direct naar inhoud van Regels
Plan: Spechtstraat Maassluis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0556.BpSpecht-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Spechtstraat Maassluis' met identificatienummer NL.IMRO.0556.BpSpecht-VA01 van de gemeente Maassluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw
  • a. aanbouw: een aangebouwd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
  • b. uitbouw: een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bestaand gebruik

Het gebruik, zoals aanwezig op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan en in gebruik conform de geldende gebruiksregels of een omgevingsvergunning.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.20 hoofdgebouw

een gebouw op een bouwperceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt van overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken.

1.21 huishouden

één persoon dan wel twee of meer personen die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel een daarmee vergelijkbare samenstelling die gebruikmaken van gezamenlijke voorzieningen.

1.22 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.23 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.24 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.25 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.

1.26 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.27 ruimtelijke plannen

alle bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, omgevingsvergunningen en daarmee gelijk te stellen plannen en besluiten, met uitzondering van beheersverordeningen.

1.28 wonen

het wonen in een (bedrijfs)woning.

1.29 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

1.30 woonruimte

oppervlakten met een duidelijke woonfunctie zoals woonkamer, hal, keuken, slaapkamers en badkamer. Hiertoe wordt nadrukkelijk niet gerekend ruimten zonder daglicht. Bij schuine daken mag de oppervlakte als woonoppervlakte worden gerekend vanaf 1,5 m hoogte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste:
  • 1. van erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
  • 2. van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde: 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Per bouwperceel blijft minimaal 50% van het oppervlak onverhard.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van overkappingen met een maximale oppervlakte van 4 m² en een maximale bouwhoogte van 2,5 m.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, reclame-uitingen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, fietsenstallingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en kunstobjecten.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, bergingen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen ten hoogste het maximum aangegeven aantal';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² is toegestaan;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • g. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • h. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 of ten minste 1 m;
  • i. in afwijking van de onder f bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan 2 m van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van ten minste 1,2 m en ten hoogste 1,8 m tenzij de eigenaar van het naburige erf geen toestemming heeft gegeven om een doorzichtige of géén afscherming te plaatsen.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
  • c. van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
  • b. de milieucategorie van de betreffende activiteiten niet hoger is dan categorie A uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • c. de betreffende activiteiten worden genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • d. het gebruik niet tot ernstige hinder leidt voor het woonmilieu c.q. afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. er geen horeca wordt uitgeoefend;
  • h. er geen detailhandel wordt uitgeoefend met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
  • i. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • j. internetverkoop is toegestaan, onder de voorwaarde dat:
  • k. deze plaatsvindt zonder opslag en/of logistiek ter plaatse;
  • l. er geen sprake is van een fysieke uitstalruimte die gericht is op en/of toegankelijk is;
  • m. er geen sprake is van een bedrijfsactiviteit met ter plaatse werkzame personen;
  • n. catering, seksinrichting en munitie- en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan;
  • o. de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige functies zijn toegestaan indien de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer/een industrieterrein/een spoorweg op de gevel van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van een geluidsgevoelig terrein niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

5.3.2 Onverhard en onbebouwd
  • per bouwperceel blijft bij particulieren tuinen minimaal 30% van het oppervlak met de bestemming Wonen buiten het bouwvlak onbebouwd en onverhard;
  • per bouwperceel blijft bij gemeenschappelijke tuinen minimaal 50% van het oppervlak met de bestemming Wonen buiten het bouwvlak onbebouwd en onverhard.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 om een Bed & Breakfast toe te staan, onder de voorwaarden welke vastgesteld zijn in de “Beleidsnotitie Bed & Breakfast 2015”.

5.4.2 Aan-huis-gebonden beroepen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1:

  • a. om aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten in één categorie hoger dan de toegelaten categorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. om aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 8

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 6.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

6.2.2 Relatie enkelbestemming

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

6.2.3 Uitzondering op bouwregels

Het bepaalde in lid 6.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 300 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken en ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Erfgoedwet;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het hoogheemraadschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

6.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 en 6.3 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  • c. niet dieper dan 300 cm onder maaiveld reiken;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

6.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt dat:
  • c. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
  • d. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • e. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • f. voor zover de in lid 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kan het bevoegd gezag aan de vergunning de volgende voorschriften verbinden:
  • g. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • h. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Erfgoedwet;
  • i. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • j. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 6.4.1, wint het bevoegd gezag advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 8' op de verbeelding wordt veranderd in 'Waarde - Archeologie 2' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 8' op de verbeelding wordt veranderd in 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijkt te hebben;
  • c. de bestemming 'Waarde - Archeologie 8' kan vervallen, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken, liften en installaties, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen

Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de bouwhoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:

  • a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.
8.3 Parkeren, laden en lossen
8.3.1 Parkeren

Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2012'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

8.3.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de voorwaarden, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2012'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

8.3.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.3.1 en 8.3.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een prostitutiebedrijf daaronder mede begrepen;
  • d. het gebruik van bouwwerken als belhuis/internetcafé
  • e. het wonen in een woning door meer dan één huishouden.
9.2 Uitzondering

In afwijking van het bepaalde in 9.1 onder sub e zijn in een woning ook minder traditionele woonvormen toegestaan, indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. Hieraan wordt voldaan als sprake is van de volgende omstandigheden:

  • a. het niet meer dan drie bewoners per woning betreft;
  • b. de bewoners op het betreffende adres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
  • c. alle gezamenlijke ruimtes zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer gezamenlijk worden gebruikt;
  • d. er een minimale woonoppervlak is van 25 m2 per persoon;
  • e. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlak van minder dan 13 m2 er 1 persoon per slaapkamer wordt gehuisvest;
  • f. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlakte van 13 m2 of meer er maximaal 2 personen per slaapkamer worden gehuisvest;
  • g. maximaal 10% van het aantal woningen per unieke postcode gebruikt mag worden ten behoeve de huisvesting waarvoor vergunning wordt verleend.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het gestelde in artikel 9.1 bij:

  • a. particuliere verhuur van een woning, indien:
  • 1. de woonvorm wordt gehuisvest in een bestaande woning;
  • 2. er een relatie is met het bedrijf bij huisvesting van een woonvorm in een bedrijfswoning;
  • 3. er maximaal 6 personen worden gehuisvest per woning/bedrijfswoning;
  • 4. de bewoners zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
  • 5. de woonvorm geen nadelige effecten heeft voor bedrijven in de omgeving;
  • 6. er een minimale woonoppervlak is van 25 m2 per persoon
  • 7. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlak van minder dan 13 m² er 1 persoon per slaapkamer wordt gehuisvest;
  • 8. er bij slaapkamers met een netto vloeroppervlakte van 13 m² of meer er maximaal 2 personen per slaapkamer worden gehuisvest; er in voldoende mate wordt voorzien in parkeerplaatsen, waarbij in gebieden met een bezettingspercentage van 80% of meer in de avond:
  • I. voor 4 te huisvesten personen er 1 extra parkeerplaats wordt gerealiseerd;
  • II. voor 5 tot 6 te huisvesten personen er 2 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • 9. voor zover het ruimtelijk plan de functie ’parkeren’ in de tuin niet toestaat, er niet in de tuin geparkeerd mag worden of parkeerplaatsen mogen worden gerealiseerd
  • 10. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en het woon- en leefklimaat van omliggende percelen;
  • 11. maximaal 10% van het aantal woningen per unieke postcode gebruikt mag worden ten behoeve de huisvesting waarvoor vergunning wordt verleend;
  • 12. het aantal woningen niet toeneemt
  • 13. er wordt v oldaan aan de in artikel 9.3.2 opgenomen algemene bepalingen;
  • b. verhuur van een woning door organisaties die huisvesting aanbieden of werkgevers, indien zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, sub a onder 1 en zij tevens zijn opgenomen in het register van Stichting Normering Flexwonen (SNF) en daarmee voldoen aan het SNF-keurmerk.

9.3.2 Aanvullende voorwaarden

In aanvulling op de voorwaarden in de in artikel 9.3.1 opgenomen afwijkingsbevoegdheid, zijn de hierna opgenomen algemene bepalingen van toepassing:

  • a. veiligheid en hygiëne dienen te zijn gewaarborgd;
  • b. bij verwarming door middel van gaskachels dient een CO-melder aanwezig te zijn;
  • c. CV, gaskachel en geiser dienen jaarlijks aantoonbaar gecontroleerd te zijn;
  • d. er is brandblusmateriaal aanwezig, waarvan de minimale eisen zijn:
  • 1. 6 liter brandblusser;
  • 2. gebruiksinstructie op brandblusser;
  • 3. brandblusser bevindt zich binnen een afstand van 5 meter waar gekookt wordt;
  • e. er is een branddeken aanwezig bij de kookgelegenheid;
  • f. er zijn werkende rook- en CO-melders gemonteerd op voorgeschreven plaatsen;
  • g. per bewoner moet er een handboek zijn met huis- en leefregels in de taal van het land van herkomst met daarin tenminste:
  • 1. telefoonnummer hulpverlener werkgever;
  • 2. telefoonnummer politie;
  • 3. 112, waarbij is aangegeven dat dit nummer alleen is te gebruiken in levensbedreigende situaties;
  • 4. verkorte huis- en leefregels. Deze regels dienen te worden opgesteld en verstrekt door degene die verantwoordelijk is voor het verstrekken van de huisvestingslocatie;
  • h. huisvuil op de reguliere wijze dient te worden aangeboden en/of afgevoerd.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds kan worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen ten aanzien van de aanduidingen en in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Spechtstraat Maassluis'.