direct naar inhoud van 5.3 Waterhuishouding
Plan: Dijkpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0556.72BPDijkpolder-0002

5.3 Waterhuishouding

Toetsingskader

Sinds 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor alle nieuwe ruimtelijke plannen en besluiten. Met de watertoets wordt gestreefd naar een goede inpassing van water in ruimtelijke planvorming. Voorkomen moet worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op het watersysteem. Waar mogelijk moeten kansen worden benut om het watersysteem te verbeteren.

In het kader van het bestemmingsplan (en de mer-beoordeling) voor de Dijkpolder (tussen de A20, de Weverskade, inclusief Lely Agri Groep) in de gemeente Maassluis is daarom deze waterparagraaf opgesteld. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan en de mer-beoordeling is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationale Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Regionaal:

  • Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid.

Beleid waterbeheerder

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Delfland gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.

In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, heeft het Hoogheemraadschap van Delfland in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland.

In 2012 heeft het Hoogheemraadschap de Handreiking watertoets voor gemeenten vastgesteld.

Deze is specifiek geschreven voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap van Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.

Gemeentelijk waterbeleid

De gemeente Maassluis heeft in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland een waterplan opgesteld voor de periode 2008-2015. In het waterplan is opgenomen hoe de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland zich voorbereiden op de toekomstige klimaatveranderingen en hoe de chemische en ecologische waterkwaliteit van het oppervlaktewater kan verbeteren. Daarmee geven de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland, naast invulling aan de eigen wensen en plannen, tevens invulling aan de wensen en eisen onder andere uit het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voorts wil de gemeente met het waterplan gestalte geven aan haar wens van meer beleving en versterking van de natuurlijke omgeving ondersteund door een robuust en goed functionerend watersysteem.

Op nationaal niveau (Nationaal Bestuursakkoord Water) zijn diverse afspraken gemaakt over het voorkomen van wateroverlast. Hiervoor zijn verschillende beschermingsniveaus gedefinieerd tegen wateroverlast, afhankelijk van de functie van het gebied. De uitgangspunten vanuit de NBW zijn door Delfland vertaald naar waterbergingsnormen. Voor stedelijk gebied geldt een waterbergingsnorm van 325 m³ p/ha (bij 50% verhard oppervlak).

In de Structuurvisie Maassluis 2011-2025 zijn de ambities van de gemeente ten aanzien van beleid en ontwikkelingen in die periode vastgelegd. In de structuurvisie worden uitgangspunten voor concrete projecten en maatregelen globaal beschreven, waaronder de Dijkpolder.

  

Bestaande situatie

Veiligheid en waterkeringen

De Maasdijk, die deels in het plangebied ligt, is een binnenwaterkering. Daarnaast liggen in het plangebied twee regionale waterkeringen. Dit betreft de boezemkades Weverskade en de kade langs de Westgaag/Spartelvaart op de noordgrens.

Bodemopbouw en geo(hydro)logie

Onder invloed van rivier en zee is de bodemopbouw in de Dijkpolder ruimtelijk zeer gevarieerd. Over het algemeen bestaat de bodem uit slappe, samendrukbare klei- en veenlagen tot een diepte van circa 19 m beneden maaiveld. Daaronder bevindt zich pleistoceen zand. Het plangebied betreft een kwelgebied. De hoeveelheid bedraagt circa 0,5 mm per dag. De gemiddelde stijghoogte in het eerste watervoerende pakket bedraagt circa NAP -0,5 m en maximaal circa NAP 0 m. De weerstand van de deklaag bedraagt circa 5.000 dagen. De kwel zal zout bevatten aangezien het chloridegehalte in het eerste watervoerende pakket 2000-5000 mg/l bedraagt. Deze gegevens zijn bij benadering. Door de grote heterogeniteit van de holocene deklaag varieert ook de laagweerstand en kwelintensiteit.

Waterkwantiteit

Het huidige gebruik van het plangebied is agrarisch. De waterafvoer loopt van west naar oost. Door middel van verschillende duikers onder de A20 worden wateroverschotten afgevoerd naar het gemaal dat zich op de oostgrens van de polder bevindt. Bij wateren wordt water ingelaten vanuit de boezem aan de westzijde van het plangebied. Het deel van de Dijkpolder ten oosten van de A20 wordt via het plangebied van water voorzien. Dit is een aandachtpunt bij de uitwerking van het ontwerp voor de nieuwe waterhuishouding.

Het in het peilbesluit vastgelegde peilbeheer voor de Dijkpolder is zomerpeil NAP -2,3 m en winterpeil NAP -2,4 m. In de Dijkpolder is een groot aantal peilvakken met een afwijkend peil aanwezig. Dit zijn zowel onderbemalingen als gestuwde gebieden zoals bijvoorbeeld de lintbebouwing langs de boezem.

Landelijk gelden normen voor de bescherming die een watersysteem moet bieden tegen inundatie als gevolg van intense regenbuien. Delfland heeft deze normen vertaald in waterbergingsnormen. De landelijke normen en bergingsnormen zijn in de onderstaande tabel weergegeven voor de typen landgebruik die nu in de Dijkpolder voorkomen.

Tabel 5.1 Bergingsnorm voor verschillende soorten landgebruik

landgebruik   toegestane herhalingstijd wateroverlast   waterbergingsnorm  
grasland   10 jaar   170 m³/ha  
akkerbouw   25 jaar   275 m³/ha  
glastuinbouw   50 jaar   325 m³/ha  
stedelijk gebied   100 jaar   325 m³/ha  
bedrijventerrein   100 jaar   550 m³/ha  

Waterkwaliteit

Ten westen van het plangebied ligt de watergang Nieuwe Water en ten noorden van het plangebied de Westgaag/Spartelvaart. Deze watergangen maken deel uit van Delflands boezem. De Westgaag/Spartelvaart en de Weverskade zijn aangemerkt als KRW-waterlichaam.

Afvalwater en riolering

Alleen ter plaatse van de bestaande lintbebouwing is riolering aanwezig. Het betreft een drukriool dat uitkomt op het hoofdgemaal Weverskade Swieb. Dit gemaal sluit aan op de persleiding van het Hoogheemraadschap die het afvalwater naar de zuivering afvoert. De persleiding van het Hoogheemraadschap doorkruist het plangebied.

 

Toekomstige situatie

Veiligheid en waterkeringen

Voor de ontsluiting van het nieuwe woongebied zullen een aantal wegen en fietspaden naar de Weverskade leiden (boezemkade). Er worden twee interne ontsluitingswegen voor de nieuwe woonwijk aangelegd. Een daarvan takt aan op een bestaand kruispunt op de Westlandseweg (binnenwaterkering), de andere nieuwe aansluiting kruist de Maasdijk (binnenwaterkering) en takt vervolgens aan op het bestaande kruispunt aan de Westlandseweg. In overleg met het Hoogheemraadschap worden de verkeerskundige aanpassingen getoetst op de vigerende eisen, die van toepassing zijn voor bovengenoemde binnenwaterkeringen.

Door toedoen van de ontwikkeling neemt de economische waarde binnen de polder toe. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat er geen negatief effect is op de gehanteerde veiligheidsklasse van de omringende kades. Het Hoogheemraadschap doet hiernaar nader onderzoek.

Waterkwantiteit

Door wijziging van de bestemming van het gebied naar 'bebouwd gebied' neemt de waterbergingsnorm toe naar 325 m³ /ha. Deze Delflandse waterbergingsnorm heeft, net als de landelijke norm tot doel stedelijk gebied te beschermen tegen wateroverlast. Het beschermingsniveau voor stedelijk gebied bedraagt 1 x 100 jaar, wat betekent dat het watersysteem ter plaatse berekend dient te zijn op een neerslagsituatie die theoretisch 1 x 100 jaar voorkomt, zonder dat daarbij inundatie van maaiveld optreedt. Bij de uitwerking zal regelmatig op kritieke punten worden gecontroleerd of de Delflandse bergingsnorm van 325 m³/ha en de landelijke normen tot hetzelfde resultaat leiden.

Het plangebied heeft een oppervlakte van 86 ha. Dit betekent een minimale waterberging van circa 28.000 m³ en op basis van een maximale peilstijging van 0,4 m een benodigd wateroppervlak van circa 7 ha. In het eerste (concept) stedelijk ontwerp wordt uitgegaan van circa 9,5 ha water (8,2 ha nieuw en 1,3 ha bestaand water). Hiermee wordt ruimschoots aan de bergingsnorm van 325 m³/ha voldaan. Indien bij uitwerking in het waterhuishoudkundig plan blijkt dat de toetshoogte kan worden verhoogd naar 0,6 m omdat dit geen negatieve effecten heeft op het omringende gebied, kan het benodigde wateroppervlak afnemen naar circa 4,7 ha.

De Dijkpolder zal worden ontwikkeld als een waterrijke wijk, waarbij de beleving van het water een belangrijk kenmerk is. Dit zal ertoe leiden dat een aanzienlijk deel van percelen of woningen aan het water of een watergang zijn gelegen. Om het water meer zichtbaar en beleefbaar te maken zullen flauwe oevers worden aangelegd. Alhoewel de ontwikkelaar een robuust watersysteem ontwerpt waarbij het waterpeil in de eindsituatie gemiddeld eens per 100 jaar maximaal 0,6 m stijgt zonder negatieve effecten op de omgeving, zullen zich vaker kleinere peilstijgingen voordoen. Hierbij is het mogelijk dat een beperkt deel van de oever c.q. tuin gedurende een beperkte periode bij een peilstijging van het water onder water kan komen te staan of drassig is. Dit wordt gezien als een gevolg van het normaal functioneren van het watersysteem.

Peilgebieden

Binnen de woningbouwlocatie zijn vrij grote maaiveldhoogteverschillen aanwezig. Het maaiveld loopt vanaf de Westgaag af naar het zuiden. Daarom zullen twee peilgebieden worden gerealiseerd. Het zuidelijke deel van de twee peilgebieden heeft als streefpeil NAP -2,4 m. Het noordelijke peilgebied heeft als streefpeil NAP -1,7 m. Wellicht vindt nog aanpassing plaats naar huidig tussenpeil van -1,8 m. De ligging van de grens tussen beide peilgebieden is nog niet vastgesteld. De mogelijkheid voor flexibel peilbeheer is nader onderzocht en de mogelijkheden lijken beperkt, waarover nadere afstemming met Delfland plaats moet vinden. In het algemeen wordt uitgegaan wordtvan een drooglegging van circa 1,2 - 1,3 m.

Langs de Weverkade staat te handhaven, deels zettingsgevoelige, bebouwing. Rondom deze bebouwing zijn veelal watergangen aanwezig met waterpeilen die aanzienlijk hoger zijn dan de waterpeilen in het nieuw aan te leggen watersysteem. De bestaande waterhuishouding langs de Weverkade wordt zodanig ingepast, dat wijzigingen in het grondwaterpeil ter plaatse van de te handhaven bebouwing minimaal zijn. Dit om schade en overlast te voorkomen.

De sterk versnipperde waterhuishouding langs de A20 wordt gescheiden van het nieuw te realiseren watersysteem. Dit wordt afgestemd met Rijkswaterstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.72BPDijkpolder-0002_0030.jpg"

Figuur 5.1 Indicatie waterstructuur (bron: Masterplan)

Doordat de functie van het plangebied verandert van grasland naar stedelijk gebied, krijgt het gebied een hogere afvoernorm. In de eerste periode van de ontwikkeling zal het overtollig water via het bestaande watersysteem afgevoerd worden. Hierbij geldt dat de toegestane peilstijging, met een kans op het zich voordoen van gemiddeld eens per 100 jaar, 0,4 m bedraagt. Tevens mag de afvoer en de stroomsnelheid van water uit het het plangebied niet stijgen ten opzichte van de huidige situatie. Door de aanleg van voldoende open water in het plangebied neemt de kans op wateroverlast in het agrarisch gebied ten oosten van de rijksweg en het nog niet ontwikkelde gebied niet toe en voldoet het ontwikkelde gebied aan bovengenoemde normen voor wateroverlast.

Een nieuw oppervlaktewatergemaal dient te zijn gerealiseerd op het moment dat 20 ha bruto woningbouwgebied is gerealiseerd of uiterlijk na verloop van tien jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan teneinde het water te kunnen afvoeren. Er komt ter plaatse van de Wilgenbrug (Lely Industries bij de Weverskade) een nieuw oppervlaktewatergemaal dat in eigendom, beheer en onderhoud zal worden overgedragen aan Delfland. Hierdoor is het mogelijk het grootste deel van de Dijkpolder ten westen van de A20 te scheiden van de rest van de polder en kan mogelijk een grotere peilstijging tot 0,6 m worden toegestaan.

Het bestaande stedelijke gebied van Maassluis blijft naar het bestaande gemaal afvoeren (zie het volgende figuur). In totaal zal 126 ha naar het nieuwe gemaal afvoeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.72BPDijkpolder-0002_0031.jpg"

Figuur 5.2 Afvoerende gebieden

(Gebied 1a blijft afvoeren naar het bestaande gemaal. De overige gebieden gaan eventueel afvoeren naar een nieuw gemaal)

Gedurende de gefaseerde ontwikkeling van plan Dijkpolder blijft waterafvoer plaatsvinden naar het bestaande gemaal. Deze afvoer zal lopen via de bestaande duikers onder de A20. Door de aanleg van voldoende open water in het plangebied neemt de kans op wateroverlast in het agrarisch gebied ten oosten van de rijksweg en het nog niet ontwikkelde gebied niet toe en voldoet het ontwikkelde gebied aan de normen voor wateroverlast.

Opbarstingsgevaar

Door kwel kan de bodem van watergangen opbarsten. Uit een onderzoek is gebleken dat in een deel van de polder de 'natte' aanleg van nieuwe watergangen en een beperking van de bodembreedte tot 1 m nodig is om opbarsting te voorkomen. Dit betreft de gebieden II in het volgende figuur. Hiermee wordt in de planvorming rekening gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.72BPDijkpolder-0002_0032.jpg" Figuur 5.3 Ligging gebied II waar beperkingen aanwezig zijn om opbarsting te voorkomen

Waterkwaliteit

Een maatregel uit het waterplan Maassluis is het realiseren van een natuurvriendelijke oever (nvo) in de Westgaag/Spartelvaart. Deze maatregel zal binnen het kader van het plan Dijkpolder worden gerealiseerd wanneer voor dit gebied een bestemmingsplan is vastgesteld waarbij woningbouw mogelijk wordt gemaakt. .

Er wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd naar verbetering waterkwaliteit, waarbij tevens aandacht is voor:

  • aanleg van een gescheiden rioolstelsel , eventueel met zuiverende voorzieningen;
  • flexibel peilbeheer of doorspoelen.

Beheer en onderhoud

Het beheer van het watersysteem is de verantwoordelijkheid van Delfland. Voor het onderhoud gelden de bepalingen in de Keur en Legger van Delfland. In afwijking hier op gelden de volgende afspraken.

Het profiel buiten het watervoerende deel van de primaire watergangen en de secundaire watergangen, met uitzondering van de watergangen tussen Weverskade en 2e Weverskade, worden tot aan de beschoeiing door de gemeente onderhouden. Daar waar mogelijk zullen natuurvriendelijke oevers in het woongebied gecreëerd worden. Deze worden door de gemeente onderhouden. Voor het overgrote deel zal het onderhoud en schouw per boot worden uitgevoerd.

Afvalwater en riolering

In het plangebied zal een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel worden aangelegd waarbij zoveel mogelijk verhard oppervlak zal worden afgekoppeld. Voor het afkoppelen van verharde oppervlakken wordt onder andere gebruikgemaakt van de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken' van de Werkgroep Riolering West Nederland (WRW), revisie 2003 en aanvullingen. Het afkoppelen van verhard oppervlak is een duurzaam middel voor het afvoeren van regenwater, mits dit onder juiste condities gebeurt. De beslisboom geeft aan welke oppervlakken geschikt zijn voor afkoppelen en of zuiverende voorzieningen noodzakelijk zijn. De laatste jaren hebben veel waterschappen en gemeenten eigen beleid opgesteld ten aanzien van afkoppelen, die af kan wijken van de beslisboom. In overleg met het Hoogheemraadschap en de gemeente Maassluis wordt bepaald wat de uitgangspunten zijn voor afkoppelen.

Het huidige aansluitpunt voor rioolgemaal Swieb zal waarschijnlijk benut worden om het afvalwater van de Dijkpolder af te voeren. Het huidige gemaal Swieb zal hiervoor gemoderniseerd worden en meer centraal worden gesitueerd in het plangebied. In overleg tussen Delfland, gemeente en ontwikkelaar wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om een ander aansluitpunt te realiseren.

Mogelijk wordt de persleiding van het Hoogheemraadschap verlegd zodat deze beter inpasbaar is in het stedelijk ontwerp. Er wordt zowel bij de huidige ligging als bij verlegging een beheerzone gehanteerd van 5 m aan weerszijde van de leiding.

Conclusie en vertaling in plankaart en regels

Uit deze waterparagraaf blijkt dat de waterhuishouding de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Dit betreft onder andere de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, veiligheid en waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, onderhoud afvalwater en riolering.

 

De watergangen en de waterkeringen zijn in dit bestemmingsplan beschermd door het opnemen van de bestemming water cq. het opnemen van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.

 

Realisatie van de nieuwe waterstructuur is mogelijk binnen de bestemming 'Woongebied', Wonen en de bestemming 'Groen'. Op de verbeelding is een aanduiding opgenomen, waarin de hoofdwaterstructuur opgenomen wordt. Het gemaal is mogelijk binnen de woonbestemming en krijgt een aparte aanduiding.

 

De aanwezige rioolwaterpersleiding is planologisch beschermd met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Hierbij is tevens de verlegging van de rioolwaterpersleiding mogelijk gemaakt.