direct naar inhoud van Regels
Plan: Langeraar en Papenveer, partiële herziening Langeraarseweg 160a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.bpLGRlangpapencorr-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Langeraar en Papenveer, partiële herziening Langeraarseweg 160a' met identificatienummer NL.IMRO.0569.bpLGRlangpapencorr-va02 van de gemeente Nieuwkoop.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Verbeelding

De van het plan deel uitmakende kaart alsmede de legenda.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen.

1.7 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 Afhankelijke woonruimte

Een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woningen en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.11 Bedrijf aan huis

Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.

1.12 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 Bedrijfswoning

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.14 Beroep aan huis

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.15 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 Botenhuis

Al dan niet drijvende overkapping ten behoeve van het stallen van een (plezier)vaartuig.

1.20 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.24 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bestemd is om ter plaatse te functioneren.

1.26 Coffeeshop

Gelegenheid waar softdrugs worden verkocht.

1.27 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 Detailhandel perifeer

Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in auto's, boten, caravans en daarmee gelijk te stellen goederen, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).

1.29 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.30 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.31 Erker

Bijbehorend bouwwerk van ondergeschikte betekenis aan de begane grond van een gebouw, waarvan de wanden, met uitzondering van de borstwering, door vensters worden gevormd.

1.32 Evenement

Een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbouwen van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

1.33 Garage

Een bouwwerk dat primair dient ter stalling van (motor)voertuigen, alsook niet-bedrijfsmatige opslag van andere goederen.

1.34 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

1.36 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.37 Geschakelde woning

Woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar zijn verbonden en waarbij minimaal 1 zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens staat.

1.38 Gesloten oppervlakteverharding

Aaneengesloten bodembedekking ten behoeve van bijvoorbeeld (weg)verkeer, parkeren, de aanleg van tuinen, erven en dergelijke, door gebruikmaking van materialen als beton, steen, asfalt en/of metaal.

1.39 Gestapelde woning

Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.40 Guesthouse

Een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming, aan maximaal 8 personen, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een guesthouse wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.41 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.42 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, met uitzondering van een cateringbedrijf.

Horeca, categorie 1 ('lichte horeca')

Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Zoals:

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur;
  • bistro;
  • restaurant;
  • hotel.

Horeca, categorie 2 ('middelzware horeca')

Horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijk hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- / dansevenementen).

Horeca, categorie 3 ('zware horeca')

Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- / dansevenementen).
1.43 Huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.

1.44 Kamerbewoning

Het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee onzelfstandige huishoudens.

1.45 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate in persoon te woord wordt gestaan en geholpen.

1.46 Kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.47 Land- en tuinbouw op open grond

De teelt van gewassen, waaronder begrepen bosbouw, fruitteelt en tuinbouw, alsmede het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond.

1.48 Maatschappelijk

Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, zoals:

  • begraafplaatsen; en/of
  • bibliotheken; en/of
  • gezondheidszorg; en/of
  • jeugdopvang; en/of
  • naschoolse opvang; en/of
  • onderwijs; en/of
  • openbare dienstverlening; en/of
  • praktijkruimten; en/of
  • religie; en/of
  • uitvaartcentra; en/of
  • verenigingsleven; en/of
  • welzijnsinstellingen; en/of
  • zorginstellingen; en/of
  • Kulturhus.
1.49 Mantelzorg

Het bieden van niet afdwingbare zorg, die door niet professionele mensen in het kader van een sociale (familie)relatie wordt gegeven.

1.50 Niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in bedrijfsgebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf.

1.51 Ondergeschikte functies

Functies waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing als zodanig mag worden gebruikt.

1.52 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,50 meter beneden peil.

1.53 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.

1.54 Peil

a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddelijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de

weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b. voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw;

c. voor oeverbeschoeiingen; de gemiddelde waterlijn;

d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.55 Pleziervaartuig

Een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.56 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.57 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 Recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.59 Recreatieve voorziening

Voorziening ten behoeve van recreatie, hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming.

1.60 Recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, uitsluitend bestemd om te dienen als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep mensen, die daar geen hoofdverblijf hebben; van hoofdverblijf is hier sprake, indien het gebruik als woning door een persoon, gezin of andere groep personen:

  • a. noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Nieuwkoop overeenkomstig de (geldende) wettelijke voorschriften (Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), en/of;
  • b. inhoudt dat in de woning, in een kalenderjaar, meer dan 182 maal, al dan niet achtereenvolgend door een zelfde persoon, gezin of andere groep mensen, nachtverblijf wordt gehouden.
1.61 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.62 Smartshop/ Growshop

Een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.

1.63 Steiger

Een bouwwerk, staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal dat zich bevindt boven land dan wel boven water en dat gaat dienen voor één of meer hierna genoemde doelen om:

  • a. een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen;
  • b. als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
  • c. als terrasuitbreiding.
1.64 Tuincentrum

Een bedrijf dat binnen een ruimte of op een terrein, al dan niet overdekt, planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en/of diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen. Onder volledig assortiment wordt begrepen:

  • a. basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
  • b. randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin en benodigde artikelen, alsmede dieren, dierenbenodigdheden en -voeding, decoratie en woonaccessoires binnenshuis, dierenservice (trim mogelijkheid, medische- en preventieve zorg, advies), tuin- en waxkleding, buitenspeelgoed, ‘buitenkoken’ en accessoires, streekproducten als appels, peren, honing, e.d.
  • c. gelegenheidsassortiment en ambulante verkoop: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld Pasen en Kerstmis;
  • d. artikelen die niet direct tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel behoren tot een maximum van 500 m²;
  • e. een horeca-activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit.
1.65 Twee- aaneen gebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.66 Uitleverpunt

Een kleine ruimte, waar bedrijfsmatig goederen worden geleverd aan personen, die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling van verkoop.

1.67 Verblijfsrecreatie

Het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.

1.68 Voorgevel

Naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt.

1.69 Voorgevelrooilijn

De (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door een voorgevel(s) van het hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aan- en uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor de ligging van de voorgevelrooilijn.

1.70 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het weg- en waterverkeer.

1.71 Vrijstaande woning

Een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.

1.72 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.73 Waterlijn

Het grensvlak tussen water en lucht.

1.74 Webwinkel

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel via internet en post verloopt en/of via een uitleverpunt. Opslag is beperkt toegestaan.

1.75 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.76 Woonboot

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet.

1.77 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij ondergrondse bouwwerken niet mee tellen bij inhoudsbepaling.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 De oppervlakte van een woonschip

De neerwaartse projectie van het dakvlak, vermeerderd met steigers en plankieren boven het waterpeil.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 Het bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak dan wel bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.10 Vloeroppervlakte

De (gebruiks)vloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. land- en tuinbouw op open grond;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kaasmakerij': een kaasmakerij gerelateerd en ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een melkveehouderij;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' op de verbeelding, een glastuinbouwbedrijf;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege' op de verbeelding: een manege;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' op de verbeelding, een intensieve veehouderij;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding een bedrijfswoning, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt.

met de daarbij behorende:

  • h. water- en groenvoorzieningen;
  • i. wegen en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. nieuwe bedrijfsbebouwing staat ten dienste van het agrarisch bedrijf en dient noodzakelijk te zijn voor doelmatige, duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat maximaal 4.000 m2 van de bebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van de manege;  tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven op de verbeelding;
  • d. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 10 meter, met dien verstande dat:
    • 1. kassen alleen binnen de aanduiding 'glastuinbouw' zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 7 meter;
    • 2. indien op de verbeelding met de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven, dan gelden deze maten als maximale hoogtes;
  • e. de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege' bedraagt maximaal 4.000 m2
  • f. indien een bedrijfsgebouw niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen;
  • g. indien bedrijfsgebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 1 meter;
  • h. ondergeschikte horeca is toegestaan tot ten hoogste horecacategorie 2, met een maximum van 12 evenementen per kalenderjaar geldend voor het gehele perceel.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • d. indien een woning niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen;
  • e. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m³.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
    tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
    meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
3.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt 7 meter;
  • g. de maximale bouwhoogte van ruwvoedersilo's bedraagt 25 meter;
  • h. de maximale bouwhoogte van hooibergen en voerdersilo's bedraagt 15 meter;
  • i. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • j. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.3.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (anders dan bedrijfswoningen), met uitzondering van mantelzorg;
  • d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. seksinrichting;
  • f. prostitutie.
3.4.1 Evenementen

Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor evenementen is toegestaan,mits:

  • a. het aantal evenementen niet meer bedraagt dan 12 per kalenderjaar;
  • b. het evenement gerelateerd is aan de in artikel 3.1 onder a, c en e toegestane functies of bijbehorende ondergeschikte functies.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 zoals genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten opgenomen als bijlage bij deze regels;
  • b. kantoor, tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m² per bedrijf;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • d. webwinkels, waarbij opslag en een uitleverpunt is toegestaan; de oppervlakte van een uitleverpunt bedraagt 30 m² bvo;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' op de verbeelding is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' op de verbeelding een gebouw ten behoeve van de nutsvoorziening;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' op de verbeelding, een waterzuiveringsinstallatie;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding een bedrijfswoning, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt.

met de daarbij behorende:

  • i. water- en groenvoorzieningen;
  • j. wegen en paden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. voorzieningen van algemeen nut;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter en de maximale goothoogte bedraagt 6 meter tenzij op de verbeelding met de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven, dan gelden deze maten als maximale hoogtes;
  • d. indien bedrijfsgebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 1 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 4 meter en een oppervlak van 30 m2.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • d. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m³;
  • e. inpandige bedrijfswoningen hebben een maximale inhoud van 750 m3.
4.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (anders dan bedrijfswoningen) met uitzondering van mantelzorg;
  • d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. seksinrichting;
  • f. prostitutie;
  • g. kantoren, behoudens het bepaalde in 4.1 sub b;
  • h. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1 sub c en d;
  • i. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • j. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • k. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  • l. Bevi bedrijven.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, sub a indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, sub a, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, sub a, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijfswoning', als bedoeld in 4.1 sub h, te verwijderen, indien het gebruik van de bedrijfswoning als zodanig tenminste 2 jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat genoemd gebruik op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 t/m 3.2 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage bij deze regels;
  • b. zoneringsplichtige inrichtingen volgens de Wet geluidhinder zijn toegelaten;
  • c. kantoor, tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m² per bedrijf;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding één bedrijfswoning, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  • e. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • f. webwinkels, waarbij opslag en een uitleverpunt is toegestaan; de oppervlakte van een uitleverpunt bedraagt 30 m² bvo.

met de daarbij behorende:

  • g. water- en groenvoorzieningen;
  • h. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  • i. wegen en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak, te berekenen over het bouwperceel, door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet meer dan is weergegeven op de verbeelding;
  • d. indien bedrijfsgebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 1 meter.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • d. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m³;
  • e. inpandige bedrijfswoningen hebben een maximale inhoud van 750 m3.
5.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.4 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. seksinrichting;
  • f. prostitutie;
  • g. kantoren, behoudens het bepaalde in 5.1 sub c;
  • h. wonen;
  • i. detailhandel;
  • j. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • k. Bevi bedrijven;
  • l. stallen en parkeren van vervoersmiddelen op de openbare weg of in openbaar gebied.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 sub a

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1, sub a ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijfswoning', als bedoeld in 5.1 sub d, te verwijderen, indien het gebruik van de bedrijfswoning als zodanig tenminste 2 jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat genoemd gebruik op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat tevens detailhandel op de verdieping is toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' op de verbeelding;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijk;
  • d. wonen is toegestaan uitsluitend op de verdieping indien dit gebruik aanwezig was op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  • e. horeca tot en met horecacategorie 2, uitsluitend op de begane grond;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' op de verbeelding, horeca tot en met horecacategorie 3, uitsluitend op de begane grond;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verbeelding is wonen op de begane grond toegestaan met dien verstande dat per perceel maximaal één woning is toegestaan.

met de daarbij horende:

  • h. water- en groenvoorzieningen;
  • i. wegen en paden;
  • j. (overige) parkeervoorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt 7 meter respectievelijk 10 meter tenzij op de verbeelding met de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven, dan gelden deze maten als maximale hoogtes;
  • d. de voorgevel van een gebouw dient in de voorste bouwvlakgrens te worden gebouwd.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het achtererfgebied voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
meer dan 500 m²   80 m², mits het achtererfgebied voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
6.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Bijgebouw

In afwijking van het bepaalde in 6.2.2 onder b geldt ter plaatse van het perceel met de aanduiding 'bijgebouw' op de verbeelding een maximale oppervlak van bijbehorende bouwwerken, met inbegrip van overkappingen als bedoeld in 6.2.3, van 190 m².

6.4.2 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (anders dan woningen);
  • d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. seksinrichting;
  • f. prostitutie;
  • g. detailhandel, voor zover deze niet is gevestigd op de begane grond;
  • h. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder d, ten behoeve van nieuwe woningen op de verdieping, met dien verstande dat:

  • a. dit passend is binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • b. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • e. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren zonder baliefunctie;
  • b. dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
  • c. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat functies zoals een bibliotheek, uitvaartcentrum, naschoolse opvang, kinder(dag)opvang, onderwijs, verenigingsleven (club- en buurthuizen) uitgesloten zijn detailhandel en daaraan ondergeschikte bedrijvigheid;
  • d. erven;
  • e. tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  • c. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is weergegeven op de verbeelding.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
    tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
    meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
7.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  • f. seksinrichting;
  • g. prostitutie;
  • h. detailhandel, voor zover deze niet is gevestigd op de begane grond.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. speelplaatsen, zoals een skatebaan;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte per gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. het oppervlak per gebouw bedraagt maximaal 15 m².
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, met uitzondering van verlichtingsarmaturen, bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • d. seksinrichting;
  • e. prostitutie.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ondergeschikte horeca tot ten hoogste horecacategorie 1;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' op de verbeelding, horeca tot en met horecacategorie 2, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' op de verbeelding een begraafplaats;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding, een dienstwoning/ bedrijfswoning, met daarbij behorend:
    • 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    • 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt.

met de daarbij behorende:

  • f. water- en groenvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt 6 meter respectievelijk 10 meter tenzij op de verbeelding met de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven, dan gelden deze maten als maximale hoogtes.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
9.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. e maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. prostitutie.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bescherming en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. semi-agrarische doeleinden in de vorm van weide en grasland;
  • c. lichte vormen van extensief recreatief medegebruik;
  • d. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken.

met daarbij behorende:

  • e. water- en groenvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 0,3 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. prostitutie.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
  • b. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het bebossen van gronden;
  • e. het vellen en rooien van houtgewas;
  • f. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
  • h. het permanent opslaan van goederen.
10.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
10.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. speelterreinen;
  • b. dierenweiden;
  • c. lig- en zonneweiden;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kaasmakerij': een kaasmakerij gerelateerd en ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een melkveehouderij op het perceel Langeraarseweg 160A
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' op de verbeelding verblijfsrecreatie ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf/ manege;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' op de verbeelding één recreatiewoning.

met daarbij behorende:

  • g. water- en groenvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. voorzieningen van algemeen nut;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden, de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een gebouw dient in de voorste bouwvlakgrens te worden gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt 6 meter respectievelijk 10 meter tenzij op de verbeelding met de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven, dan gelden deze maten als maximale hoogtes.
11.2.2 Verblijfsrecreatie

Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' gelden aanvullend op artikel 11.2.1 de volgende regels:

  • a. ondergeschikte horeca is toegestaan tot ten hoogste horecacategorie 2; , met een maximum van 12 evenementen per kalenderjaar geldend voor het gehele perceel;
  • b. ondergeschikte detailhandel is toegestaan in relatie tot de aanwezige kaasmakerij;
  • c. als ondergeschikte functies is tevens kinderopvang toegestaan.
11.2.3 Recreatiewoning

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden aanvullend op artikel 11.2.1 de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mag één recreatiewoning en één bijbehorend bouwwerk worden opgericht;
  • b. de inhoud van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 250 m3, tenzij er op het moment van tervisielegging van het ontwerpplan een grotere inhoud bestaat dan is deze inhoud het maximum;
  • c. in afwijking van 11.2.1 onder d bedraagt de goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning maximaal 3 meter respectievelijk 6 meter;
  • d. in afwijking van 11.2.4 bedraagt de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning maximaal 10 m².
11.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het achtererfgebied voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
meer dan 500 m²   80 m², mits het achtererfgebied voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
11.2.5 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
11.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter.
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
11.2.7 Parkeren

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie alsmede laad- en losruimte conform de parkeerrichtlijnen van het CROW.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.3.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. prostitutie.
11.4.1 Evenementen

Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor evenementen is toegestaan, mits:

  • a. het aantal evenementen niet meer bedraagt dan 12 per kalenderjaar;
  • b. het evenement gerelateerd is aan de in artikel 11.1 onder a t/m e toegestane functies of bijbehorende ondergeschikte functies.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten, al dan niet in combinatie met ondersteunende horeca van ten hoogste categorie 1.

met daarbij behorende:

  • b. water- en groenvoorzieningen;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een gebouw dient in de voorste bouwvlakgrens te worden gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 6 meter.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot en met 500 m²   50 m², mits het achtererfgebied voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
meer dan 500 m²   80 m², mits het achtererfgebied voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
12.2.3 Overkappingen
  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. prostitutie.

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, waaronder begrepen parkeren, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. steigers.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een maximum goothoogte van 3 meter en een maximum bouwhoogte van 5,5 meter en behoudens het bepaalde in 13.2.2 en 13.2.4.

13.2.2 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. de diepte van een erker bedraagt maximaal 1,5 meter;
  • b. de breedte van een erker mag maximaal tweederde van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
  • c. op één hoek van het hoofdgebouw is een hoekerker toegestaan, mits de diepte aan de zijgevel maximaal 1,5 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;
  • d. de goothoogte van een erker bedraagt maximaal de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van een erker is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met de helft van de hoogte van de tweede bouwlaag.
13.2.3 Botenhuizen

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  • a. Er is maximaal één botenhuis toegestaan per bouwperceel;
  • b. De maximale oppervlakte van een botenhuis bedraagt 50 m², mits het bouwperceel voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  • c. De maximale hoogte van een botenhuis bedraagt 2 meter boven de waterlijn;
  • d. Botenhuizen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van het bouwperceel en niet in en boven sloten tussen bouwpercelen om zo het vrije uitzicht via deze sloten naar de plas veilig te stellen.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per perceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • h. per bouwperceel is ten behoeve van dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  • i. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30 m²;
  • j. de maximale breedte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15 m;
  • k. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5 m;
  • l. een steiger of aanleggelegenheid dient aan de achterzijde van het perceel te worden gebouwd.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. seksinrichting;
  • f. prostitutie.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelterreinen;
  • d. kunstwerken;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterpartijen en watergangen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en brugwachtershuisjes

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en brugwachtershuisjes gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte per gebouw bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte per gebouw bedraagt 15 m².
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • d. seksinrichting;
  • e. prostitutie.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verkeer en verblijf;
  • b. groenvoorzieningen en langzaam verkeersroutes;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. waterpartijen en watergangen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. speelterreinen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'garage' op de verbeelding tevens voor garages;
  • i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte per gebouw bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte per gebouw bedraagt 15 m².
15.2.2 Gebouwen ten behoeve van garages

Voor het bouwen van garages gelden de volgende regels:

  • a. garages zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • b. de maximale bouwhoogte van garages bedraagt 3 meter.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bedrijfsmatige opslag van goederen in en detailhandel vanuit garages;
  • d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. seksinrichting;
  • f. prostitutie.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
  • b. bruggen ten behoeve van de ontsluiting van (woon)kavels en openbaar gebied ter plaatse van de aanduiding 'brug' op de verbeelding;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' op de verbeelding een ligplaats van één woonboot;
  • d. de aanleg en instandhouding van kunstwerken.

met daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. steigers en aanleggelegenheden voor pleziervaartuigen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

16.2.2 Botenhuizen

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  • a. Botenhuizen zijn alleen toegestaan grenzend aan de gronden met de bestemming 'wonen' en/of 'tuin';
  • b. Er is maximaal één botenhuis toegestaan per aangrenzend bouwperceel;
  • c. De maximale oppervlakte van een botenhuis bedraagt 50 m², mits het bijbehorend aangrenzend bouwperceel voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  • d. De maximale hoogte van een botenhuis bedraagt 2 meter boven de waterlijn;
  • e. Botenhuizen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van het bijbehorend aangrenzend bouwperceel en niet in en boven de sloten tussen aangrenzende bouwpercelen in, om zo het  vrije uitzicht via deze sloten naar de plan veilig te stellen.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf het waterpeil;
  • b. per aangrenzend bouwperceel, waarop een bouwvlak is gelegen is ten behoeve van dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  • c. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30 m²;
  • d. de maximale diepte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • f. een steiger of aanleggelegenheid dient aan de achterzijde van het aangrenzende perceel te worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' op de verbeelding is maximaal één woonboot toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter boven de waterlijn en een maximale breedte van 5 meter en een maximale lengte van 20, inclusief steigers en plankieren boven de waterlijn;
  • h. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.3 onder e, ten behoeve van een maximale bouwhoogte voor steigers of aanleggelegenheid van 1 meter gemeten vanaf de waterlijn indien dit vanuit beheerstechnische redenen noodzakelijk is.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. seksinrichting;
  • d. prostitutie.
16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning in de vorm van een aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, veranderen of dempen van watergangen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen.
16.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 16.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
16.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 16.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in 16.1 genoemde voorzieningen ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
  • c. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' op de verbeelding is een caravanstalling toegestaan;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - guesthouse' op de verbeelding is één guesthouse toegestaan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huisartsenpraktijk' op de verbeelding is één huisartsenpraktijk toegestaan;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' op de verbeelding is één paardenbak toegestaan.

met de daarbij behorende:

  • h. erven;
  • i. tuinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. waterlopen en waterpartijen;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. steigers;
  • o. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen zijn vrijstaande, geschakelde, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' op de verbeelding mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • d. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' mag de oppervlakte van alle hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse met de aanduiding is aangegeven;
  • f. bij herbouw dienen hoofdgebouwen, die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aaneen zijn gebouwd opnieuw aaneengebouwd te worden;
  • g. bij herbouw dient ten minste 80% van het te herbouwen hoofdgebouw gelegen te zijn binnen de grenzen van het te slopen hoofdgebouw;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • i. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is weergegeven op de verbeelding;
  • j. de maximale inhoud van alle gebouwen op het bouwperceel is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum inhoud';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidswerende gevel' dienen de volgende regels in acht te worden genomen:
    • 1. de noordgevel van de woning moet als dove gevel worden uitgevoerd;
    • 2. de noordgevel van de woning moet in oostelijke richting worden doorgetrokken, waardoor een geluidscherm wordt gecreëerd;
    • 3. de westgevel van de woning moet onder een hoek van maximaal 65° ten opzichte van de Geerweg worden geprojecteerd;
    • 4. er moet zodanige bouwkundige maatregelen worden getroffen dat binnen de woning een maximaal geluidsniveau vanwege wegverkeerslawaai van maximaal 33 dB wordt bereikt. Dit moet door middel van een akoestisch onderzoek aangetoond worden;
    • 5. bij een omgevingsvergunning kan van het gestelde onder sub 1 t/m 4 worden afgeweken, indien een nieuw Besluit hogere waarde dit mogelijk maakt en voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder.
17.2.2 Botenhuizen

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  • a. Er is maximaal één botenhuis toegestaan per bouwperceel;
  • b. De maximale oppervlakte van een botenhuis bedraagt 50 m², mits het bouwperceel voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  • c. De maximale hoogte van een botenhuis bedraagt 2 meter boven de waterlijn;
  • d. Botenhuizen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van het bouwperceel en niet in en boven sloten tussen bouwpercelen om zo het vrije uitzicht via deze sloten naar de plas veilig te stellen.
17.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen geen bijbehorende bouwwerken in één van beide stroken van 3 meter gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens zijn toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:

Oppervlakte bouwpercelen   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken, met inbegrip van overkappingen als bedoeld in 17.2.4.  
tot en met 500 m²   50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
meer dan 500 m²   80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  • f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  • g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bijbehorende bouwwerken die reeds aanwezig zijn op het moment van tervisielegging van het plan, of bijbehorende bouwwerken die krachtens een op dat moment reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mogen worden gebouwd, eveneens toegestaan.
17.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per perceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  • h. per bouwperceel is ten behoeve van dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  • i. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30 m²;
  • j. de maximale breedte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15 m;
  • k. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5 m;
  • l. een steiger of aanleggelegenheid dient aan de achterzijde van het perceel te worden gebouwd.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen

In afwijking van het bepaald in 17.2.3 onder b geldt een afwijkend maximum oppervlak voor het perceel met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfsgebouwen'. De legaal gerealiseerde bestaande bijbehorende bouwwerken zoals deze aanwezig waren op het moment van tervisielegging van het ontwerpplan zijn toegestaan en gelden als maximum totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken.

17.4.2 Guesthouse

In afwijking van het bepaalde in 17.2.3 onder b geldt ter plaatse van het perceel met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - guesthouse' op de verbeelding een maximale oppervlak van bijbehorende bouwwerken, met inbegrip van overkappingen als bedoeld in 17.2.4 en inclusief het guesthouse, van 90 m².

17.4.3 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 onder i teneinde realisering van een dakopbouw toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. De toegelaten goot- en bouwhoogten mogen met ten hoogste 2 meter worden vergroot;
  • b. De stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn.
17.4.4 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  • c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  • d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
17.4.5 Erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 17.2.5 onder c ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevellijn, met inbegrip van hekken en poorten op bruggen die dienen als erf- en/of terreinafscheiding.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning als onzelfstandige woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  • d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • e. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • f. seksinrichting;
  • g. prostitutie.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Besluit omgevingsrecht valt;
    • 2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid dat niet onder de werking van het Besluit omgevingsrecht valt, mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bouwwerk ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
17.6.2 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  • b. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 17.1 en sublid 17.6.1;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1 wro-zone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1' ex art. 3.6 Wro te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. binnen het aangegeven gebied mogen maximaal 6 woningen worden gerealiseerd als aaneengebouwde, twee onder één kap, vrijstaande of gestapelde woningen dan wel een combinatie hiervan;
  • b. de oppervlakte van een nieuw te bouwen of her te ontwikkelen hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;
  • d. binnen een zone van 3 meter vanaf de waterkant op het perceel van de Langeraarseweg 21 is bebouwing niet toegestaan;
  • e. als parkeernorm dient te worden uitgegaan van de op het moment van het opstellen van het wijzigingsplan geldende parkeerbeleid van de gemeente Nieuwkoop;
  • f. nieuwbouw van woningen mag uitsluitend plaatsvinden op minimaal 50 meter van de wegas van de Langeraarseweg of indien akoestisch onderzoek heeft aangetoond dat de maximaal toegestane geluidsbelasting van de weg op de gevel van de te realiseren woning niet wordt overschreden bij een kortere afstand tot de weg, dan wel indien er een hogere grenswaarde is verkregen;
  • g. bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen dient aangetoond te worden dat er voldoende bluswater(voorziening) aanwezig is;
  • h. voordat herontwikkeling plaatsvindt, dient een onderzoek naar de gevolgen voor de flora en fauna (aanvullend vleermuisonderzoek) en waterhuishouding (bij toename verharding met 500 m2 of meer) te zijn uitgevoerd. Eventuele maatregelen om de gevolgen tot een minimum te beperken dienen in de planvorming te worden opgenomen;
  • i. voordat herontwikkeling plaatsvindt, dient een bodemonderzoek te hebben plaatsgevonden;
  • j. voordat de herontwikkeling plaatsvindt, dient duidelijkheid te bestaan over de economische uitvoerbaarheid van het plan door het sluiten van een (anterieure) overeenkomst waarin alle plankosten door de initiatiefnemer worden gedragen.

Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens. Het aantal woonwagens mag niet bedragen dan is weergegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding;

met de daarbij behorende:

  • b. erven;
  • c. tuinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Woonwagens

Voor de bouw van woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. de woonwagens zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van de woonwagens mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte van de woonwagens mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
18.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per standplaats is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk toegestaan met een maximale oppervlakte van 20 m²;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen 4,5 meter.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  • b. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  • d. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per standplaats is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voorzover gelegen buiten het bouwvlak;
  • g. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • d. seksinrichting;
  • e. prostitutie;
  • f. coffeeshop en smartshop/growshop.

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een rioolleiding.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Riool.

19.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

19.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het veranderen, waaronder onder meer begrepen vergraven, verruimen of dempen van watergangen.
19.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
19.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor behoud en de bescherming van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

20.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 20.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Verbod

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²:

  • a. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieappartuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
20.3.2 Uitzonderingen

Het onder 20.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
20.3.3 Beoordelingscriteria

De onder 20.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

20.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Indien uit het in 20.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • 1. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • 2. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor behoud en de bescherming van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

21.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 21.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Verbod

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 2.500 m²:

  • a. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieappartuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
21.3.2 Uitzonderingen

Het onder 21.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
21.3.3 Beoordelingscriteria

De onder 21.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

21.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Indien uit het in 21.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • 1. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • 2. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 3

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor behoud en de bescherming van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

22.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 22.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 10.000 m²:

  • a. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieappartuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
22.3.2 Uitzonderingen

Het onder 22.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
22.3.3 Beoordelingscriteria

De onder 22.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

22.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Indien uit het in 22.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • 1. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • 2. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterkering als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Waterstaat - Waterkering.

23.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

23.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
23.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Goothoogte

Boven de 'maximale goothoogte' zijn platte daken niet toegestaan.

25.2 Algemene bepaling over het ondergronds bouwen
25.2.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

25.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak waar volgens de desbetreffende regels hoofdgebouwen dan wel bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan onder een gebouw waarbij uistekende funderingselementen tot 0,75 meter niet meetellen voor het bepalen van het bebouwd oppervlak;
  • c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 4 m² ten behoeve van lichttoetreding;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter vanaf peil tot onderkant keldervloer, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m¹ onder peil gebouwd mag worden;
  • e. in aanvulling op het bepaalde sub a en c is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 1 m¹ van de perceelsgrens;
    • 2. de maximale hoogte van de zwembadrand bedraagt 0,5 m¹ boven peil;
  • f. in aanvulling op het bepaalde sub b zijn randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding overal binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Groen' toegestaan.
  • g. onderkeldering van recreatiewoningen is niet toegestaan.
25.2.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
25.2.4 Afwijken ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2.2 sub b en voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet zijn gelegen onder een gebouw onder de voorwaarden, dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn.
25.3 Dakkapellen
25.3.1 Dakkapellen op woningen (ook bedrijfswoningen)
  • a. De gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan in totaal 50% van de oppervlakte van dat dakschild van de betreffende woning;
  • b. en het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
  • c. en de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50 cm afstand van de rand van het dakschild (of gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen tenzij de dakkapel samen met de buren wordt opgericht. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvIak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 cm. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 cm;
  • d. en de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld;
  • e. en dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel is gelegen.
25.3.2 Dakkapellen op utiliteitsgebouwen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan in totaal 20% van de oppervlakte van dat dakschild van het betreffende utiliteitsgebouw;
  • b. en elke afzonderlijke dakkapel mag niet breder zijn dan 5 meter (gemeten op de buitenzijde van de zijkant);
  • c. en het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van het utiliteitsgebouw;
  • d. en de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50 cm afstand van de rand van het dakvlak van het betreffende utiliteitsgebouw zijn gelegen. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 cm;
  • e. en de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld.
25.4 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken voor de situering buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 geluidzone - industrie
26.1.1 Doel aanduiding

De voor 'geluidzone - industrie' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen in hoofdstuk 2 van deze regels, primair bestemd voor de geluidzone rond het gezoneerde industrieterrein Hoekse Aarkade.

26.1.2 Bouwregels

Het is niet toegestaan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder) toe te voegen binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.

26.2 Luchtvaartverkeerzone - lib
26.2.1 Doel aanduiding

De voor 'Luchtvaartverkeerzone - lib' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen in hoofdstuk 2 van deze regels, primair bestemd voor de geluidzone rond Schiphol.

26.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - lib' geldt het Luchthavenindelingsbesluit van Schiphol en zijn zonder een verklaring van geen bezwaar volgens artikel 8.9 van de Luchtvaartwet, geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen en terreinen toegestaan zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

26.3 Luchtvaartverkeerzone - 20 ke
26.3.1 Doel aanduiding

De voor 'Luchtvaartverkeerzone - 20 ke' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen in hoofdstuk 2 van deze regels, primair bestemd voor het tegengaan van een te hoge personendichtheid in verband met het luchtverkeer van en naar luchthaven Schiphol.

26.3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat slechts gebouwen, niet zijnde woningen zijn toegestaan en andere bouwwerken.

26.3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 26.3.2, mits voldaan wordt aan de door de Ministeries van Infrastructuur en Milieu gestelde eisen ten aanzien van bouwen van woningen binnen de 20 Ke contour.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

27.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

28.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage bij deze regels, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de regels, waarbij verwezen wordt naar of welke ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
28.2 De 'ruimte voor ruimte-regeling'
28.2.1 Wijzigingsbevoegdheid

In het kader van de ruimte voor ruimte-regeling kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen en de gronden met de bestemming 'Agrarisch, glastuinbouw' en 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen':

  • a. met in achtneming van de volgende sloop-/ nieuwbouwregeling:
    • 1. tenminste 5.000 m2 kassen worden gesloopt in ruil voor de mogelijkheid om 1 nieuwe woning te bouwen;
    • 2. bij de sloop van een meervoud van 5.000 m2 kassen, nooit meer dan 3 nieuwe woningen per locatie kunnen worden gebouwd;
    • 3. tenminste 1.000 m2 andere bedrijfsgebouwen worden gesloopt in ruil voor de mogelijkheid om 1 nieuwe woning te bouwen;
    • 4. bij de sloop van een meervoud van 1.000 m2 andere bedrijfsgebouwen, nooit meer dan 3 nieuwe woningen per locatie kunnen worden gebouwd;
    • 5. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007;
    • 6. alle bedrijfsbebouwing inclusief kassen die zicht op het perceel van de te bouwen woning(en) bevindt, gesloopt dient te worden;
    • 7. de inhoud van een nieuwe woning mag niet meer dan 750 m3 bedragen, exclusief bijbehorende bouwwerken;
    • 8. een woning mag uitsluitend vrijstaand of twee-aaneen worden gebouwd;
    • 9. er moet worden voldaan aan de regels van Artikel 17 van dit bestemmingsplan;
  • b. mits:
    • 1. de wijziging is voorzien van een goede ruimtelijke motivering.
28.2.2 specifieke vorm van agrarisch - ruimte voor ruimte (Langeraarseweg 179a)

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte voor ruimte' kunnen burgemeester en wethouders de in het gebied aangewezen bestemmingen wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. in afwijking van artikel 28.2.1 onder a onder 2 en 4 mogen maximaal 8 vrijstaande- of twee-aaneen gebouwde woningen worden gerealiseerd;
  • b. de ontsluiting aan de noordzijde van het perceel wordt gerealiseerd;
  • c. voldoende compensatie van oppervlaktewater wordt gerealiseerd;
  • d. er dient rekening gehouden te worden met de geurcontour van de Langeraarseweg 181;
  • e. voor het overige wordt voldaan aan de regels van de bestemming 'Wonen' in Artikel 17 en aan 28.2.1 van deze regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
29.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Langeraar en Papenveer'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van  
         
11 december 2014  
         
         
  De voorzitter,     De griffier,    
  F. Buijserd     E.R. Holthe