direct naar inhoud van Regels
Plan: Waterkanten
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.wpwaterkanten-vax1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Artikel 1 Begrippen

In het wijzigingsplan 'De Waterkanten', bestaande uit de desbetreffende verbeelding en planregels, wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het wijzigingsplan ' De Waterkanten' van de gemeente Lisse;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0553.wpwaterkanten.vax1 met de bijbehorende regels en eventuele daarvan deel uitmakende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep zoals op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, verzorgend, pedagogisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, geen detailhandel en prostitutie zijnde, dat in een woning (inclusief aan- en uitbouwen) wordt uitgeoefend door de bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie verenigbaar is;

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een of meer tot de huishouding behorende of daar toe te rekenen personen uit een oogpunt van (mantel)zorg gehuisvest zijn;

1.8 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de bijbehorende al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, inclusief bevestigingsconstructie;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van boven afgewerkt maaiveld gelegen - gedeelten van - gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van de desbetreffende bestemming op nader aangegeven gronden;

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen, of inzamelen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.12 bestaand

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bij of krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen danwel anderszins rechtmatig aanwezig of in uitvoering is, dan wel nog kan worden gebouwd;

bij gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat;

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.17 bijgebouw

een vrijstaand gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor de beoogde functies geschikt of geschikt te maken is, zulks met uitzondering van souterrain, kelder en kapverdieping;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bouwwijze

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:

  • a. vrijstaande woning: een hoofdgebouw met al dan niet aan- of uitbouwen dat niet verbonden is of grenst aan andere hoofdgebouwen of aan- of uitbouwen;
  • b. geschakelde woningen: een hoofdgebouw dat enkel door aan- of uitbouwen aan een ander hoofdgebouw verbonden is;
  • c. twee-onder-één-kap-woningen: maximaal 2 hoofdgebouwen aaneen;
  • d. rijwoningen: minimaal 3 hoofdgebouwen aaneen;
1.26 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.29 druiplijn

onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft. Bijvoorbeeld bij een rieten dak;

1.30 erfbebouwing

de gezamenlijke aanbouwen, uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen op een perceel;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gestapelde woning

een woning in een gebouw met twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen;

1.33 gevellijn

een geometrisch bepaald figuur of aanduiding, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het bebouwen van deze gronden;

1.34 grondgebonden woning

een woning die rechtstreeks toegankelijk is vanaf de straat of het afgewerkte maaiveldniveau, en die niet is aan te merken als een gestapelde woning;

1.35 haven

een watersportvoorziening op water en aansluitende gronden met daarbijbehorende faciliteiten zoals aanlegsteigers, meerpalen, een botenhelling, parkeerplaatsen en een gelegenheid voor het verblijf en verrichten van kleine reparaties en die is bestemd en ingericht voor het voor onbepaalde tijd veilig en beschut achterlaten van onbemande pleziervaartuigen en eventueel voor het tijdelijk verblijf van bemande pleziervaartuigen;

1.36 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning (inclusief aan- en uitbouwen) door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie verenigbaar is;

1.38 maaiveld

het afgewerkte omliggende terrein na voltooiing van een desbetreffend bouwwerk;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (para)-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport, recreatie en welzijn alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, verenigingsleven, een woonzorgcomplex hierbij inbegrepen, alsook ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 mantelzorg

zorgverlening aan een persoon die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij sprake is van een aantoonbare zorgbehoefte;

1.41 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.42 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

1.43 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.44 nutsvoorzieningen

infrastructurele voorzieningen, zoals gas, water, elektriciteit, telecommunicatie, openbaar vervoer en waterstaat en voorzieningen ten behoeve van afvalverzameling;

1.45 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.46 openbaar toegankelijk gebied

openbaar toegankelijk gebied: wegen, pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bestemd en bedoeld voor de ontsluiting van privégronden;

1.47 overkapping

een bouwwerk al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, zonder of omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.48 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van (motor)voertuigen;

1.49 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan of binnen 2 meter uit de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan of binnen 2 meter uit de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte maaiveld bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien geheel in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  • d. indien voor een bouwwerk meerdere peilniveaus kunnen worden aangehouden, geldt het hoogstgelegen peil als uitgangspunt voor het gehele bouwwerk;
1.50 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.51 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.52 speelvoorzieningen

voorzieningen en toestel(len) waarop en waarmee kan worden gespeeld en bewogen - danwel ten dienste daarvan strekken zoals klimrekken, voetbaldoelen, halfpipes en baskets;

1.53 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.54 voorgevellijn

de voorgevel van de woning en de (denkbeeldige) lijn in het verlengde hiervan;

1.55 vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw met al dan niet aan- of uitbouwen niet grenst aan een ander hoofdgebouw met al dan niet aan- of uitbouwen;

1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterbeheer en waterkwaliteit;

1.57 wegen

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.58 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.59 woning

een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één bepaald huishouden;

1.60 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.61 woonzorgcomplex

een (verzameling van) gebouw(en) ten behoeve van de huisvesting van (groepen van) personen alsmede het faciliteren van de daarvoor benodigde voorzieningen in de vorm van medische, paramedische en andere maatschappelijke voorzieningen op gebied van zorg, comfort en veiligheid.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden gemeten daar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.

2.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel boven afgewerkt maaiveld aanwezige bouwwerken tezamen, gemeten op een hoogte van 1,50 m boven afgewerkt maaiveld.

2.4 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • 1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • 2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouw, technische installaties en andere naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
  • 1. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk;
  • 2. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).
2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.11 uitzondering bij wijze van meten

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, verblijfs-, parkeer- en speelvoorzieningen alsmede voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'haven', tevens een sloepenhaven en de uitoefening van watersport, inclusief de daarbij behorende voorzieningen, zoals verhardingen, ontsluitingswegen, aanlegplaatsen en erfafscheidingen, met dien verstande dat maximaal 50% van de oppervlakte van het aangeduide gebied mag worden bestemd voor een sloepenhaven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', tevens een weg, straat, ondergrondse infrastructuur en/of hellingbaan;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. tuinen en erven voor zover aangrenzend aan de bestemming 'Woongebied';
  • f. waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstobjecten.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'haven' gebouwen en overkappingen toegestaan met een oppervlakte van in totaal ten hoogste 75 m2 en een goothoogte van ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van sport- en speeltoestellen, geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de gronden mogen mede worden gebruikt voor recreatieve doeleinden;
  • b. de gronden mogen niet worden gebruikt voor opslag van al dan niet geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en andere goederen die niet bestemd of bedoeld zijn voor het beheer en onderhoud van deze gronden.

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen inclusief woonzorgcomplex;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. maatschappelijke voorzieningen zoals facilitaire voorzieningen op gebied van zorg, comfort en veiligheid;
  • d. wegen, straten, paden en verblijfsgebieden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'haven', tevens een sloepenhaven en de uitoefening van watersport, inclusief de daarbij behorende voorzieningen, zoals verhardingen, steigers, ontsluitingswegen, aanlegplaatsen en terreinafscheidingen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens een waterpartij, watergang en/of overkluizing;
  • i. overige bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, verblijfs- en speelvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. de gebouwen moeten worden geplaatst binnen het bouwvlak, met uitzondering van die - gedeelten van - gebouwen die gelijk aan of beneden afgewerkt maaiveld zijn gelegen welke binnen het bestemmingsvlak het bouwvlak mogen overschrijden;
  • b. in afwijking van sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'haven' gebouwen en overkappingen toegestaan met een oppervlakte van in totaal ten hoogste 75 m2 en een goothoogte van ten hoogste 6 m;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte voor het desbetreffende bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte van het desbetreffende bouwvlak;
  • e. de goot- respectievelijk bouwhoogte bedragen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en respectievelijk bouwhoogte van het desbetreffende bouwvlak;
  • f. het hoofdgebouw wordt op ten minste 2 m afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen gebouwd;
  • g. voor dakkapellen geldt het volgende:
    • 1. niet hoger dan 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
    • 2. de onderzijde meer dan 0,5 en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 3. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 4. zijkanten meer dan 0,5 m van zijkanten van het dakvlak;
  • h. uitsluitend grondgebonden woningen kunnen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • i. woningen of andere gebouwen waarvoor een hogere waarde voor de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer in de zin van de Wet geluidhinder is vastgesteld, moeten voldoen aan:
  • 1. het gestelde in het betreffende hogere waarde besluit, en;
  • 2. de deelnota hogere waarden van het geluidsbeleid, gemeente Lisse (juni 2008), paragraaf 5.3.4 "aanvullende eisen hogere waarde nieuwbouw" dan wel paragraaf 5.4 "aanvullende eisen bijzondere gevallen".
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van erfbebouwing bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' bedraagt de totale oppervlakte van erfbebouwing ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage vermeerderd met maximaal 200 m2;
  • d. voor erfbebouwing binnen een afstand van 2,5 m van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
  • 1. de goothoogte van erfbebouwing bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • 2. de bouwhoogte van erfbebouwing bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. op erfbebouwing ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' is het bepaalde onder 1 en 2 van sub d van toepassing;
  • f. voor erfbebouwing op een afstand van meer dan 2,5 m van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
  • 1. de afdekking vindt plaats met een plat dak of een lessenaarsdak;
  • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bouwwerken en de toepassing van stedenbouwkundige accenten en kappen bij hoofdgebouwen en bijgebouwen ten behoeve van de:

  • a. de stedelijke en ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.1 en kan worden toegestaan dat:
    • 1. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 0 m;
  • b. 4.2.2 en kan worden toegestaan dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat het de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan.
4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning;
  • b. de uit te oefenen functie van erfbebouwing zoals bedoeld in 7.2.2 strekt ten dienste van de woonfunctie, inclusief het onder a bedoelde gebruik;
  • c. het is niet toegestaan om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of woonruimte, tenzij sprake is van een woonzorgcomplex.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van bestemmingsregels en aanduidingen worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, tot ten hoogste 2,5 m;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, tot ten hoogste 1,5 m en de afstand tussen de ondergeschikte delen van hoofdgebouwen tot de bestemmingsgrens, die gericht is naar de openbare weg, ten minste 1,0 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, tot ten hoogste 1,5 m;
  • d. gelijk of beneden afgewerkt maaiveld gelegen - gedeelten van - bebouwing mits binnen het desbetreffende bestemmingsvlak.
6.2 Bestaande maten regeling
  • a. voor een bouwwerk dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is Artikel 10 Overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan naast het bepaalde in de afwijkingsregels van Hoofdstuk 2 bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van een gebruiksregel en toestaan dat een bijgebouw als afhankelijke woonruimte in gebruik wordt genomen met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk of wenselijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m2 van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een andersoortige stedenbouwkundige verkaveling, voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

9.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken;
  • d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht bouwwerken

Artikel 10 Overgangsrecht bouwwerken

10.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
10.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 11 Overgangsrecht gebruik

11.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het wijzigingsplan bestaand gebruik.

11.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'De Waterkanten'.