direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rotonde en gedeelte fietspad Offem-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In Noordwijk is een nieuwe woonwijk in ontwikkeling (Offem-Zuid). Deze woonwijk wordt in fases gerealiseerd. Ten behoeve van deze wijk is een goede ontsluiting noodzakelijk. Deze ontsluiting vindt plaats via een nieuwe ontsluitingsweg en een langzaam verkeersverbinding die de wijk verbindt met de kern van Noordwijk-Binnen.

In het kader van de ontwikkeling van Offem-Zuid dient de gemeente Noordwijk ter plaatse van de Beeklaan in Noordwijk een nieuwe rotonde te realiseren. Deze rotonde zal als hoofdontsluiting gaan fungeren voor de nieuwe woonwijk. Ook wordt er een nieuw fietspad aan de noordzijde van de Beeklaan mogelijk gemaakt die ter plaatse van de daar reeds bestaande rotonde aansluit op de Herenweg. De realisatie van beide functies is niet mogelijk op basis van de vigerende bestemmingsplannen. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit twee delen: de nieuwe rotonde Beeklaan en de locatie van een deel van het nieuw te realiseren fietspad.

  • Het zuidelijke deel van het plangebied ten behoeve van de nieuwe rotonde Beeklaan, ligt ten zuidwesten van de Beeklaan, halverwege de kruisingen Beeklaan-Herenweg en Beeklaan-Achterweg.
  • Het noordelijk deel van het plangebied ligt aan de oostzijde van de bestaande rotonde Herenweg-Beeklaan, voor een klein deel in de tuin van het perceel Herenweg 51.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Google Earth)

1.3 Geldende planologische situatie

Voor het plangebied van de nieuwe rotonde Beeklaan geldt het bestemmingsplan "Landelijk Gebied" (vastgesteld op 13 april 2017). De gronden zijn bestemd als 'Agrarisch – Bollenteelt – Bollenzone 1'. Daarnaast geldt er ook een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Op grond van de bestemming 'Agrarisch' is de verkeersfunctie niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende planologische situatie (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

Voor het noordelijk deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Offem-Zuid", vastgesteld op 27 juni 2013. De gronden ter plaatsen van het plangebied zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Tuin'. Ook is er een dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen (inclusief beschermingszone) ten behoeve van de aanwezige gasleiding die parallel loopt aan de Beeklaan. Op grond van de bestemming 'Tuin' is de functie verkeer niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede geldende planologische situatie (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

1.4 Leeswijzer

De toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 is de bestaande situatie beschreven en wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is de gewenste ontwikkeling getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 is de toetsing van de gewenste ontwikkeling aan de relevante sectorale omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid nader toegelicht.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De Beeklaan is de verbindingsweg tussen Noordwijk aan Zee/Noordwijk Binnen en de N206. De Beeklaan is een gebiedsontsluitingsweg en ligt voor een deel buiten en voor een deel binnen de bebouwde kom. Het gedeelte vanaf de N206 tot net voor de rotonde met de Herenweg is gelegen buiten de bebouwde kom waar een maximum snelheid van 80 km/uur geldt. Net voor de rotonde met de Herenweg begint de bebouwde kom. Vanaf daar is de maximum snelheid 50 km/uur. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt aan de zuidwest zijde van de Beeklaan, grenzend aan de langs de weg gelegen sloot en berm, daarna volgt agrarisch gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0004.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie Beeklaan (bron: Quick scan flora en fauna)

Voor het noordelijk deel van het plangebied ligt de tuin van het perceel aan de Herenweg 51 direct naast de rotonde Herenweg-Beeklaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0005.png"

Figuur 2.2 Huidige situatie Herenweg - Beeklaan en toekomstige ligging fietspad (bron: Google Street view)

2.2 Beoogde situatie

Met de realisatie van de nieuwe woonwijk aan de Beeklaan (zuidelijk deel plangebied) komt er een aansluiting Beeklaan – Offem-Zuid. Uit onderzoek is gebleken dat een rotonde hiervoor het beste alternatief is. Om de greppel aan de westzijde van de weg te behouden wordt deze door middel van een duiker onder de rotonde geleidt.

Om de nieuwe woonwijk Offem-Zuid te ontsluiten voor fietsers wordt er een nieuw fietspad aangelegd. Dit fietspad komt parallel aan de noordzijde van de Beeklaan te liggen. Ter plaatse van de bestaande rotonde Beeklaan-Herenweg sluit het nieuw te realiseren fietspad aan op het bestaande fietspad langs de Beeklaan richting Noordwijk aan Zee. Het fietspad doorsnijdt in de toekomstige situatie de tuinbestemming ter plaatse van het perceel Herenweg 51.

Op de volgende afbeeldingen is te zien welke gebieden de bestemming gewijzigd dient te worden om de ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0006.jpg"

Figuur 2.3 Beoogde situatie rotonde Beeklaan, in blauw is aangegeven voor welk deel van de rotonde de bestemmingswijziging noodzakelijk is

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0007.png"

Figuur 2.4 Beoogde situatie rotonde Herenweg - Beeklaan, in blauw is aangegeven voor welk deel van de rotonde de bestemmingswijziging noodzakelijk is

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan dient getoetst te worden aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid nader beschreven.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Barro (2011)

De structuurvisie infrastructuur en ruimte is van een dusdanig hoog abstractieniveau dat het geen raakvlak kent met dit voorliggende plan.

3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2012)

Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit volgt uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op basis van vaste jurisprudentie dient in dat kader onder meer te worden aangetoond dat een goede verkeersafwikkeling is gewaarborgd en dat de verkeersveiligheid voldoende is gewaarborgd. Dit wordt onderbouwd in paragraaf 4.5.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie 12 januari 2017)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014 en meermaals (gedeeltelijk) herzien, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen;
  • bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de VRM zijn voor ruimte en mobiliteit vier speerpunten benoemd:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Conclusie

De ontwikkelingen die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, hebben geen raakvlak met provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie 2030

Op 12 oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Noordwijk de Omgevingsvisie Noordwijk 2030 vastgesteld. Een document waaraan vele inwoners, ondernemers, organisaties en verenigingen hebben bijgedragen. In de omgevingsvisie is aangegeven hoe Noordwijk zich verder moet ontwikkelen richting 2030.

De Omgevingsvisie Noordwijk 2030 is voornamelijk een uitnodiging aan inwoners, ondernemers en organisaties om vooral zelf vorm te geven aan de toekomst. De visie verbindt de praktijk met concrete plannen die in co-creatie tot stand zijn gekomen. In de visie zijn 7 sterren benoemd, de sterren die zijn te beschouwen als de pijlers van de Omgevingsvisie 2030. Als een groene draad loopt duurzaamheid door de visie heen. Bij de omgevingsvisie is een kaart opgesteld. Deze kaart presenteert het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief richting 2030. De legenda van de kaart is zo opgesteld dat de ambities uit de omgevingsvisie duidelijk worden. Zo kunnen de teksten in samenhang met de kaart gelezen worden. Op onderstaande figuur is de omgevingsvisie ter hoogte van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0008.png"

Figuur 3.1 Uitsnede Kaart bij deel A - Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief

Onderzoek

Het woningbouwplanplan Offem-Zuid en de fiets- en auto ontsluiting worden benoemd en gevisualiseerd in de omgevingsvisie. Dit sluit aan bij één van de 7 thema's, namelijk 'uitstekende bereikbaarheid', waarbij het uitgangspunt is dat de bereikbaarheid voor alle groepen in de samenleving optimaal moet zijn.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is conform de Omgevingsvisie Noordwijk 2030.

3.5 Conclusie

Het aanleggen van de rotonde en het fietspad geeft invulling aan het gemeentelijk beleid. Het rijks- en provinciaal beleid zijn van een hoger schaalniveau en daarmee voor de deze ontwikkeling niet relevant.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, namelijk een rotonde en een fietspad, getoetst aan de relevante omgevingsaspecten. In de paragrafen wordt indien relevant vermeld of het aspect betrekking heeft op het noordelijke deel van het plangebied (het fietspad) gelegen in het bestemmingsplan Offem-Zuid, of het zuidelijke deel van het plangebied (de rotonde) gelegen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

4.2 Bedrijven en milieuhinder

Ter plaatse van de Beeklaan wordt een nieuwe rotonde aangelegd en aansluitend aan de Herenweg 51 komt een fietspad (naast de bestaande rotonde Beeklaan/Herenweg). Een rotonde en een fietspad worden op basis van de VNG-publicatie niet beschouwd als milieuhinderlijke functie. Derhalve hoeft toetsing aan de richtafstanden niet plaats te vinden.

Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsing

Ten behoeve van de ontwikkeling van de rotonde, het zuidelijke deel van het plangebied, wordt in dit bestemmingsplan de vigerende dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" overgenomen uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied. Indien noodzakelijk wordt in de vergunningfase ter plaatse van de rotonde op basis van het uitgewerkte civieltechnische ontwerp voor de rotonde gericht archeologisch onderzoek uitgevoerd.

Op de gronden van het nieuw te realiseren fietspad ten hoogte van Herenweg 51, het noordelijke deel van het plangebied, is op basis van het bestemmingsplan Offem-Zuid geen sprake van archeologische waarden. Ook is er ter plaatse van deze gronden al een gasleiding aanwezig die planologisch is beschermd.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid. Om deze reden is ter plaatse van het gehele plangebied de huidige bodemkwaliteit vastgesteld middels een verkennend bodemonderzoek. Het bodemonderzoek is door onderzoeksbureau IDDS uitgevoerd en is toegevoegd in bijlage 4. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat:

  • In de grond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen (puin e.d.) waargenomen;
  • Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • De bovengrond ter plaatse van Herenweg 51 is licht verontreinigd met kwik, lood en zink;
  • De bovengrond ter plaatse van Achterweg 2D is licht verontreinigd met kwik en PCB;
  • De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte parameters ter plaatse van de Herenweg 51 en Achterweg 2D;
  • Het grondwater is niet verontreinigd met de onderzochte parameters ter plaatse van de Herenweg 51 en Achterweg 2D.

De bodem ter plaatse van het plangebied is geschikt voor de beoogde ontwikkeling. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.

4.5 Verkeer en infrastructuur

Ontsluiting

De voorgenomen rotonde zorgt voor een ontsluiting van de nieuwe woonwijk Offem-Zuid.

De Herenweg is eveneens een gebiedsontsluitingsweg met een maximale snelheid van 50 km/uur en een vrij liggend fietspad er naast. De Herenweg gaat over in de Gooweg en loopt langs de kern van Noordwijk Binnen parallel aan de N206 naar Noordwijkerhout. Op de Herenweg is ter hoogte van het plangebied een bushalte aanwezig. De lijnen 21 en 221 gaan naar Leiden Centraal of Noordwijk, Duinpark.

De N206 wordt ter hoogte van de Beeklaan half ontsloten, dat wil zeggen dat momenteel vanaf de Beeklaan de N206 alleen in zuidelijke richting (dus naar Katwijk) kan worden bereden. Er vindt onderzoek plaats naar een volledige ontsluiting van de Beeklaan op de N206, waarbij naast de reeds bestaande ontsluiting in zuidelijke richting vanaf de Beeklaan tevens een oprit naar de N206 in noordelijke richting (richting Noordwijkerhout) wordt gerealiseerd

Verkeersafwikkeling

Kruispunten of rotondes zijn een zwakke schakel in het wegennetwerk en daarom maatgevend voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling voor de nieuwe rotonde. Door Royal HaskoningDHV is in 2017 onderzoek gedaan naar de meest geschikte kruispuntvorm voor de ontsluiting van het plangebied Offem-Zuid (zie bijlage 3). Uit dat onderzoek blijkt dat voor deze locatie een enkelstrooksrotonde de meeste geschikte kruispuntvorm is. Om hiertoe te komen is gekeken naar de huidige en toekomstige verkeersintensiteiten op de Beeklaan. Daarbij is ook uitgegaan van een scenario met de huidige halve aansluiting op de N206 (alleen ontsluiting naar het zuiden) en een mogelijk hele aansluiting op de N206 (zowel een ontsluiting naar het noorden als zuiden). Bij een halve aansluiting rijden er in 2020 op de Beeklaan-west 10.410 mvt/etmaal en op de Beeklaan-oost 10.030 mvt/etmaal. In het jaar 2030, wanneer de wijk volledig gerealiseerd is, rijden er op de Beeklaan-west 13.290 mvt/etmaal en op de Beeklaan-Oost om 13.827 mvt/etmaal.

Uit de capaciteitsberekeningen van Royal HaskoningDHV blijkt dat een drie-taks kruising volstaat in de situatie voor 2020. In 2030 volstaat een dergelijke kruispuntvorm niet meer. Uit de rotondeverkenner blijkt dat een enkelstrooksrotonde volstaat in zowel de nabije als de verdere toekomst.

Indien een hele aansluiting wordt gemaakt op de N206 zal meer verkeer gebruik maken van de Beeklaan. In 2020 zorgt de aansluiting voor 16.600 mvt/etmaal op de Beeklaan-west. Op de Beeklaan-oost komen de intensiteiten uit op 17.520 mvt/etmaal. In 2030 rijden op de Beeklaan-west 18.160 mvt/etmaal en op de Beeklaan-oost 19.490 mvt/etmaal. Met deze intensiteiten komt de verzadigingsgraad voor een enkelstrooksrotonde uit op 0,66. De verzadigingsgraad geeft de verhouding weer tussen de intensiteit op de weg en de capaciteit van de weg of kruising. Bij een verzadigingsgraad van 0,8 en hoger komt de verkeersafwikkeling in het geding. Hiermee is inzichtelijk gemaakt dat ook in het meest ongunstigste scenario de verkeersafwikkeling op de nieuwe rotonde gewaarborgd is.

Verkeersveiligheid

Gelet op de intensiteiten en de functie van de Beeklaan is het noodzakelijk om hier het fietsverkeer te scheiden van het gemotoriseerde verkeer. Tussen de huidige rotonde Beeklaan-Herenweg en de N206 is geen fietsinfrastructuur aanwezig. Bij de Herenweg begint de fietsinfrastructuur richting Noordwijk en omliggende kernen. Daarom is het wenselijk om vanaf de nieuwe wijk Offem-Zuid een vrij liggend fietspad te realiseren tot aan de rotonde Beeklaan – Herenweg. Daar sluit het nieuwe fietspad aan op de bestaande fietsinfrastructuur. Het toekomstige fietspad doorsnijdt ter hoogte van de bestaande rotonde Beeklaan-Herenweg de tuinbestemming van het perceel Herenweg 51. Er is voldoende ruimte nodig om het fietspad te realiseren ten behoeve van de nodige maatvoering en de vrije ruimte. Het fietspad wordt uitgevoerd conform de 'Leidraad inrichting openbare Ruimte 2016' van de Gemeente Noordwijk.

Het stimuleren van langzaam verkeer sluit bovendien goed aan bij de keuze van Noordwijk voor kwalitatieve groei en duurzame stedenbouw. Aantrekkelijke, snelle en veilige fietsroutes stimuleren mensen de fiets te pakken naar het centrum van Noordwijk Binnen, stations Voorhout en Sassenheim, school, werk of sportvereniging. Belangrijk uitgangspunt is daarom een goede aanhechting van het langzaam verkeersnet in Noordwijk. Het autoverkeer wordt hierbij zo veel mogelijk gescheiden van de fietsroutes, zodat er geen gevaarlijke situaties ontstaan.

Conclusie

De verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid zijn in de toekomstige situatie gewaarborgd.

4.6 Wegverkeerslawaai

Wijzigingen aan bestaande wegen kunnen invloed hebben op het akoestische klimaat van bestaande geluidgevoelige bestemmingen. In dit geval is er nog geen sprake van bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Wel is uitwerking gegeven aan de eerste fase van het woningbouwplan Offem-Zuid. In 2001 zijn echter door GS al hogere waarden vastgesteld. In het hogere waardenbesluit Offem-Zuid van 2001 is geen rotonde meegenomen. Nu is er sprake van het aanleggen van een rotonde die van invloed kan zijn op de gevelbelasting van de nieuw te realiseren woningen. Zodoende is onderzocht of de vastgestelde hogere waarden volstaan, of dat op grond van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) sprake is van reconstructie en dus een significante geluidstoename voor de toekomstige woningen.

Toetsingskader

Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh, indien er fysieke wijzigingen op of aan een bestaande weg optreden en waarbij als gevolg van deze veranderingen de geluidsbelasting met 2 dB of meer toeneemt (waarbij opvulling tot 48 dB is toegestaan).

Als voorkeursgrenswaarde bij reconstructie dient de geluidsbelasting te worden aangehouden van de situatie één jaar voor reconstructie. Indien deze geluidsbelasting lager is dan 48 dB, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Wanneer een hogere waarde is vastgesteld, geldt de laagste van de volgende waarden als voorkeursgrenswaarde:

  • de heersende geluidsbelasting;
  • de eerder vastgestelde hogere waarde.

Onderzoek

In het onderzoek wegverkeerslawaai dat is uitgevoerd ten behoeven van het bestemmingsplan 'Offem-Zuid, eerste fase' is wel rekening gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling voor het jaar 2026 maar niet met de nieuwe rotonde. Het maken van de rotonde is een fysieke wijziging aan een bestaande weg waarvoor een verkeersbesluit zal moeten worden genomen. Hierbij is ook een reconstructie onderzoek noodzakelijk. Daar is nu uitvoering aan gegeven.

Het reconstructie onderzoek voor de nieuwe rotonde op de Beeklaan, dat is uitgevoerd door Rho Adviseurs, is opgenomen in bijlage 3. De belangrijkste bevindingen zijn:

Uit de berekende geluidsbelasting blijkt dat met de komst van de rotonde op de Beeklaan geen sprake is van reconstructie op grond van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting is voor grote delen van het plangebied van woningbouwplan Offem-Zuid in de toekomst (2030, na realisatie rotonde en nieuwe woonwijk Offem-Zuid) vergelijkbaar met de huidige situatie (voor realisatie). De geluidstoename ligt afhankelijk van de locatie maximaal rond de 1 dB. Pas bij 1,5 dB of meer (afgerond 2 dB of meer) is sprake van reconstructie.

Ondanks de verkeerstoename blijven de effecten voor het akoestisch klimaat vergelijkbaar met de huidige situatie. Het afwaarderen van het 80 km/u deel van de Beeklaan naar 50 km/u in de toekomst speelt hier een rol in.

Uit voorliggend onderzoek naar reconstructie is zodoende de conclusie dat de realisatie van de rotonde geen invloed heeft op de vastgestelde hogere waarden. Door de fysieke wijzigingen aan de Beeklaan (komst rotonde), de verkeerstoename door woningbouwplan Offem-Zuid en het afwaarderen van het snelheidsregime, blijft de geluidsbelasting in orde grootte gelijk aan de huidige situatie.

De bestaande woningen aan de Achterweg en Herenweg vallen buiten de invloedssfeer van reconstructie. De woningen liggen op een afstand van meer dan 200 meter (gemeten vanuit de as van de weg toekomstige rotonde). Voor het bepalen van het onderzoeksgebied voor reconstructie wordt aangesloten bij de wettelijke geluidzones. Omdat in de toekomst sprake is van een 50 km/u snelheidsregime op de rotonde en de reconstructie enkel op de rotonde van toepassing is, bedraagt de geluidzone dan 200 meter en de invloedssfeer gemeten vanaf de rotonde ook 200 meter.

Conclusie

De realisatie van de rotonde heeft geen invloed op de vastgestelde hogere waarden voor Offem-Zuid.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuidrotonde-VA01_0009.png"Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen'(zoals bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer) is bepaald in welke gevallen een plan niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit oor wat betreft de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Beeklaan (maatgevende doorgaande weg in de directe omgeving van het plangebied) onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentratie NO2 bedraagt minder dan 22 µg /m³, voor PM10 bedraagt de concentratie minder dan 20 µg /m³ en voor PM2,5 is dit minder dan 11 µg /m³.

Het voorliggende plan zorgt daarnaast niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen. Hierdoor is er geen verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

In het noordelijke deeel van het plangebied is een hogedrukaardgasleiding (W-535-03) gelegen. De nieuwe rotonde en het nieuwe fietspad vormen geen beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object. Het aspect externe veiligheid vormt hierdoor geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel dient rekening te worden gehouden met de belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de aanwezige gasleiding (parallel aan de weg/rotonde gelegen).

Op grotere afstand (950 m) ten oosten van het plangebied ligt nog een hogedrukaardgasleiding (W-535-01).

De leiding heeft geen invloed op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

4.9 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied is een planologisch relevante buisleiding aanwezig. Hogedrukaardgasleiding (W-535-03). Aan weerszijde van deze leiding is een belemmeringsstrook van 5 meter gelegen. De leiding loopt bij de woning Herenweg 51 (noordelijk deel van het plangebied) parallel aan de Beeklaan. De dubbelbestemming "Leiding- Gas" wordt overgenomen uit het vigerende plan, dit dient als signaalfunctie voor grondwerkzaamheden.

Op grotere afstand (950 m) ten oosten van het plangebied ligt nog een hogedrukaardgasleiding (W-535-01). Deze leiding heeft gelet op de afstand geen invloed op het plangebied.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het projectgebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Coepelduynen en ligt op een afstand van circa 1 km. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 280 m afstand. Vanwege de afstand tot natuurgebieden zal de ontwikkeling niet leiden tot negatieve effecten als areaalverlies, versnippering, effecten op de waterhuishouding of verstoring. Er is door de beoogde ontwikkeling geen toename van het aantal verkeersbewegingen. Gelet op de afstand en de aard en omvang van de ontwikkeling zal dit niet leiden tot een meetbare toename in stikstofdepositie ter plaatse van het Natura 2000-gebied. Significant negatieve effecten zijn dan ook uit te sluiten.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden worden vastgesteld aan de hand van een quickscan. Adviesbureau BV heeft op 16 januari 2018 een quickscan flora- en fauna uitgevoerd welke is toegevoegd in bijlage 1 Eindrapport quick scan Flora- en fauna Rotonde en gedeelte fietspad Noordwijk Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen om er te verblijven. Mogelijk vliegen er

vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Zuid-Holland. Het voorkomen van overige beschermde soorten, inclusief broedvogels ,in het plangebied wordt uitgesloten. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De beoogde ontwikkelingen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

4.11 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW).
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan.
  • Provinciale Verordening Ruimte.
  • Provinciale Structuurvisie.

Waterschapsbeleid

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sinds 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Er gelden minder regels voor burgers, bedrijven en Rijnland. Het aantal vergunningen en meldingen is ongeveer gehalveerd. Zo geeft Rijnland verantwoordelijkheid, flexibiliteit en vertrouwen waar dat kan, maar stellen we regels waar dat moet.

Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.

  • De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico.
  • In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico.
  • In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico. Dan verlenen wij een watervergunning.

 

Riolering en afkoppelen

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Huidige situatie

Algemeen

De 2 plangebieden bestaan uit een nieuwe rotonde (zuidelijke deel) en een nieuw vrijliggend fietspad (noordelijke deel) en is momenteel volledig onverhard.

Bodem en grondwater

Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse van beide locaties uit leemarm zand in stuifduinen en stranden. Er is sprake van grondwatertrap IIb. Dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand tussen de 25 en 40 cm beneden de maaiveldhoogte bevindt en de laagste 50-80 cm beneden het maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt ca. NAP +0,8 m.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied t.p.v. de rotonde is geen oppervlaktewater aanwezig. Hetzelfde geldt voor het gebied ter hoogte van Herenweg 51 waar het fietspad wordt aangelegd.

In de nabijheid van beide deelgebieden is overig boezemwater in de vorm van greppels. Hiervoor geldt een beschermingszone van 2 meter. Binnen de aangegeven beschermingszones nabij de watergangen gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden. Deze zone's komen niet binnen de plangebieden.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

In de huidige situatie is het plangebied niet aangesloten op de gemeentelijke drukriolering.

Toekomstige situatie

Algemeen

Binnen het van functie te wijzigen terrein is geen watersysteem aanwezig en wordt ook geen nieuw watersysteem aangelegd. Daarentegen is door de aanleg van de rotonde en het fietspad wel sprake van een verhardingstoename doordat onverhard terrein van verharding wordt voorzien.

Waterkwantiteit

Indien er sprake is van een toename van verharding van meer dan 500 m2 dient 15% te worden gecompenseerd. Voor deze bestemmingsplanwijziging is de toename van verharding aanzienlijk lager dan 500 m2 waardoor watercompensatie niet noodzakelijk is. Echter zal bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de aanleg van de rotonde en het fietspad moeten worden bepaald of dat voor de gehele rotonde en fietspad ook zo is.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op waterveiligheid of de waterveiligheid in de omgeving.

Riolering en afkoppelen

Er is geen sprake van het ontstaan van afvalwater. Het hemelwater wordt niet aangesloten op de gemeentelijke riolering en zal worden afgevoerd naar bestaand oppervlaktewater.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de beoogde ontwikkeling is geen ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, planregels en een verbeelding. Het bestemmingsplan sluit voor wat betreft de juridische regeling aan bij de bestemmingsplannen "Offem Zuid" en "Landelijk Gebied". De beoogde ontwikkeling heeft immers een directe relatie met deze plannen.

5.2 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling nader toegelicht. Voor de te onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregelingen opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord. Op welke wijze een en ander in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt hierna beschreven.

Conform de wettelijke verplichting is gebruikgemaakt van de SVBP2012 voor de planregels en de verbeelding.

5.3 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, en gemeten moeten worden.

5.4 Bestemmingsregels

Verkeer

De rotonde gaat deel uitmaken van de Beeklaan, daarom is gekozen voor het overnemen van de verkeersbestemming die de Beeklaan heeft in het bestemmingsplan Offem-Zuid. Hetzelfde geldt voor het fietspad dat binnen deze bestemming is toegestaan. Naast de verkeersfunctie en fiets- en voetpaden zijn binnen de verkeersbestemming ook groen- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, waterpartijen en de bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen toegestaan.

Toegestane bouwwerken zijn ondergeschikte gebouwen, bruggen, viaducten en duikers en andere bouwwerken zoals lichtmasten en straatmeubilair. Voor de bouwwerken is een maximale bouwhoogte opgenomen in de regels.

Leiding - Gas

Voor de gasleiding van 6 inch en 40 bar met het kenmerk W-535-03-KR-003 langs de Beeklaan is de dubbelbestemming "Leiding - Gas" opgenomen. Deze dubbelbestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan "Offem-Zuid". Binnen deze dubbelbestemming (aan weerszijden van de op de verbeelding aangegeven hartlijn van de aardgastransportleiding) zijn bouwwerken uit de onderliggende bestemming uitsluitend toegestaan indien de belangen in verband met de aardgastransportleiding zich hier niet tegen verzetten. Burgemeester en wethouders winnen hierover tevoren advies in bij de leidingbeheerder (de Gasunie).

Voor de overige werken en werkzaamheden, zoals het verrichten van graafwerkzaamheden (anders dan normaal spit- en ploegwerk), het aanbrengen van gesloten verhardingen en het indrijven van voorwerpen in de bodem is de verplichting voor een omgevingsvergunning opgenomen.

Waarde - Archeologie 3 

De dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie 3" is opgenomen om de (mogelijke) archeologische waarden in de ondergrond te beschermen. Voor bepaalde bouw- of aanlegwerkzaamheden wordt pas toestemming verleend nadat de archeologische waarde van het betreffende gebied is vastgesteld en duidelijk is dat de activiteiten geen schade aan kunnen brengen aan de aanwezige archeologische resten. De dubbelbestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan "Landelijk Gebied", waar de gronden voorheen in waren bestemd.

5.5 Algemene regels

In het hoofdstuk 'Algemene regels' zijn regels opgenomen die betrekking hebben op meerdere of alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Dit zijn onder andere de regels die verplicht zijn gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening zoals de anti-dubbeltelbepaling. In het navolgende zijn de algemene regels beschreven die specifiek van toepassing zijn op het onderhavige bestemmingsplan.

Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Algemene regels

In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, deze heeft betrekking op het wijzigen van bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 m.

5.6 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

Overgangsrecht gebruik

Betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Zienswijzen

In het kader van het overleg als bedoeld ingevolge artikel 3.1.1 van het Bro is het ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de (wettelijke) overlegpartners. Gelijktijdig heeft het ontwerpbestemmingsplan, overeenkomstig de wettelijke vereisten, met de daarbij behorende stukken vanaf 1 augustus 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegen op het gemeentehuis van Noordwijk. Tevens was het plan in die periode ook online te raadplegen via de gemeentelijke website en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze termijn is een ieder de mogelijkheid geboden zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan in te dienen bij de gemeenteraad. Binnen voornoemde termijn zijn geen zienswijzen ingediend. Er zijn drie vooroverlegreacties binnengekomen. Deze hebben er alleen toe geleidt dat het reconstructie onderzoek is aangepast en enkele tekstuele wijzigingen in paragraaf 4.6 zijn doorgevoerd. Gezien voorgaande wordt het plan ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het vastgestelde bestemmingsplan eveneens gedurende 6 weken ter inzage gelegd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

Voor 'Offem-Zuid' is een exploitatieplan opgesteld waarmee de kosten voor dit plan zijn verzekerd.