Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Lekdijk naast 82
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0571.BPlekdijknaast82-VG01

4.8 Water


4.8.1 Inleiding
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.

4.8.2 Algemeen beleid waterschap Rivierenland
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zullen in de komende jaren richtinggevend worden voor het regionale waterbeheer in Nederland. Het NBW betreft vooral kwantiteitsaspecten van het waterbeheer, zoals de waterberging bij hevige regenval. De KRW richt zich met name op de chemische en ecologische waterkwaliteit. Waterschap Rivierenland is volop bezig met beide richtlijnen. Het Nationaal Bestuursakkoord Water heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gaan dit samen aanpakken. Dit is in juli 2003 vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Om deze problemen te bestrijden zijn maatregelen nodig met als uitgangspunt het eerst vasthouden, dan bergen en vervolgens afvoeren van water.
 
Het plangebied ligt tussen de oude en de nieuwe Lekdijk. Achter het, naast het plangebied gelegen, watertorenterrein loopt een slootje dat voor de opvang van het water van de ‘mini polder’, die als het ware gevormd is door de oude en de nieuwe dijk, moet zorg dragen. De rivier de Lek ligt achter de nieuwe dijk. Het is op geen enkele wijze toegestaan om vanaf het terrein via de nieuwe dijk een directe toegang naar de rivier aan te leggen. Het dijklichaam van de Lekdijk heeft de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering. Deze dubbelbestemming zal tevens ook gelden voor het gebied gelegen binnen een afstand van 100 meter uit de teen van de dijk.
 
Het waterschap heeft tevens als beleid om het gebruik van uitlogen materialen voor hemelwaterafvoer zoveel mogelijk te beperken. Bij uitwerking van de nieuwbouw conform het bestemmingsplan zal getracht worden uitlogende materialen zo veel mogelijk te beperken.

4.8.3 Keur- en ontheffingbeleid waterschap Rivierenland
Een belangrijke taak van het waterschap is de zorg voor de functie van waterkeringen en daarmee voor de veiligheid van het gehele beheergebied. Het waterschap geeft daarbij ook uitvoering aan wet- en regelgeving van rijk en provincies. De waterkeringen hebben vaak een bovenregionaal belang.
 
Keur
De Keur van Waterschap Rivierenland (1 januari 2007), geeft onder andere aan welke beperkingen en verboden er op en rond de waterkering gelden. Zo is het onder meer verboden om binnen de kernzone en beschermingszone van de waterkering activiteiten te verrichten zoals, spitten en graven, slepen, houden van dieren, het leggen van drainage, het oprichten van bouwwerken, het aanbrengen van opgaande houtbeplantingen, etc. Tevens geeft de Keur aan eigenaren en andere gerechtigden aan welke zaken zij dienen te gedogen (zoals onderhoudswerkzaamheden en werkzaamheden in geval van calamiteiten) en welke geboden eigenaren dienen te volgen (zoals inzake afrasteringen en coupures). Tenslotte geldt dat op de eigendommen van het waterschap geen (bouw)activiteiten worden toegestaan. Het bestuur van het waterschap kan ontheffing verlenen van de in de Keur gestelde verboden.
 
Ontheffingenbeleid
Voor handelingen die voldoen aan de algemene regels gesteld in de Keur is geen ontheffing nodig; deze kunnen afgedaan worden met een melding. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet vol-doen aan de criteria van de algemene regels, moet ontheffing worden aangevraagd. Eventuele ontheffingen worden alleen verleend als waterstaatkundige belangen niet in het gedrang komen. Om op dit punt zoveel mogelijk duidelijkheid en zekerheid te bieden zijn duidelijke, vaste uitgangspunten geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels.
 
Het ontheffingenbeleid is erop gericht om de invloed van dergelijke werken of activiteiten zoveel als mogelijk te beperken. Daarom worden ontheffingsaanvragen aan de beleidsregels getoetst. De belangrijkste regels zijn:
Ontheffingsaanvragen worden beoordeeld op grond van de afmeting en zonering zoals deze in de Keur en in de legger zijn opgenomen.
Met betrekking tot bouwbeleid:
Met betrekking tot kabels en leidingen:
Met betrekking tot beplanting:
Waterkeringen zijn niet berekend op eventuele toekomstige niet-waterkerende elementen. Daarom hebben elementen die later in de kern- of beschermingszone worden aangebracht een nadelige invloed op de kwali-teit van de waterkering. Aanwezigheid hiervan is niet gewenst.

4.8.4 Partners in water, de watertoets in Rivierenland
Uitgangspunt van deze nota is dat compensatie noodzakelijk is indien er sprake is van een toename van verharding. Gesteld wordt dat het verlies aan waterberging in de bodem moet worden gecompenseerd.
 
Toename verhard oppervlak
Het totale verharde oppervlak in de bestaande situatie bedraagt c.a.: 140 m2
Het toekomstig bebouwd oppervlak bedraagt c.a.: 440 m2
Het toekomstig verhard oppervlak bedraagt c.a.: 700 m2
Totaal toekomstig verhard: 1140 m2
 
Te verwijderen bebouwing
Te verwijderen bebouwing
 
Plangrootte en compensatieplicht
In de brochure partners voor water wordt een ondergrens gehanteerd. Voor plannen met minder dan 500 m2 extra verharding in stedelijk gebied en minder dan 1500 m2 in landelijk gebied is geen compenserende waterberging vereist. Dergelijke plannen hebben een verwaarloosbaar effect op de waterhuishouding van het gehele systeem.
In het kader van de watertoetsprocedure is met het Waterschap Rivierenland vooroverleg gevoerd over het plan. Het waterschap heeft een positief advies afgegeven over het bestemmingsplan.
 
Conclusie
Het project houdt een toename van het verhard oppervlak in van 1000 m2. Dit blijft onder de gestelde maximale toename van verhard oppervlak van 1500 m2 in het landelijk gebied. Er zijn derhalve geen watercompenserende maatregelen van toepassing. Het Waterschap Rivierenland heeft in vooroverleg aangegeven positief tegenover het plan te staan.