Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nieuwveenseweg 25, Nieuwkoop
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0569.bpNKPNieuwveensw25-on01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nieuwveenseweg 25, Nieuwkoop met identificatienummer NL.IMRO.0569.bpNKPNieuwveensw25-on01 van de gemeente Nieuwkoop.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
 
1.6 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.9 bedrijf aan huis:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.
 
1.10 beroep aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.13 bevoegd gezag:
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.14 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.18 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn, toegelaten.
 
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.21 deskundige:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake het onderwerp dat in de regels wordt aangehaald.
 
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.
 
1.23 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
 
1.24 extensief recreatief medegebruik:
vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden met een extensief karakter, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.
 
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.26 geschakelde woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd en dat door middel van bijbehorende bouwwerken met het hoofdgebouw van de naastgelegen woning in verbinding staat.
 
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.28 huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij in geval van meerdere personen sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.
 
1.29 kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
 
1.30 kunstwerk:
bouwwerk, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
 
1.31 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met behulp van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal medisch-adviseur kan worden aangetoond.
 
1.32 NEN:
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
1.33 nutsvoorzieningen:
een voorziening voor de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie en voor soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten worden begrepen; onder nutsvoorzieningen worden ook begrepen bouwwerken voor koude- en warmteopslag, het opladen van accu's van voertuigen met een elektromotor en containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
 
1.34 parkeerbeleid:
het parkeerbeleid zoals vastgelegd in 'Nota parkeernormen gemeente Nieuwkoop 2021' en vastgesteld door de raad op 8 juli 2021 of de rechtsopvolger daarvan.
 
1.35 peil:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
 
1.36 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.37 voorgevel:
naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt. Indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s).
 
1.38 voorgevelrooilijn:
de (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door de voorgevel(s) van het hoofdgebouw; hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aan- en uitbouwen buiten beschouwing.
 
1.39 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
 
1.40 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
 
1.41 waterlijn:
het grensvlak tussen water en lucht.
 
1.42 webwinkel:
detailhandel waarvan de handel via internet verloopt.
 
1.43 wonen:
het gebruik van een woning voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
1.44 woning:
een gebouwd of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
 
2.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.8 vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met een functie voor verkeer en verblijf;
  2. groenvoorzieningen
  3. voet- en fietspaden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. waterlopen en waterpartijen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. installaties ten behoeve van het opwekken en afnemen van duurzame energie, waaronder zonnepanelen en laadpalen voor elektrische voertuigen;
  10. bruggen, dammen en/of duikers;
  11. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen en hiervoor gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte per gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  2. het oppervlak per gebouw bedraagt maximaal 15 m².
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  2. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van zonnepanelen voor zover gesitueerd boven openbare parkeerplaatsen, bedraagt 5 m;
  4. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
  2. extensief recreatief medegebruik;
  3. bruggen, dammen en/of duikers;
  4. kunstwerken;
met daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen;
  2. wegen en paden;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels.
  1. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  2. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
Artikel 5 Woongebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m² en webwinkels met opslag en een uitleverpunt met een gezamenlijke vloeroppervlakte tot 30 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
    3. tuinen;
    4. erven
  2. groenvoorzieningen;
  3. wandel- en fietspaden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. waterlopen en waterpartijen;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. in- en uitwegen;
  9. buurtontsluitingswegen;
  10. bruggen, dammen en/of duikers;
  11. parkeervoorzieningen;
  12. kunstwerken;
  13. installaties ten behoeve van het opwekken en afnemen van duurzame energie, waaronder zonnepanelen en laadpalen voor electrische voertuigen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. het maximum aantal wooneenheden binnen de bestemming 'Woongebied' bedraagt ten hoogste 11;
  2. hoofdgebouwen zijn toegestaan in de vorm van vrijstaande en geschakelde woningen;
  3. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  4. de maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 11 meter;
  5. in aanvulling op het bepaalde onder d, geldt voor hoofdgebouwen met een kap een maximum goothoogte van 7 meter;
  6. het bouwen van een hoofdgebouw (woning) waarvoor een hogere waarde van meer dan 53 dB vanwege wegverkeer benodigd is uitsluitend toegestaan, indien de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van de gevels (uitwendige scheidingsconstructies) zodanig is dat de binnenwaarde vanwege de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai ten hoogste 28 dB bedraagt.
5.2.2 Verbijzondering randen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden langs de randen de volgende aanvullende regels:
  1. voor zover de figuur 'gevellijn' is opgenomen binnen een bouwperceel geldt het volgende:
    1. het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel wordt met de voorgevel in deze gevellijn of daaraan evenwijdig achter de gevellijn gebouwd;
    2. de afstand tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de gevellijn bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  2. bij hoofdgebouwen waar de figuur 'gevellijn' niet binnen het bouwperceel is opgenomen, bedraagt de afstand van het hoofdgebouw en voorste perceelsgrens ten minste 3 meter en ten hoogste 8 meter.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers, zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
oppervlakte bouwpercelen
maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
tot en met 500 m²50 m², mits het achtererfgebied voor niet meer dan 50% wordt bebouwd
meer dan 500 m²
80 m², mits het achtererfgebied voor niet meer dan 50% wordt bebouwd
  1. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  3. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  4. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  5. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  3. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter en per woning is maximaal één vlaggenmast toegestaan;
  4. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van het bouwperceel, de gronden onder het hoofdgebouw niet meegerekend;
  5. de maximale bouwhoogte van beschoeiing bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn
  6. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Woonconcepten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 om, ten behoeve van andere woonvormen dan een regulier huishouden, onder andere ten behoeve van mantelzorg en woonvoorzieningen voor ouderen, een groter oppervlakte voor het hoofdgebouw toe te staan met dien verstande dat:
  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.
5.3.2 Bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 sub b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat: 
  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moeten zijn.
5.3.3 Terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4  ten behoeve van de bouw van terreinafscheidingen tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevelrooilijn, met inbegrip van hekken en poorten op bruggen die dienen als terreinafscheiding.
 
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
    2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  6. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming  'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van artikel 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 6.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: 
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Algemene bepalingen over ondergronds bouwen
8.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
8.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels: 
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak waar volgens de desbetreffende regels hoofdgebouwen dan wel bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  2. de ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan onder een gebouw, waarbij uitstekende funderingselementen tot 0,75 meter niet meetellen voor het bepalen van het bebouwd oppervlak;
  3. de oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 4 m² ten behoeve van lichttoetreding;
  4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter vanaf peil tot onderkant keldervloer, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbezinkbassins) tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
8.1.3 Afwijken ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van: 
  1. het bepaalde in artikel 8.1.2 sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet zijn gelegen onder een gebouw onder de voorwaarden dat:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan de toegelaten bebouwing bovengronds;
    2. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn;
  2. het bepaalde in artikel 8.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil, onder de voorwaarden dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.
8.2 Dakkapellen
Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan 50% van de oppervlakte van dat dakschild;
  2. het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
  3. de buitenzijde van de zijkant van de dakkapellen (zijwang) moet minstens 50 centimeter vanaf de rand van het dakschild (of de gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen, tenzij de dakkapel zich over twee- aan-een-gebouwde woningen uitstrekt. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvlak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 centimeter. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 centimeter bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 centimeter;
  4. de bovenkant van de verticale voorzijde van de dakkapel mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld;
  5. dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel gelegen is.
8.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken voor de situering buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
 
8.4 Parkeren
8.4.1 Parkeerbeleid
Bij de nieuwbouw van gebouwen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in het 'Nota parkeernormen gemeente Nieuwkoop 2021', vastgesteld door de raad van de gemeente Nieuwkoop op 8 juli 2021. Indien dit gemeentelijk parkeerbeleid wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
 
8.4.2 Afwijken van het parkeerbeleid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
 
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Als gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval aangemerkt: 
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
  4. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  5. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  6. de opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  7. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
  8. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
  9. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages, niet zijnde percentage ten aanzien van woningbouwcategorieën) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. afwijking van de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m mag bedragen.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: 
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de regels, waarbij verwezen wordt naar of welke ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Nieuwveenseweg 25, Nieuwkoop.