direct naar inhoud van Regels
Plan: Jan Kroonsplein
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPZWJanKroonsplein-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Jan Kroonsplein van de gemeente Noordwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0575.BPZWJanKroonsplein met de bijbehorende regels en bijlage

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aan huis verbonden beroep en bedrijf

een beroep of bedrijf, dat door de bewoner in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bed & breakfast

een voorziening gericht op het - binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal 4 personen.

1.10 begane grondvloer

De vloer direct gelegen achter de hoofdentree van een gebouw.

1.11 berging

een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, geschikt en bestemd voor opslagdoeleinden van huishoudelijke aard.

1.12 bestaand

de situering dan wel gebruik zoals deze bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijbehorende bouwwerken

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.25 gastouderopvang

een vorm van kinderopvang die met behoud van de woonfunctie door een bewoner van een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van kinderopvang voor maximaal zes kinderen tegelijkertijd.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 grootschalige detailhandel

detailhandel groter dan 1500 m2 vloeroppervlak.

1.28 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.29 horeca

een bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse te laten nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie waarbij de volgende specifieke vormen onder horeca worden begrepen:

  • categorie 1 daghoreca: een bedrijf dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak en dranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  • categorie 2 restaurant/cafetaria: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • categorie 3 café/bar: een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakende van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  • categorie 4 bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij gelegenheid wordt geboden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de grenzen van de lokaliteit voltrekt;
  • categorie 5 zaalaccommodatie: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het bieden van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • categorie 6 hotel: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.
1.30 kantoor

een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

1.31 kunstwerk

een bouwconstructie in op of over een weg, spoorlijn of watergang, waaronder begrepen zijn viaducten, bruggen, tunnels alsmede hiermee vergelijkbare bouwwerken; vliesconstructies en duikers daaronder niet begrepen.

1.32 maaiveld

de bovenkant van de grond van het terrein.

1.33 NAP

het genormaliseerde Amsterdams peil ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.34 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 ondergronds bouwwerk

elk bouwwerk beneden maaiveld.

1.36 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.37 peil

a. peil ten aanzien van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;

b. peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel.

1.38 straatmeubilair
  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, voorwerpen van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen.
1.39 Supermarkt

een detailhandelsbedrijf voor de handel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) en in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen.

1.40 verblijfsruimte

Een in een gebouw gelegen ruimte voor het verblijven van personen, zoals hotel-, woon-, en slaapkamers.

1.41 voorgevel

de naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel wordt aangemerkt.

1.42 Wonen

Het duurzaam hoofdverblijf houden door een huishouden in een woning; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.43 zolderverdieping

De bovenste verdieping van een gebouw, welke geheel of gedeeltelijk is afgedekt met een schuin of gebogen dak en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen en die door vorm, afmeting en gebruiksmogelijkheden niet geschikt is of geschikt gemaakt kan worden als verblijfsruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn, tussen of vanaf de buitenwerkse gevelvlakken, waarbij uitstekende delen tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte van een bouwwerk

van en tot de buitenkant van een zijgevel (en/of het hart van de scheidingsmuren), met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.4 bruto vloeroppervlakte

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld.

2.5 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

2.6 diepte van een bouwwerk

van de buitenkant van de voorgevel tot de buitenkant van de achtergevel, met dien verstanden dat waar de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen deze diepte gemeten wordt tussen de meest ver naar voren en naar achteren liggende punten.

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Verticale bouwdiepte van een bouwwerk

het laagste punt van het bouwwerk, met inbegrip van de fundering van een bouwwerk en met uitzondering van ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk, die gelet op aard en omvang de grondwaterstand niet zullen beïnvloeden, en heipalen, gemeten in NAP-hoogte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca-activiteiten van categorie 1 en 2;
  • d. wonen;
  • e. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten", zijn woningen op de begane grond niet toegestaan;
  • g. aan de onder a tot en met e genoemde functies gebonden ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • h. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder groen, water, erven, tuinen en paden.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden.

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van bijhorende bouwwerken mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 50 m2;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag tot een maximum van 4 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel;
    • 2. 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige andere bouwwerken.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf geldt:

  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
  • b. uitsluitend worden activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten behorend bij dit bestemmingsplan, dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de genoemde categorieën;
  • c. de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;
  • d. maximaal 1/2e deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 70 m2;
  • e. horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
  • f. bed & breakfast en gastouderopvang zijn toegestaan;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit is niet toegestaan;
  • h. lichtreclame is niet toegestaan;
  • i. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca-activiteiten van categorie 1 en 2 uitsluitend op de begane grondlaag;
  • b. horeca-activiteiten van categorie 6 met maximaal 50 kamers;
  • c. wonen, tot een maximum van 50 woningen, onder voorwaarde dat de activiteiten zoals benoemd in lid b niet gerealiseerd of gebruikt worden;
  • d. detailhandel, uitsluitend op de begane grondlaag;
  • e. aan de onder a tot en met c genoemde functies gebonden (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • f. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder groen, water, erven, tuinen en paden.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 50 m2;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;

4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel;
    • 2. 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 2 m voor terrasschermen;
    • 4. 3 m voor overige andere bouwwerken.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

4.3.1 Detailhandel

De vestiging van grootschalige detailhandel en supermarkten is niet toegestaan.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • d. bruggen en viaducten;
  • e. pleinen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. duikers;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage;
  • l. terrassen ten behoeve van direct aan de bestemming grenzende horecabedrijven;
  • m. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals straatmeubilair, groen en water.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

5.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat:

  • a. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de entree van ondergrondse parkeervoorzieningen gebouwd mogen worden, waarbij:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2; 
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • b. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

 

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 5 m voor voorwerpen van beeldende kunst;
  • b. 2 m voor terrasschermen;
  • c. 4 m voor overige andere bouwwerken.
5.3 Voorwaardelijke verplichting parkeergarage

De te realiseren parkeergarage mag niet eerder in gebruik worden genomen indien de in- en uitrit van de te realiseren parkeergarage zoals bedoeld in 5.1 onder k, uitgevoerd wordt middels een volledige overkapping met absorberende wanden en plafond. 

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  • c. tuinen en erven;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. bij een en ander behorende in- en uitritten, (ondergrondse) parkeervoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op en in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag, in afwijking van het gestelde in lid a, buiten het bouwvlak een ondergrondse parkeergarage gebouwd worden.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw aan de achter- of zijgevel mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel mag niet meer bedragen dan 2,5 m gerekend vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4,5 m;
  • e. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot het openbaar toegankelijk gebied mag niet minder bedragen dan 1 m;
  • f. de afstand van een bijbehorend bouwwerk vanaf de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 1 m;
  • g. het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied mag als gevolg van alle bijbehorende bouwwerken voor niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • h. de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij aaneengesloten woningen mag niet meer bedragen dan 45 m²;
  • i. de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij halfvrijstaande en vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouw van een bijbehorend bouwwerk (in de vorm van erker en/of luifel) aan de voorgevelgrens is toegestaan met dien verstande, dat:
    • 1. de diepte niet meer bedraagt dan 1 m, waarbij ten minste 2 m tuindiepte dient te resteren;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de woning;
    • 3. de breedte niet meer bedraagt dan:
      • indien de breedte van het bestaande raamkozijn wordt benut, de breedte van het bestaande raamkozijn plus de zijwanden van het bijbehorende bouwwerk;
      • in andere gevallen mag de breedte niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 4. er nog geen bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de woning is gerealiseerd;
    • 5. een bijbehorend bouwwerk kan worden uitgevoerd in een combinatie van een erker met een boven de entree van de woning doorlopende luifel.

6.2.3 Dakkapellen op woningen

Voor het bouwen van een dakkapel gelden de volgende regels:

  • a. indien meerdere dakkapellen op één dakvlak of op meerdere aaneengesloten dakvlakken zijn gevestigd mogen deze uitsluitend worden gebouwd op een regelmatig gerangschikte en horizontale lijn;
  • b. bij een individueel hoofdgebouw mag een dakkapel uitsluitend gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding gevel worden gebouwd;
  • c. de onderzijde van een dakkapel mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet worden gebouwd;
  • d. de bovenzijde van een dakkapel mag niet minder dan 0,5 m onder de daknok worden gebouwd. Uitzondering mogelijk voor plaatsing in het achterdakvlak;
  • e. een dakkapel op een mansardedak mag uitsluitend worden gebouwd in het onderste deel van het dakvlak, met de bovenkant gelijnd aan de knik in het dakvlak;
  • f. op het voordakvlak mag
    • 1. per hoofdgebouw niet meer dan één dakkapel worden gebouwd,
    • 2. de zijkant van een dakkapel op niet meer dan 0,80 m uit het hart van de woningscheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de zijgevel worden gebouwd, met dien verstande dat bij een twee-onder-één-kap woningen ook één gecentreerde dakkapel op het gezamenlijke dakvlak mogelijk is,
    • 3. de bouwhoogte van een dakkapel maximaal 1,50 m bedragen, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim,
    • 4. de breedte van een dakkapel maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak bedragen, gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of buitenzijde van de gevels;
  • g. op het zijdakvlak mag:
    • 1. de zijkant van een dakkapel niet meer dan 0,50 m uit het hart van de scheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de gevel worden gebouwd,
    • 2. de bouwhoogte van een dakkapel maximaal 1,75 m bedragen, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim,
    • 3. de breedte van de dakkapel maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak bedragen, gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of de buitenzijde van de gevels.

6.2.4 Andere bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel(lijn);
    • 2. 2 m voor overige andere bouwwerken.

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

6.2.5 Bouwwerken ten aanzien van verkeersvoorzieningen

Voor het bouwen van bouwwerken ten aanzien van verkeersvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van gebouwen mag niet meer dan 25 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 10 m bedragen.
6.2.6 Bouwwerken ten aanzien van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van bouwwerken ten aanzien van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van gebouwen mag niet meer dan 60 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Dakterras

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 6.2.2, onder b ten behoeve van een dakterras bovenop een éénlaagse uitbouw aan de achterzijde waarbij:

  • a. boeiboorden tot een hoogte van 0,5 m zijn toegestaan;
  • b. terrashekjes en (dak)terrasafscheidingen tot een hoogte van 1,5 m zijn toegestaan, en
  • c. er geen afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de uitstraling aan de straatzijde;
    • 2. de daglichttoetreding en bezonning van gebouwen op aangrenzende percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 van de bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten', dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen aan de genoemde categorieën;
    • 2. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    • 3. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 1/2 deel van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 70 m²;
    • 4. het plaatsen of gebruik van lichtreclame is niet toegestaan;
    • 5. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 6. horeca en/of detailhandel is niet toegestaan, behoudens ondergeschikte detailhandel.
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

7.2.2 Verlenen vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform opgesteld archeologisch onderzoek, als bedoeld in lid 7.2.1 blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het in acht nemen van de bij de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden regels.

7.2.3 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.2.4 Uitgezondere werkzaamheden

Lid 7.2.1, 7.2.2 en 7.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet worden uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 50 centimeter onder maaiveld en er geen hei- of schroefwerkzaamheden worden verricht.

7.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien het bepaalde in lid 7.2.3 onder c van toepassing is, dan word in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk ziijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod

Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in lid 7.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen, dan wel te laten uitvoeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

7.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 7.2 van toepassing is;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

7.3.3 Toelaatbaarheid

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd waaruit naar hun oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel als mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

7.3.4 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.3.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien het bepaalde in lid 7.3.4 onder c van toepassing is, dan word in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding als gebied of terrein Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen:

  • a. indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • b. of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
  • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 8 Waterstaat - Ondergrondsbouwen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Ondergrondsbouwen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het behoud van een evenwichtig grondwatersysteem;
  • b. het voorkomen van onevenredige grondwateroverlast.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de bestemming uit het vigerende bestemmingsplan, waarbij aanvullend de volgende regels gelden:

  • a. de verticale bouwdiepte van (ondergrondse) bouwwerken mag niet lager zijn dan de verticale bouwdiepte zoals op de verbeelding met 'verticale bouwdiepte (m)' is aangegeven.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van 8.2, ten einde een verticale bouwdiepte van (ondergrondse) bouwwerken toe te staan, die lager is dan de verticale bouwdiepte zoals op de verbeelding met 'verticale bouwdiepte (m)' is aangegeven indien:

  • a. Uit een specifiek grondwateronderzoek is gebleken dat dit niet leidt tot een verstoring van het grondwater systeem;
  • b. Uit een specifiek grondwateronderzoek is gebleken dat dit niet leidt tot grondwateroverlast in het nog te bouwen bouwwerk.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Overige regels

9.1 Parkeernormen
9.1.1 Parkeernorm

Het gebruiken en / of bebouwen van gronden is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals die zijn neergelegd in de 'Nota Parkeernormen 2020', dan wel de opvolger daarvan. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

9.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.1, overeenkomstig het beleid zoals neergelegd in 'Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013' dan wel de opvolger daarvan, indien het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie geborgd is.

9.1.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 9.1.1, overeenkomstig het beleid zoals neergelegd in 'Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013' dan wel de opvolger daarvan, ten einde een hogere parkeereis en/of zwaardere eisen ten aanzien van de bijbehorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading toe te passen indien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie te borgen.

9.2 Maximum aantal woningen

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 en artikel 6, zijn maximaal 59 woningen toegestaan binnen deze bestemmingen Centrum en Wonen in het plangebied behorende bij dit bestemmingsplan, uitgezonderd de bestaande woningen (aan de Binnenweg) op het moment van de ter inzage legging van dit bestemmingsplan.

9.3 Maximum aantal vierkante meter detailhandel

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 en artikel 6, is maximaal 842 m2 detailhandel toegestaan binnen het plangebied behorende bij dit bestemmingsplan.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals balkons, plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 2 meter, buiten beschouwing gelaten.

11.2 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande verticale bouwdiepte lager is dan in artikel 8 is voorgeschreven, geldt dat de bestaande verticale bouwdiepte als ten laagste toelaatbaar mag worden aangehouden;
  • b. Ingeval van herbouw is lid a uitsluitend van toepassing, indien:
  • 1. de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt en
  • 2. deze herbouw plaatsvindt na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vlieg tuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal, voor zover niet anders bepaald;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag.

12.2 Voorwaardelijke verplichting Wet geluidhinder

Het in gebruik nemen van een woning conform de bestemming is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de geluidsbelasting op de gevels van het geluidgevoelig object voldoet aan de voorkeursgrenswaarde of de vastgestelde hogere grenswaarde en de daaraan gekoppelde voorwaarden (besluit wordt als bijlage toegevoegd);
  • b. het geluidgevoelig object ten minste één geluidsluwe gevel heeft;
  • c. het geluidgevoelig object maximaal één dove gevel heeft;

waarbij tevens geldt dat:

  • d. de maatregelen als beschreven in dit artikel dienen in stand te worden gehouden zo lang het pand in gebruik is als geluidgevoelig object.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. de gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bouwregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 2 m, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • d. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 30 m³ en een bouwhoogte van niet meer dan 3 m (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, abri's, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair.
13.2 Randvoorwaarden toepassing omgevingsvergunning voor afwijken

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering

Lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 14.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Jan Kroonsplein.