direct naar inhoud van Artikel 24 Leiding - Hoogspanning
Plan: Zee, Strand en Duin
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPzeestrandenduin-ON01

Artikel 24 Leiding - Hoogspanning

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor hoogspanningsleidingen met de daarbij behorende beschermingszone aan weerszijden uit het hart van de kabel.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 24.1 genoemde gronden is bebouwing slechts toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in lid 24.1 zijn toegestaan;
  • b. overige bouwwerken zijn niet toegestaan, tenzij toepassing wordt gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 24.3 onder a.
24.2.2 Uitzondering verbodsregel

Het verbod als bedoeld in lid 24.2.1 onder b is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
24.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van het bouwverbod voor overige bouwwerken zoals bedoeld in lid 24.2.1 onder b van dit artikel een omgevingsvergunning te verlenen indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in lid 24.1.
  • b. Voorafgaand aan de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de voorgenomen afwijking en vraagt zij tevens aan de betrokken leidingbeheerder(s) om binnen een nader door het college van burgemeester en wethouders te bepalen redelijke termijn haar zienswijze kenbaar te maken.
24.4 Specifieke gebruiksregels
24.4.1 Voorwaarden verplichting ligging kabel

Bij de aanleg van de hoogspanningsleidingen zoals bedoeld in 24.1, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de ligging van de kabel en de wijze van aanleggen:

  • a. het hart van de kabel dient minimaal 3 meter van de bestemmingsgrens te liggen;
  • b. de kabel dient op een minimale diepte gelegen te zijn, waarbij per gebied de volgende minimale diepten gelden:
    • 1. algemeen geldt een minimale diepte van 1,2 meter, gemeten ten opzichte van maaiveld;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - doorkruising duinen' een minimale diepte van 9,7 méter geldt, gemeten ten opzichte van NAP.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Op en onder de in 23.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven, dieper dan 1 m onder peil;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, dieper dan 1 m onder peil;
    • 3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 4. diepploegen, dieper dan 1 m onder peil;
    • 5. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, dieper dan 1 m onder peil;
    • 6. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, dieper dan 1 m onder peil;
    • 7. het aanbrengen van verhardingen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het normaal onderhoud en beheer;
    • 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. werken en werkzaamheden die plaatsvinden voordat de hoogspanningsleidingen als bedoeld in lid 24.1 worden aangelegd;
  • c. De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in lid 24.1;
  • d. Alvorens over te gaan tot de verlening van een vergunning als bedoeld onder a wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.