noodzakelijk zijn voor een correcte technische uitvoering en/of om te voldoen aan wettelijke regelingen;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan en dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt tot een maximum van 2 m boven de maximale (bouw)hoogte.
- de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een goothoogte van niet meer dan 4 meter. (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden;
van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Algemene procedureregels
Indien het college van burgemeester en wethouders gebruik wil maken van de nadere eis als bedoeld in deze regels, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:
- het voornemen tot het verlenen van de nadere eis ligt gedurende twee weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage;
- het college van burgemeester en wethouders maken het voornemen bekend in één of meer dag, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op gebruikelijke wijze;
- gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder tegen het voornemen om gebruik te maken van de nadere eis schriftelijk zienswijzen indienen bij het college van burgemeester en wethouders;
- het besluit tot het verlenen van de nadere eis vermeldt in ieder geval hetgeen omtrent de ingekomen zienswijzen is overwogen. Aan indieners van zienswijzen wordt een afschrift van het besluit tot verlening toegezonden.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
13.2 Aanpassen verwijzingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij op grond van
artikel 13 lid 1 verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
artikel 14 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.3 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.4 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 14 lid 3, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.5 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 14 lid 3, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
artikel 14 lid 3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Schippersvaartweg 39.