direct naar inhoud van 4.4 Ecologie en landschap
Plan: Boezemkade Overwaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0571.bpBoezemkade-VG01

4.4 Ecologie en landschap

Bij de geplande versteviging en verhoging van de Boezemkade van de Hoge Boezem Overwaard zal rekening moeten worden gehouden met het huidige voorkomen van in het kader van de Flora- en faunawet beschermde soorten. Indien beschermde soorten binnen het plangebied voorkomen, zal voor het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de ingreep ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd. In opdracht van de initiatiefnemer heeft Bureau Waardenburg een quickscan in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd2. Hieronder staan de conclusies en aanbevelingen uit dit rapport beschreven. Het gehele rapport is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

Normstelling en beleid

Ruimtelijke ontwikkelingen mogen niet negatief van invloed zijn op de instandhouding van de waarden die ten grondslag liggen aan de aanwijzingsbesluiten tot beschermd natuurgebied en Vogelrichtlijngebied. Indien ontwikkelingen wel negatieve effecten hebben op de instandhouding van de waarden, dan dienen zwaarwegende overwegingen aan de ingreep ten grondslag te liggen en dienen waarden die verloren gaan gecompenseerd te worden.

Resultaten onderzoek

De te verwachten effecten van de ingreep kunnen als volgt worden samengevat.

  • De voorgenomen ingreep kan mogelijk een negatief effect hebben op de duurzame instandhouding van beschermde planten. Groeiplaatsen van gewone dotterbloem en mogelijke groeiplaatsen van brede orchis/rietorchis, zomerklokje, Spaande ruiter en gewone vogelmelk verdwijnen.
  • De voorgenomen ingreep zal naar verwachting geen negatief effect hebben op de duurzame instandhouding van de aanwezige zoogdieren.
  • De voorgenomen ingreep zal naar verwachting geen negatief effect hebben op de duurzame instandhouding van amfibieën.
  • De ingreep zal naar verwachting geen effect hebben op (eventueel) aanwezige vissoorten.
  • De ingreep zal geen effect hebben op de voorkomende populaties broedvogels en wintergasten op basis waarvan de aanwijzingsbesluiten beschermd natuurgebied en Vogelrichtlijngebied hebben plaatsgevonden. Noch zal de ingreep leiden tot een verlies aan biotoop voor andere soorten broedvogels en opvanggebied van doortrekkers en wintergasten. De ingreep zal alleen een tijdelijke verontrusting geven.

Overtreding verbodsbepalingen Flora- en faunawet

  • Werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep zullen leiden tot vernietiging van groeiplaatsen van de gewone dotterbloem.
  • Werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep kunnen leiden tot vernietiging van groeiplaatsen van de rietorchis / brede orchis, zomerklokje, Spaande ruiter en gewone vogelmelk.
  • Werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep zullen leiden tot beschadiging of vernietiging van vaste verblijfplaatsen van gewonen bosspitsmuis, mol, veldmuis, aardmuis en mogelijk noordse woelmuis.
  • Werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep kunnen leiden tot verstoring van gewone bosspitsmuis, mol, veldmuis, aardmuis, noordse woelmuis en haas.
  • Werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep kunnen leiden tot verstoring van gewone pad, (middelste) groene kikker en heikikker.

De bovenstaande verbodsbepalingen zijn van belang in het kader van een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep dient verder rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels en wintergasten. Broedvogels vallen buiten het kader van de ontheffingsaanvraag.

Met betrekking tot de volgende in het rapport genoemde beschermde soorten worden geen verbodsbepalingen overtreden: woelrat, zwanenbloem, kleine modderkruiper en bittervoorn. Dit omdat de waterelementen ongemoeid worden gelaten. Ook voor haas hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd.

Aanbevelingen

Aanbevolen wordt om het oppervlak schraalland dat verloren gaat te compenseren door middel van ontwikkeling van nieuw schraalland, liefst aansluitend op de kade en het huidige schraalland. Dit kan bijvoorbeeld door:

  • het afplaggen van een aanliggend deel agrarisch grond;
  • het creëren van nieuw oeverland langs de Grote of Achterwaterschap;
  • door verleggen van de sloot onderlangs het oostelijk deel van de kade.

Met deze laatste optie kan de plaatselijke kwel vanuit de Hoge Boezem weer worden benut voor natuurontwikkeling.

Vanwege de wisselende waterstanden in de Hoge Boezem en de daar al aanwezige rietlanden ligt compensatie aan de binnenzijde van de kade minder voor de hand.

Het te compenseren oppervlak dient bepaald te worden aan de hand van het werkelijk oppervlak aan schraalland dat door de ingreep verloren gaat.

Dergelijk nat tot vochtig schraalland vormt ook het habitat voor de noordse woelmuis. Het is voor deze soort van belang dat het gebied door middel van watergangen wordt geïsoleerd en dat het gebied af en toe onder water staat.

In het algemeen geldt dat compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd voordat oude biotopen worden vernietigd. Dit om soorten de kans te geven daar naar toe te trekken dan wel naar toe te verplaatsen. Indien men dus beschermde plantensoorten wil verplaatsen, dient compenserend habitat te worden aangelegd voordat men begint met de reconstructie van de kade.

Bij het uitvoeren van de werkzaamheden moeten de delen schraalland die niet verdwijnen onder de nieuwe kadevoet niet worden betreden of bereden. Wanneer dit wel gebeurt, zullen ook deze delen van het schraalland worden vernietigd. De werkzaamheden dienen bijvoorbeeld van bovenaf de kade te worden uitgevoerd.

Met het oog op de mogelijke verstoring dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen en het winterseizoen te worden uitgevoerd. De duur van de uitvoering van de ingreep dient bij voorkeur zo kort mogelijk gehouden te worden om de verstoring tot een minimum te beperken.

Als aanvullende compenserende maatregel kan overwogen worden een geïsoleerd visvrij water of poel aan te leggen ter bevordering van de amfibieënstand in het gebied.

Bij het uitvoeren van de werkzaamheden dient voorkomen te worden dat aardmuizen, voor zover aanwezig, op de dijk worden gebracht. Dit betekent dat zorgvuldig moet worden omgegaan met het transporteren van grond en andere materialen.

Compenserende maatregelen

Het bestuur van het Hoogheemraadschap heeft besloten om de, bij de uitvoering van de noodmaatregel, verloren gegane natuurwaarden te compenseren. Eventuele natuurwaarden die nog verloren gaan bij de uitvoer van de 2e fase worden hiermee tevens gecompenseerd. De compenserende maatregel bestaat uit de realisatie van een natuurvriendelijke oever. Deze natuurvriendelijke oever krijgt een flauw talud vanuit de nieuwe watergang tot aan de voet van de verbrede Boezemkade. In de toekomst zal op de oever nieuw schraalland ontstaan en vormt de flauwe oever in de watergang een ideale kraamkamer voor beschermde vissoorten en amfibieën.

Inmiddels zijn aan het Waterschap voor de geplande werkzaamheden ontheffingen verleend van de Natuurbeschermingswet 19983, de Flora- en faunawet4 en de Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland5. Tevens is ontheffing verleend van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland6 Deze ontheffingen zijn als separate bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.