direct naar inhoud van Regels
Plan: Herenweg 21-23 - Noordwijk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPOZHerenweg21-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Herenweg 21-23 - Noordwijk met identificatienummer NL.IMRO.0575.BPOZHerenweg21-ON01 van de gemeente Noordwijk.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroep en bedrijf

een beroep of bedrijf dat in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.10 bestaand(e)
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • d. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.20 daknok:

hoogste punt van een schuin dak;

1.21 dakvoet:

laagste punt van een schuin dak;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.24 erker:

een uitbouw van een woning, meestal voorzien van een borstwering en aan meer zijden voorzien van een raamconstructie.

1.25 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 openbare weg

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied, zoals een langzaam verkeersweg, dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van individuele percelen.

1.28 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 peil:
  • a. peil ten aanzien van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;
  • b. peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel.
1.30 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel;

1.31 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste dertig jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.32 voorgevel

De naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw/het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel wordt aangemerkt.

1.33 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.34 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. bruggen en duikers;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. water;
  • g. verhardingen;
  • h. reclamevoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.

met de daarbij horende bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, en
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,0 m;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6,0 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,0 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,0 m.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met maximaal twee rijstroken;
  • b. in- en uitvoeg- en opstelstroken;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' uitsluitend een route ten behoeve van calamiteitenverkeer en een langzaam verkeersroute zoals een brommer-, fiets- en voetpad, tevens ontsluitingsroute aanliggende woningen;
  • e. groen- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, waterpartijen;
  • f. bruggen en duikers;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. voor instandhouding en ontwikkeling van ecologische verbindingszones tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden, en
  • i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, en
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties   12 m  
bruggen, viaducten, geluidwerende voorzieningen   6 m  
overige andere bouwwerken   4 m  
4.3 Nadere eisen

Ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' dient de breedte van de route ten behoeve van calamiteitenverkeer en langzaam verkeer ten minste 4 m te bedragen met in ieder geval een voetpad aan de zuidzijde.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapeld wonen;
  • b. aan huis verbonden beroep en bedrijf;
  • c. aan de functies onder a en b gebonden parkeervoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder groen, water, erven, tuinen en paden.
5.2 Bouwregels

Op en in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in het hoofdgebouw mogen maximaal 13 woningen worden gerealiseerd;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen maximaal 11,0 meter.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot het openbaar toegankelijk gebied mag niet minder bedragen dan 1 m;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van een (vrijstaand) bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4,5 m;
  • d. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 1 m;
  • e. bijbehorende bouwwerken in de vorm van balkons en galerijen (inclusief balustraden) die met grond verbonden zijn mogen maximaal 7,5 m hoog zijn;
  • f. in afwijking van 5.2.2. onder a mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van balkons en galerijen (inclusief balustraden) die met grond verbonden zijn tot maximaal 2,3 m voor de gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel(lijn);
    • 2. 1,1 m voor erf- en terreinafscheidingen aan de openbare weg Herenweg;
    • 3. 2 m voor overige andere bouwwerken.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf gelden de volgende regels:

  • a. Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen aan de genoemde categorieën;
    • 2. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    • 3. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m²;
    • 4. het plaatsen of gebruik van lichtreclame is niet toegestaan;
    • 5. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 6. horeca en/of detailhandel is niet toegestaan, behoudens ondergeschikte detailhandel.
5.3.2 Voorwaardelijke verplichting akoestische maatregelen

Het gebruiken van de woningen is pas toegestaan als de uit akoestisch oogpunt vereiste bouwkundige maatregelen in 3 bij deze regels, zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. Op deze gronden mogen geen gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) in dit bestemmingsplan, tenzij de bepalingen van artikel 6.3 vooraf in acht zijn genomen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplicht
  • a. Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 6.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 300 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 1000 m²:
    • 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen  van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;         
    • 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    • 6. het heien van palen en slaan van damwanden;
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning kan bij het indienen van de aanvraag gevraagd worden een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid a zijn slechts toelaatbaar, als en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
6.3.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in sublid 6.3.1 is niet van toepassing, als:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. de werken of werkzaamheden: 
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of ontgrondingenvergunning;
6.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding);
6.3.4 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 6.3.3 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 m, buiten beschouwing gelaten.

8.2 Bestaande bebouwing
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afmetingen en afstandsmaten afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. indien de bestaande afmetingen groter zijn dan de genoemde afmetingen, de afmetingen van de bestaande bouwwerken de maximale afmetingen zijn;
    • 2. indien de bestaande afstandsmaten kleiner zijn dan de genoemde afstandsmaten, de afstandsmaten van de bestaande bebouwing de minimale afmetingen zijn;
  • b. in geval van herbouw is hetgeen vermeld in lid 8.2, onder a sub 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  • f. een gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van balkons waarbij de bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 1,5 m.
10.2 Randvoorwaarden

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeernorm

Het gebruiken van de 13 appartementen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende parkeerruimte. Voldoende parkeerruimte is in het kader van dit bestemmingsplan, uitgaande van deelmobiliteit:

  • a. 8 parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • b. 4 parkeerplaatsen langs de langzaam verkeersverbinding;
  • c. 3 parkeerplaatsen aan de Herenweg in de openbare ruimte.
11.2 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 11.1 en eisen dat een extra parkeerplaats in de openbare ruimte wordt gerealiseerd als aantoonbaar blijkt dat geen gebruik wordt gemaakt van deelmobiliteit en de parkeerdruk in de openbare ruimte als gevolg daarvan toeneemt. Het besluit tot het stellen van een nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om een goede parkeersituatie te borgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Herenweg 21-23 - Noordwijk'.