direct naar inhoud van 2.2 Ruimtelijk beleidskader
Plan: Boezemkade Overwaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0571.bpBoezemkade-VG01

2.2 Ruimtelijk beleidskader

2.2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (2006)

Het ruimtelijk beleid is op rijksniveau vastgelegd in de Nota Ruimte (kabinetsstandpunt, april 2004). Hoofddoelstelling van deze Nota is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Meer specifiek richt het beleid zich onder andere op:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die van belang zijn voor het landelijk gebied, zijn: ontwikkeling van natuur- en cultuurhistorische waarde en ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit. De vitaliteit van het platteland wil het Rijk versterken door ruimte te bieden voor hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting van toeristisch-recreatieve mogelijkheden en door een duurzame en vitale landbouw. Vitale landbouw betekent bundeling van niet-grondgebonden landbouw en meer mogelijkheden voor een bredere bedrijfsvoering.

De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0571.bpBoezemkade-VG01_0002.png"

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Het plangebied grenst aan het Vogelrichtlijngebied 'Kinderdijkse Boezems' (zie figuur 2.1). De toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 heeft reeds plaatsgevonden door Bureau Waardenburg, zoals beschreven in paragraaf 4.4.

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
  • nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.

De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0571.bpBoezemkade-VG01_0003.png"

2.2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Streekplan Zuid-Holland Oost (2003)

In het streekplan is de Boezemkade en het naastgelegen perceel aangewezen als A+-gebied (zie figuur 2.2). Grootschalige ingrepen zijn niet toegestaan, om de specifieke kwaliteiten van het A+-gebied te beschermen. Daarbij gaat het om het aanleggen van recreatieterreinen, het uitvoeren van ontgrondingen, het winnen van delfstoffen, het aanleggen van wegen, kaden en dijken (voor zover het niet gaat om regulier onderhoud) en het aanleggen van baggerstortlocaties. Het kadeverbeteringsplan wordt gezien als regulier onderhoud, waardoor deze past binnen de visie van het streekplan.

In het streekplan zijn de (inter)nationale en provinciale natuurgebieden van een groene contour voorzien. Dit om extra nadruk te leggen op de in het groenblauwe raamwerk gewenste versterking en bescherming van de natuurwaarden. Ontwikkelingen als het verleggen van een bebouwingscontour, het aanleggen of uitbreiden van infrastructuur, het realiseren van glastuinbouwbedrijven, het vestigen of uitbreiden van permanente vormen van verblijfsrecreatie, het uitvoeren van ontgrondingen ten behoeve van de delfstoffenwinning, het realiseren van afvalstortlocaties en het opstellen van windturbines zijn binnen deze gebieden niet toegestaan, tenzij er geen alternatieven beschikbaar zijn en er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. De Boezemkade vormt de grens van de groene contour om het naastgelegen natuurgebied 'Boezems Kinderdijk'. De kadeverbetering valt niet onder de bovengenoemde werkzaamheden en past daarom binnen de visie van het streekplan.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied, gemeente Nieuw-Lekkerland (17 januari 2002)

In het vigerende bestemmingsplan is aan de Boezemkade de bestemming Natuur toegekend. De beoogde werkzaamheden zijn binnen deze bestemming niet rechtstreeks toelaatbaar. De gemeente heeft reeds een aanlegvergunning verleend voor de versterking van de Boezemkade. De bestaande watergang maakt deel uit van de bestemming Natuur.

De beoogde werkzaamheden vinden ook plaats op de naastgelegen percelen waar de bestemming Waterwingebied, Agrarische doeleinden met de subbestemming natuur- en landschapswaarden en Agrarische doeleinden met de subbestemming instandhouding veenweidegebied gelden. Binnen deze bestemmingen zijn de beoogde werkzaamheden voor het verbreden van de Boezemkade niet zonder meer toelaatbaar.

1e herziening bestemmingsplan Buitengebied, gemeente Nieuw-Lekkerland

De 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Nieuw-Lekkerland is op 1 oktober 2009 vastgesteld. In dit plan wordt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering toegevoegd aan alle boezemwaterkeringen in het plangebied, waaronder de Hoge Boezem Overwaard. Deze dubbelbestemming maakt de beoogde werkzaamheden ten dienste van de waterkering ter plaatse van de Boezemkade rechtstreeks toelaatbaar. De overige bestemmingen op de naastgelegen percelen blijven in de 1e herziening ongewijzigd ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied d.d. 17 januari 2002.