Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Rooversbroekdijk 88
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0553.bprooversbrkdijk88-vax1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Rooversbroekdijk 88 van de gemeente Lisse;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0553.bprooversbrkdijk88-vax1 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep (inclusief internetverkoop), dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

het percentage van het bouwvlak dat voor bebouwing in gebruik genomen mag worden;

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen;

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.22 geluidgevoelige objecten

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.23 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.24 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd;

1.25 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten (inclusief internetverkoop) die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.27 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak;

1.28 peil

50 centimeter boven de kruin van de weg: Rooversbroekdijk;

1.29 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.30 woning

een complex van ruimten, dat bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
 

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. erven;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. water;
  5. waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
3.2.2 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. maximum bouwhoogte: 2 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor erfafscheidingen een maximum bouwhoogte van 1 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Paardenbakken
Met betrekking tot het bepaalde in lid 3.1 geldt dat paardenbakken niet zijn toegestaan.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water;
  2. groenvoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
4.2.2 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 3 meter.

Artikel 5 Wonen-1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen-1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen en toegangswegen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
5.2.2 Bouwregels woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. woningen, inclusief aan- en uitbouwen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het in het bestemmingsplan aangeduide bouwvlak;
  2. maximum bouwhoogte: 10 meter;
  3. maximum goothoogte: 6 meter;
  4. maximum inhoud: 750m3.
5.2.3 Bouwregels bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. maximum te bebouwen oppervlakte: 50 m²;
  2. maximum bouwhoogte: 6 meter;
  3. maximum goothoogte: 3 meter.
5.2.4 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. maximum bouwhoogte 3 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor erfafscheidingen een maximum bouwhoogte van 2 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Woning
Met betrekking tot het bepaalde in lid 5.2.2 sub a geldt dat binnen het in het bestemmingsplan aangeduide bouwvlak één woning is toegestaan.
5.3.2 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Met betrekking tot het bepaalde in lid 5.1 sub a geldt dat de omvang van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 40 m².
5.3.3 Paardenbakken
Met betrekking tot het bepaalde in lid 5.1 geldt dat paardenbakken niet zijn toegestaan.

Artikel 6 Wonen-2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. erven;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. tuinen;
  5. water;
  6. waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
6.2.2 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. maximum bouwhoogte 3 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor erfafscheidingen een maximum bouwhoogte van 1 meter.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met betrekking tot het bepaalde in lid 6.1 sub a nadere eisen stellen, met dien verstande dat met het oog op een toereikende milieusituatie een onderzoek naar de bodemkwaliteit verlangd kan worden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Paardenbakken
Met betrekking tot het bepaalde in lid 6.1 geldt dat paardenbakken niet zijn toegestaan.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1 Verbodsregel
Het is verboden op of in de in lid 6.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het dempen, (ver)graven, vergroten of herprofileren van sloten, watergangen en open water;
  2. het ontginnen, ophogen, afgraven of egaliseren van gronden;
  3. uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm (ook omwoelen en draineren);
  4. verwijderen van opgaande beplanting;
  5. beplanten van gronden met opgaande beplanting (met uitzondering van erfbeplanting);
  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  7. aanleg van wandelpaden;
  8. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

8.2 Bestaande maten

  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

8.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van het gebouw waaronder het wordt gerealiseerd, toegankelijk zijn;
  2. de bouw van de ondergrondse ruimte behorende bij en dienstbaar aan de woning is uitsluitend toelaatbaar voor zover zich op het bouwvlak een woning bevindt;
  3. de ondergrondse ruimten bestaat uit ten hoogste één bouwlaag die ten hoogste tot 3 meter onder peil reikt;
  4. de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding zijn uitsluitend toegestaan aan de van de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw, met dien verstande dat deze voorzieningen uitsluitend binnen een strook van 1 meter uit de bovengrondse gevel en met een breedte van ten hoogste 25% van de breedte van de bovengrondse gevel zijn toegestaan;
  5. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar direct onder de woning waarbij de ondergrondse ruimten niet voorbij de buitenmuren van de woning komen;
  6. de inhoud van ondergrondse ruimten worden niet meegerekend bij de maximale inhoudsmaat van de woning;
  7. het kunstmatig verhogen van het peil rond de woning is niet toegestaan.

8.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd eisen te stellen aan de situering, de verhouding breedte-diepte en de nokrichting van gebouwen, teneinde zeker te stellen dat gebouwen groter dan 10 m2:
  1. aansluiten op de in het gebied gebruikelijke bouwvormen;
  2. passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving;
  3. met de voorzijden worden gesitueerd naar de openbare weg;
  4. gebouwen niet worden gebouwd op een onevenredig grote afstand van de weg;
een en ander met dien verstande dat daarbij rekening wordt gehouden met de reeds aanwezige bebouwing in de omgeving en de oriëntatie ter plaatse van de voorgevels.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

  1. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  2. Het gebruik van bedrijfswoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden is niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan –tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is– bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten

 
Het bevoegd gezag kan –tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is– bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van de herbouw van woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van het volgende:
  1. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  2. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  3. ter plaatse van de nieuwe woning dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  4. de herbouw is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  5. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  6. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
 

10.3 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 en worden toegestaan dat een bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit oogpunt van mantelzorg;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m².

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 12 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Artikel 13 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

 
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. de ruimte tussen bouwwerken;
  2. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
  
Regels van het bestemmingsplan 'Rooversbroekdijk 88'.
    
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Lisse d.d. 26 november 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Rooversbroekdijk 88'.
  
Mij bekend,
   
de Griffier.