direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf - 2
Plan: Dijkpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0556.72BPDijkpolder-0002

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 2 zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 3.1 zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 3.2 zijn toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', tevens een bedrijf met de SBI-code 29 uit ten hoogste categorie 4.1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt ten hoogste één bedrijfswoning gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  • e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.

5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

a.   van erf- en terreinafscheidingen   3 m;  
b.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m;  
c.   geluidswerende voorzieningen   10 m;  
d.   van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie   5 m;  
e.   van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, die op of aan bouwwerken worden gebouwd   5 m;  
f.   van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van parkeervoorzieningen, gemeten vanaf de voet van het bouwwerk   4 m;  
g.   van windturbines, waarbij geldt dat deze uitsluitend op gebouwen worden gebouwd   6 m;  
h.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m.  

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • f. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', per aanduiding is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 5.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijf' zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming 'Groen', voor zover niet bebouwd;
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.