Plan: | Marslaan tussen 65 en 67 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0571.BPLKLmarslaan65-OH01 |
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
In 2010 is door IDDS een verkennend bodemonderzoek1 uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Hieruit blijkt dat in de boven- en ondergrond geen bijmengingen met bodemvreemde materialen zijn waargenomen. Tevens zijn op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zintuigelijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. De bovengrond is licht verontreinigd met cadmium, koper, kwik, lood, zink en PAK en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie. De ondergrond is licht verontreinigd met lood en niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCI en minerale olie.
De gemeten waarden zijn dermate gering (geen overschrijding van de tussenwaarde) dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel conform het gestelde in de Wet bodembescherming niet noodzakelijk is.
Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.