direct naar inhoud van Regels
Plan: Sluispolder West, deelplan 6
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0556.deelplan6-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Sluispolder West, deelplan 6' met identificatienummer NL.IMRO.0556.deelplan6-ON01 van de gemeente Maassluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw
  • a. aanbouw: een aangebouwd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
  • b. uitbouw: een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsplan.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.21 hoofdgebouw

een gebouw op een bouwperceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt van overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken.

1.22 huishouden

één persoon dan wel twee of meer personen die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel een daarmee vergelijkbare samenstelling die gebruikmaken van gezamenlijke voorzieningen.

1.23 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.24 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.25 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.

1.26 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.27 voorgevelrooilijn

de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg is gelegen, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend.

1.28 wonen

het wonen in een woning.

1.29 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvestiging van niet meer dan één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen mindere traditionele woonvorm.

1.30 woonruimte

oppervlakten met een duidelijke woonfunctie zoals woonkamer, hal, keuken, slaapkamers en badkamer. Hiertoe wordt nadrukkelijk niet gerekend ruimten zonder daglicht. Bij schuine daken mag de oppervlakte als woonoppervlakte worden gerekend vanaf 1,5 m hoogte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, waaronder begrepen parken en plantsoenen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. ontsluitingswegen, in- en uitritten;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. nutsvoorzieningen.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde overeenkomstig het bepaalde in 3.2.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende maximale bouwhoogten gelden:

  • a. van erf-en terreinafscheidingen 1 meter;
  • b. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 meter.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. groen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • f. erven;
  • g. tuinen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen.
  • j. paden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het maximum aantal wooneenheden bedraagt 48;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' ten hoogste de aangegeven goothoogte;
  • e. in aanvulling op het bepaalde in lid c en d geldt voor de realisatie van een dakopbouw bij aaneengesloten grondgebonden woningen, dat de dakopbouw moet worden uitgevoerd in de vorm van:
    • 1. een kap met een dakhelling, indien bij één of meerdere aaneengesloten woningen binnen eenzelfde bouwvlak reeds sprake is van gebouw voorzien van een kap met een dakhelling. De dakhelling van de te realiseren dakopbouw is hierbij gelijk aan de bestaande dakhelling als aanwezig bij de kap van bestaande aaneengesloten woningen. Indien sprake is van verschillende dakhellingen bij de kap van bestaande aaneengesloten woningen, dan wordt voor de dakhelling van de dakopbouw aangesloten bij één van de bestaande dakhellingen;
    • 2. een bouwlaag met een platte dakafdekking indien bij één of meerdere aaneengesloten woningen binnen eenzelfde bouwvlak reeds sprake is van een platte dakafdekking van een derde bouwlaag van het gebouw.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 30 cm;
  • d. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • f. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 60% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m².

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder overkappingen) bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Specifieke bouwregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' wordt een dove gevel gerealiseerd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening' wordt een geluidwerende voorziening van ten minste 2 meter diept ten opzichte van de gevel en ten minste 2 meter hoog geplaatst.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van een woning ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan mits:

  • a. de vloeroppervlakte ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning bedraagt met een maximum van 40 m²;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • c. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan-huis-gebonden beroep;
  • f. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. gevel en dak(rand) zijn niet toegestaan;)
  • g. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. groen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • d. geluidswerende voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. reclame-uitingen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), hellingbanen, balkons, veranda's, afdaken, installaties, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.2 Parkeren, laden en lossen
7.2.1 Parkeren

Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregel Parkeren Maassluis 2022'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

7.2.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de voorwaarden, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregel Parkeren Maassluis 2022'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

7.2.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 en 7.2.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een prostitutiebedrijf daaronder mede begrepen;
  • d. het gebruik van bouwwerken als belhuis/internetcafé;
  • e. het wonen in een woning door meer dan één huishouden.
8.2 Uitzondering strijdig gebruik

In afwijking van het bepaalde in lid 8.1 onder e zijn in een woning ook minder traditionele woonvormen toegestaan, indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. Hieraan wordt voldaan als sprake is van de volgende omstandigheden:

  • a. het niet meer dan drie bewoners per woning betreft;
  • b. de bewoners op het betreffende adres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
  • c. alle gezamenlijke ruimtes zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer gezamenlijk worden gebruikt;
  • d. er een minimale woonoppervlak is van 25 m2 per persoon;
  • e. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlak van minder dan 13 m2 er 1 persoon per slaapkamer wordt gehuisvest;
  • f. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlakte van 13 m2 of meer er maximaal 2 personen per slaapkamer worden gehuisvest;
  • g. maximaal 10% van het aantal woningen per unieke postcode gebruikt mag worden ten behoeve de huisvesting waarvoor vergunning wordt verleend.
8.3 Afwijken van de gebruiksregels
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het gestelde in lid 8.1 onder e bij:

  • a. particuliere verhuur van een woning, indien:
    • 1. de woonvorm wordt gehuisvest in een bestaande woning;
    • 2. er een relatie is met het bedrijf bij huisvesting van een woonvorm in een bedrijfswoning;
    • 3. er maximaal 6 personen worden gehuisvest per woning;
    • 4. de bewoners zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
    • 5. de woonvorm geen nadelige effecten heeft voor bedrijven in de omgeving;
    • 6. er een minimale woonoppervlak is van 25 m2 per persoon
    • 7. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlak van minder dan 13 m² er 1 persoon per slaapkamer wordt gehuisvest;
    • 8. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlakte van 13 m² of meer er maximaal 2 personen per slaapkamer worden gehuisvest;
    • 9. er in voldoende mate wordt voorzien in parkeerplaatsen, waarbij in gebieden met een bezettingspercentage van 80% of meer in de avond:
      • voor 4 te huisvesten personen er 1 extra parkeerplaats wordt gerealiseerd;
      • voor 5 tot 6 te huisvesten personen er 2 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
    • 10. voor zover het ruimtelijk plan de functie ’parkeren’ in de tuin niet toestaat, er niet in de tuin geparkeerd mag worden of parkeerplaatsen mogen worden gerealiseerd
    • 11. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en het woon- en leefklimaat van omliggende percelen;
    • 12. maximaal 10% van het aantal woningen per unieke postcode gebruikt mag worden ten behoeve de huisvesting waarvoor vergunning wordt verleend;
    • 13. het aantal woningen niet toeneemt
    • 14. er wordt voldaan aan de in artikel 9.3.2 opgenomen algemene bepalingen;
  • b. verhuur van een woning door organisaties die huisvesting aanbieden of werkgevers, indien zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, sub a onder 1 en zij tevens zijn opgenomen in het register van Stichting Normering Flexwonen (SNF) en daarmee voldoen aan het SNF-keurmerk.

8.3.2 Aanvullende voorwaarden

In aanvulling op de voorwaarden in de in lid 8.3.1 opgenomen afwijkingsbevoegdheid, zijn de hierna opgenomen algemene bepalingen van toepassing:

  • a. veiligheid en hygiëne dienen te zijn gewaarborgd;
  • b. bij verwarming door middel van gaskachels dient een CO-melder aanwezig te zijn;
  • c. CV, gaskachel en geiser dienen jaarlijks aantoonbaar gecontroleerd te zijn;
  • d. er is brandblusmateriaal aanwezig, waarvan de minimale eisen zijn:
    • 1. 6 liter brandblusser;
    • 2. gebruiksinstructie op brandblusser;
    • 3. brandblusser bevindt zich binnen een afstand van 5 meter waar gekookt wordt;
  • e. er is een branddeken aanwezig bij de kookgelegenheid;
  • f. er zijn werkende rook- en CO-melders gemonteerd op voorgeschreven plaatsen;
  • g. per bewoner moet er een handboek zijn met huis- en leefregels in de taal van het land van herkomst met daarin tenminste:
    • 1. telefoonnummer hulpverlener werkgever;
    • 2. telefoonnummer politie;
    • 3. 112, waarbij is aangegeven dat dit nummer alleen is te gebruiken in levensbedreigende situaties;
    • 4. verkorte huis- en leefregels. Deze regels dienen te worden opgesteld en verstrekt door degene die verantwoordelijk is voor het verstrekken van de huisvestingslocatie;
  • h. huisvuil op de reguliere wijze dient te worden aangeboden en/of afgevoerd.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Molenbiotoop
9.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone- molenbiotoop 400 m' dat binnen de 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400m' geen bebouwing wordt opgericht en beplanting wordt aangebracht welke in volwassen toestand een hoogte bereikt die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

9.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1.1, indien de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing.

9.1.3 Afstemmingsregel

Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid 9.1.1 en 9.1.2, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

9.1.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor beplanting met een hogere hoogte dan op basis van lid 9.1.1 en 9.1.2 toegestane bouwhoogte. Ten aanzien van beplanting is het bepaalde in lid 9.1.3 niet van toepassing.

9.1.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1.4, indien de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van de bestemmingsregels reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten en aantallen (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen.

Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Sluispolder West, deelplan 6'.