10.2 Afwijkingsbevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, met dien verstande dat:
-
a. geringe afwijkingen van maatvoeringen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
b. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals windmolens en zonnepanelen;
-
c. de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van balkons, bordessen, luifels, buitentrappen en andere ondergeschikte delen van gebouwen. lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen.