direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heereweg 460a - uitbreiding zorgboerderij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding van het project

Op 30 juli 2017 ontving de gemeente van initiatiefnemer een principeverzoek voor het realiseren van de volgende activiteiten / voorzieningen bij de zorgboerderij op het adres Heereweg 460A in Lisse:

  • Een kookacademie op de begane grond in de wagenschuur;
  • Een Bed & Breakfast (hierna: B&B) op de verdieping van de wagenschuur;
  • Een fietsenschuur;
  • Het wijzigen van het gebruik van bollengrond in hobbymatig agrarisch gebruik (telen van gewassen en het houden van dieren);
  • Lichte horeca (tearoom);
  • Ondergeschikte detailhandel.

Door middel van de brief van 4 december 2017 laat de gemeente weten in principe mee te willen werken aan de wijziging van het bestemmingsplan om de gewenste activiteiten / voorzieningen planologisch mogelijk te maken. De fietsenschuur past onder voorwaarden in het bestemmingsplan. Deze wordt daarom niet meegenomen in deze herziening.

De wagenschuur heeft in het vigerende bestemmingsplan de enkelbestemming "Wonen - Erf", de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" met de functieaanduiding "specifieke vorm van waarde - 3" en de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering". Het realiseren van de kookacademie, de B&B, horeca en detailhandel zijn in strijd met de enkelbestemming.

Door middel van het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestemming van de wagenschuur gewijzigd in de bestemming "Maatschappelijk - zorgboerderij". De verschillende nieuwe functies worden door middel van een functieaanduiding op de verbeelding aangegeven. Binnen deze functieaanduiding zijn de nieuwe activiteiten toegestaan.

Tot slot wordt (is) een deel van de bollengrond in gebruik genomen voor hobbymatige agrarische doeleinden (telen van gewassen en het houden van dieren) binnen de maatschappelijk bestemming. Dit is in strijd met de vigerende bestemming "Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3". De bestemming wordt gewijzigd in "Maatschappelijk - zorgboerderij" met de functieaanduiding "hobbymatig agrarisch gebruik".

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Heereweg 460A in Lisse op circa 220 meter vanaf de doorgaande weg midden in het landelijk gebied. De dichtstbijzijnde bebouwing ligt op ongeveer 145 meter afstand aan de zuidoost zijde van de locatie.

Het plangebied omvat zowel het perceel Heereweg 460 / 460a als het perceel Heereweg 460b in Lisse.

In figuur 1 is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0001.png"

Figuur 1: plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor de locatie Heereweg 460 / 460a is op 12 september 2013 door de gemeenteraad van Lisse een (postzegel) bestemmingsplan vastgesteld. De gronden binnen het projectgebied hebben in dit bestemmingsplan de bestemming "Wonen". Zie de navolgende uitsnede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0002.png"

Figuur 2: uitsnede van de plankaart

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken heeft initiatiefnemer toestemming gekregen om ter plaatse van de bollenschuur een zorgboerderij te beginnen. Ook is door middel van deze procedure toestemming gekregen om een berging / werkplaats te bouwen ten behoeve van de zorgboerderij. Zie ook figuur 3. De omgevingsvergunning is op 13 april 2015 verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0003.png"

Figuur 3: Verleende omgevingsvergunning voor zorgboerderij en berging

De activiteiten die door middel van de omgevingsvergunning in 2015 mogelijk zijn gemaakt worden in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen en voorzien van een passende bestemming.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde ontwikkeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het planologisch beleidskader geschetst op provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van de relevante milieuonderzoeken opgenomen. In hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid aan de orde en de te volgen procedure is tot slot beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Omgeving

Het perceel aan de Heereweg bevindt zich in de Beekpolder. In de Beekpolder komen meerdere kleinschalige bollen- en bloemenkwekerijen voor. Het perceel bevindt zich op een afgezande strandwal tussen Lisse en Voorhout en is dezelfde strandwal waarop Landgoed de Keukenhof gelegen is. Aan het eind van de 19e eeuw is deze strandwal afgegraven en is men bollen gaan telen op de vrijgekomen zandgrond. Richting de Akervoorderlaan zijn enkele grootschalige kassencomplexen aanwezig. In de directe omgeving zijn het vooral kleine complexen die openheid in de Beekpolder belemmeren.

In 2003 is door bureau Vista onderzoek gedaan naar de openheid van het landschap. De uitkomsten van het onderzoek zijn beschreven in het rapport 'Open Geest'. Dit rapport is een uitwerking van het Landschapsbeleidsplan Duin- en Bollenstreek.

De Beekpolder wordt in het rapport Open Geest gekwalificeerd in een matige klasse, met beperkte beleving van de open ruimte. Er zijn meerdere kleine "subruimten", dat beperkt de beleving van de openheid.

Vanaf de locatie is, mede door haar diepe ligging in de Beekpolder (zie onderstaande foto), een breed uitzicht over de bollenvelden richting de rand van Lisse. Vanaf de Oude Herenweg belemmert het complex het zicht op de rand van Lisse en de Rooms-Katholieke kerk met haar kenmerkende dakvorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0004.png"

Figuur 4: Ligging locatie in de Beekpolder

Langs de westzijde van de Heereweg is op diverse plaatsen sprake van bebouwing, bestaande uit wisselend woonbebouwing en (agrarische) bedrijfsbebouwing. Het gaat hier evenwel niet om een aaneengesloten lint, de bebouwing wordt op meerdere plaatsen onderbroken door agrarische (bollen)grond, met zicht op het achterliggende landelijk gebied. Hierdoor is sprake van een open / gesloten karakter. Aan de openingen in het lint kan een grote belevingswaarde worden toegekend: het is op deze plaatsen dat de passant het landelijk gebied ervaart. De aanwezige openheid wordt bovendien gezien als een landschappelijke waarde.

2.1.2 De zorgboerderij

De monumentale bollenschuur is ingericht als woonverblijf. Het verblijf biedt plaats aan 6 (jong)volwassenen met een verstandelijke uitdaging en/of psychiatrische achtergrond. De zorgboerderij biedt zorg op maat voor elke bewoner, waarbij een klein team van zorgmedewerkers dag en nacht klaar staat.

In de onderstaande afbeelding is de verbouwde bollenschuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0005.png"

Figuur 5: Tot zorgboerderij verbouwde monumentale bollenschuur

De zorgboerderij heeft de beschikking over een bijgebouw. In dit gebouw zijn de volgende functies ondergebracht:

  • Opslagruimte voor spullen zoals fietsen, skelters e.d. van de 5 bewoners van de zorgwoning;
  • Kantine / toilet voor dagbesteding;
  • Opslag van werktuigen / gereedschap dat gebruikt wordt voor het bewerken van de agrarische grond;
  • Verwerkingsruimte van de geoogste producten, waaronder bloemen (oppotten e.d.);
  • Werkplaats / werkruimte (timmeren en andere kleine werkzaamheden);
  • (schuur)kas.

Op de onderstaande afbeelding is het bijgebouw afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0006.png"

Figuur 6: De zorgboerderij met bijgebouw

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Wagenschuur

Ten noorden van de zorgboerderij staat de monumentale wagenschuur. De wagenschuur was in gebruik als opslagruimte voor de bijbehorende woning.

In de nieuwe situatie wordt in de wagenschuur de kookacademie en de Bed & Breakfast-kamers ondergebracht. Op de navolgende afbeelding is de positie van de wagenschuur op het erf aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0007.png"

Figuur 7: Wagenschuur (rood omlijnd)

De opslag van de privéspullen wordt verplaatst naar de ruimte van circa 3m bij 3m ten zuiden van de woning.

Op 14 maart 2017 heeft initiatiefnemer een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het renoveren en isoleren van de wagenschuur. De monumentencommissie heeft een positief advies uitgebracht over de renovatie. Op 7 juli 2017 heeft de gemeente besloten om de omgevingsvergunning te verlenen. De verleende vergunning is als Bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd. De renovatie / isolatie is inmiddels voltooid.

Voor de nieuwe functies die hierna worden beschreven, welke ondergebracht worden in de wagenschuur, is een verdere aanpassing aan de buitenzijde van de wagenschuur niet aan de orde.

Kookacademie

De bewoners van de zorgboerderij (hierna te noemen: deelnemers) krijgen ieder zorg op maat die ze nodig hebben. Ze brengen de week ieder op een eigen manier door. Zo wordt er door sommige buitenshuis gewerkt, gaan ze naar dagbesteding op andere locaties, maar er vindt uiteraard ook dagbesteding op het terrein zelf plaats. Hiervoor is het bijgebouw gerealiseerd, die samen met het grote buitenterrein vele mogelijkheden tot dagbesteding biedt.

Om in de toekomst nog verder in de dagbesteding te voorzien zal worden gestart met de kookacademie. Het doel van de kookacademie is om de deelnemers op te leiden naar (betaald) werk in de horeca. De kookacademie wordt gerealiseerd op de begane grond van de monumentale wagenschuur. De academie is zowel bedoeld voor de 'eigen' deelnemers als voor deelnemers van buitenaf.

Daarnaast kan de keuken voor verschillende (lichte horeca) doeleinden worden gebruikt. Zoals het serveren van een kopje koffie met zelfgemaakte appeltaart, verzorgde lunches voor dagjesmensen, maar ook maaltijden voor de voedselbank of alleenstaande ouderen in de directe omgeving.

De kookacademie wordt ondergebracht op de begane grond van de wagenschuur. De wagenschuur is op de onderstaande afbeelding rood omlijnd.

Figuur 8 geeft een impressie van de inrichting van de wagenschuur als kookacademie, met het bijbehorend terras.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0008.png"

Figuur 8: impressie van de inrichting van de wagenschuur

Bed & Breakfast

Op de bovenverdieping van de wagenschuur worden 2 Bed & Breakfast-kamers gerealiseerd. Deze worden gebruikt voor de volgende doeleinden:

  • Logeerfunctie voor familie / bekenden van de bewoners (deelnemers), en;
  • B&B-functie voor toeristen / zakenmensen.

De kamers bieden voor familie / bekenden een unieke gelegenheid om 'mee te kijken' met het leven van de bewoners.

In de maanden april en mei staan de bollenvelden rondom de locatie in bloei. Een unieke logeerplek tussen de bloeiende bollenvelden. Ook is in die periode de Keukenhof geopend, waardoor meer dan voldoende vraag zal zijn naar de B&B-kamers.

In de navolgende figuur is de indeling van de B&B-kamers weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0009.png"

Figuur 9: Indeling B&B-kamers op de verdieping van de wagenschuur

2.2.2 Hobbymatig agrarisch gebruik

Een perceel bollengrond met een oppervlakte van 1.044 m2 achter het bijgebouw wordt geschikt gemaakt voor hobbymatig agrarisch gebruik zoals het houden van dieren en de teelt van gewassen. De bestemming van dit perceel in de huidige situatie is "Agrarisch - Bollenteelt- Bollenzone 3". Deze bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Maatschappelijk - zorgboerderij" met de functieaanduiding "hobbymatig agrarisch gebruik". Op de navolgende afbeelding is het perceel dat de bestemming "Tuin" krijgt met een rode rechthoek aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0010.png"

Figuur 10: Ligging perceel waarop hobbymatige agrarische activiteiten plaats gaan vinden

Ter compensatie van het onttrekken van een oppervlakte van 1.044 m2 aan bollengrond heeft initiatiefnemer met de GOM afgesproken dat een perceel met een oppervlakte van 6.830 m2 aan 1e klas bollengrond wordt produceert, inclusief het volledig opwaarderen van de strook “slechte grond” ter grootte van 2.150 m² tot 1e klas bollengrond.

2.2.3 Overige functies

Lichte horeca (tearoom)

In het verlengde van de kookacademie kunnen de deelnemers ervaring opdoen in de tearoom. De tearoom is ook aanwezig op de begane grond van de wagenschuur. De tearoom is overdag geopend tijdens de openingstijden van de dagbesteding. Doel is dat deelnemers een kopje koffie / thee met zelfgemaakte lekkernijen kunnen serveren. Dit kan eventueel ook buiten op het terras tussen het bijgebouw en de wagenschuur in.

Verder zal tijdens besloten bijeenkomsten van stichting SterkSaam, in de wagenschuur, zo af en toe alcohol worden geschonken zodat de deelnemers van de dagbesteding / kookacademie kunnen oefenen in een praktijksituatie. Een aantal mensen zal door de stichting worden uitgenodigd worden om op de locatie te komen eten. Het serveren van alcohol zal hier dan onderdeel van zijn. Opgemerkt wordt dat het gaat om besloten bijeenkomsten die zijn gekoppeld aan de activiteiten van de stichting.

Ondergeschikte detailhandel

Naast het verzorgen van de dieren en de hobbymatige teelt van gewassen en de werkzaamheden in de kookacademie houden de deelnemers zich bezig met het vervaardigen van diverse van hout gemaakte producten, met een knipoog naar het boerenleven. Voor de deelnemers is het belangrijk om onderdeel te zijn van de maatschappij. Het vervaardigen en verkopen van de eigen gemaakte producten geeft veel voldoening en waardering. Voorbeelden van producten die de deelnemers maken zijn onderstaand afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0011.png"

Figuur 11: Vervaardigde producten van hout

De detailhandel vindt plaats in een deel van het bijgebouw van de zorgboerderij. Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan is het deel waarin de detailhandel plaatsvindt door middel van de functieaanduiding "ondergeschikte detailhandel" aangegeven.

2.2.4 Parkeren

Aan de hand van kencijfers uit publicatie 317 van het CROW is bepaald dat voor de bestaande activiteiten 12 parkeerplaatsen nodig zijn.

De activiteiten worden uitgebreid met een Bed & Breakfast en een kookacademie. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de kookacademie niet beschouwd kan worden als een restaurant.

Voor de bepaling van de parkeerbalans in de nieuwe situatie is wederom de CROW-publicatie 317 gebruikt in de categorie matig stedelijk, buitengebied met de gemiddelde norm als minimum norm. De ontwikkeling valt in de categorie buitengebied.

Voor Bed & Breakfast / verhuur, uitgaande van een gemiddelde parkeernorm van 0,7 p.p. per kamer, resulteert dit in 1,4 extra parkeerplaatsen.

Voor het restaurant, uitgaande van een gemiddelde parkeernorm van 13 per 100 m2 bvo, resulteert dit in 18 extra parkeerplaatsen.

De berekening van de extra parkeerbehoefte op basis van de normen is echer een algemene berekening. De voorgestane ontwikkeling is een bijzondere situatie waarbij voor de parkeervraag naar maatwerk gekeken kan worden op basis van beschikbare en verwachte gegevens. Op basis van de maatwerkbenadering is de extra parkeervraag als volgt:

  • Bed & Breakfast: 2 x 0,7 = 1,4 p.p.
  • Restaurant: 9 tafels, gem. 1 p.p. / tafel = 9 p.p.
  • Halen en brengen van de dagbesteding = 2 p.p.
  • Personeel Buitengebied = 2 p.p.

Op basis van de maatwerkbenadering komt het aantal extra aan te leggen parkeerplaatsen uit op (afgerond) 15 stuks.

Ten behoeve van de nieuwe activiteiten worden 15 extra parkeerplaatsen aangelegd, waardoor het totaal aantal parkeerplaatsen uitkomt op 27 stuks. Op de navolgende afbeelding zijn de bestaande en de nieuw aan te leggen parkeerplaatsen weergegeven. Dit is voldoende om te voorzien in de parkeerbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0012.png"

Figuur 12: Bestaande en nieuw aan te leggen parkeerplaatsen

Het parkeren wordt zowel binnen de bestemming Maatschappelijk, als binnen de bestemming Wonen en Tuin in de bestemmingsomschrijving mogelijk gemaakt.

2.3 Conclusie

Aan de Heerenweg 460A is sinds 2015 een zorgboerderij gevestigd. De monumentale bollenschuur is verbouwd tot woon- en verblijfsruimte voor 6 bewoners met een beperking. Op de locatie is dagbesteding voor deze bewoners, maar ook voor deelnemers met een beperking van buitenaf. Omdat de vraag naar dagbesteding is toegenomen is het plan ontstaan om de begane grond van de wagenschuur te gaan gebruiken voor dagbesteding in de vorm van een kookacademie. Andere activiteiten die initiatiefnemers willen realiseren zijn een tearoom en het verkopen van eigen gemaakte spullen. Op de bovenverdieping van de schuur zijn 2 B&B-kamers gerealiseerd. Verder voorziet het plan in hobbymatig agrarisch gebruik van een stuk grond van ca. 1.044 m2.

Alle nieuwe activiteiten hebben als primaire doel om de deelnemers een diversiteit aan activiteiten te kunnen bieden. Secundair leveren sommige aanvullende activiteiten extra inkomsten op.

De gemeente Lisse heeft geoordeeld dat de uitbreiding van de dagbesteding in de wagenschuur als planologisch passend wordt beschouwd. Het toestaan van B&B en de kookacademie, ten behoeve van de zorgboerderij, komt het behoud van de monumentale wagenschuur ten goede en past in het buitengebied.

Lichte horeca, gekoppeld aan de activiteiten van de zorgboerderij, is volgens de gemeente passend op de locatie.

Ondergeschikte detailhandel is toegestaan zodat zelf gemaakte spulletje verkocht kunnen worden.

Ten behoeve van de B&B, de dagbesteding / kookacademie met lichte horeca dient de bestemming van de wagenschuur gewijzigd te worden in de bestemming "Maatschappelijk - zorgboerderij met de functieaanduidingen "Bed & Breakfast, kookacademie en lichte horeca". Binnen deze bestemming zijn de genoemde functies mogelijk.

Het hobbymatig agrarisch gebruik wordt gerealiseerd op gronden met een bollenbestemming. Deze bollengrond wordt gecompenseerd door een bijdrage aan de GOM. De genoemde functies krijgen de bestemming "maatschappelijk - zorgboerderij" met de functieaanduiding "hobbymatig agrarisch gebruik".

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 3.2 besteedt aandacht aan het provinciaal beleid. In paragraaf 3.3 komt het regionaal beleid aan bod en in paragraaf 3.4 het gemeentelijk beleid. Paragraaf 3.4 omvat de conclusies ten aanzien van het ruimtelijk beleidskader voor het plangebied. Het in dit hoofdstuk samengevatte ruimtelijk beleidskader is niet uitputtend.

3.2 Rijksbeleid

Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de meest bepalende beleidsdocumenten. Zo schetst het kabinet in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Maar het Rijk wil zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaan zitten om dit streefbeeld te halen. Het uitgangspunt is dat provincies, regio's en gemeenten beter op de hoogte zijn van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. Voor kleinschalige ontwikkelingen zoals onderhavige stelt het Rijk geen concrete beleidskaders. Het rijksbeleid staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het kader van de Ladder voor Duurzame verstedelijking die is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6) moeten stedelijke ontwikkelingen getoetst worden om een zorgvuldige afweging te maken. De kleinschalige functieveranderingen binnen bestaande bebouwing worden niet gezien als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de Ladder. Toetsing en regionale afstemming is voor deze ontwikkeling dan ook niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014)

Bebouwing in de groene ruimte (paragraaf 3.2.3)

Behalve agrarische bebouwing en de bebouwing in dorpen, buurtschappen en bebouwingslinten, herbergt de groene ruimte een scala aan andersoortige bebouwing. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om solitaire woningen en bedrijven, recreatieve bebouwing, attractieparken, verblijfsrecreatiecomplexen, jachthavens, verspreid glas, nieuwe landgoederen, enzovoort.

Nieuwe bebouwing heeft al gauw een grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit van de groene ruimte. De provincie is in beginsel terughoudend ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe bebouwing en bijbehorende functies en elementen in de groene ruimte. Incidentele, kleinschalige stedelijke functies (zoals wonen of bedrijvigheid) kunnen onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit worden gerealiseerd aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied of in bestaande linten. Richtinggevend hierbij is of een dergelijke ontwikkeling te beschouwen is als inpassing of aanpassing. Grootschalige stedelijke functies in de groene ruimte worden in het handelingskader voor ruimtelijke kwaliteit beschouwd als transformatie-opgaven. Deze zijn, conform het handelingskader, mogelijk na instemming van de provincie.

De provincie geeft ruimte aan nieuwe functies in leegstaande of vrijkomende agrarische en niet-agrarische bebouwing, mits de ruimtelijke kwaliteit en andere specifieke waarden ter plekke worden behouden en de verkeersdruk niet toeneemt. Nieuwe bebouwing, bijvoorbeeld voor verblijfsrecreatie, jachthavens en nieuwe landgoederen, is mogelijk indien de ruimtelijke kwaliteit en andere specifieke waarden ter plekke worden behouden of verbeterd.

Het toestaan van nieuwe functies in de monumentale wagenschuur heeft als bijkomend effect dat het onderhoud aan dit monument beter gewaarborgd is. Het plan heeft derhalve een positief effect op het behoud van de specifieke waarden en is daarmee in overeenstemming met de Visie Ruimte en Mobiliteit.

Verordening Ruimte (vastgesteld op 8 april 2018)

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Herbestemmen bestaande bebouwing buiten bestaand stads- en dorpsgebied (artikel 2.3.2)

Een bestemmingsplan voor gronden buiten het bestaand stads- en dorpsgebied kan onder de volgende voorwaarden ander gebruik mogelijk maken van bestaande bebouwing, waaronder voormalige agrarische bebouwing:

  • 1. de nieuwe functie brengt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • 2. ander gebruik van bestaande bebouwing wordt beschouwd als inpassen, als bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, en
  • 3. gebruik van kassen voor andere functies dan glastuinbouw is uitgesloten, uitgezonderd kleinschalige ontwikkelingen voor educatie of recreatie.

Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

  • Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Toetsing

Het gebied is op de kwaliteitskaart aangeduid als bollenlandschap. In dit geval is sprake van aanpassen, waarbij bestaande bebouwing en een kleine oppervlakte grond nieuwe functies krijgen. De nieuwe functies en activiteiten zijn een aanvulling op de reeds aanwezige zorgboerderij. De nieuwe functies in de monumentale wagenschuur bewerkstelligen dat de instandhouding van deze schuur beter gewaarborgd is. Per saldo is er daarom sprake van een kwaliteitsverbetering. Dit is in overeenstemming met de uitgangspunten van de kwaliteitskaart.

  • Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën
  • a. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op ‘Kaart 7 Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit’, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling en voorts wordt voldaan aan de onder b en c gestelde voorwaarden.
  • b. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op ‘Kaart 7 Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit’, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling en voorts wordt voldaan aan de ondergestelde voorwaarden.

Toetsing

Het gebied valt niet onder een bijzondere beschermingscategorie.

  • Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen
  • a. De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
    • 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
    • 2. wegnemen van verharding;
    • 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    • 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
  • b. De onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken.
  • c. In afwijking van sub b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door Provinciale Staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.

Toetsing

Op de locatie Heereweg 460 / 460A was oorspronkelijk een agrarisch bollenteeltbedrijf aanwezig. De vrijkomende en leegstaande bebouwing op de locatie is gesloopt. Op een geschikte locatie is één ruimte voor ruimte-woning teruggebouwd. Er heeft een duurzame sanering van leegstaande bebouwing en kassen plaatsgevonden. De nieuwe functies en activiteiten vinden voornamelijk plaats in bestaande (monumentale) bebouwing. Extra aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.

  • Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf

Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  • a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of
  • b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

Toetsing

De richtpunten van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding en het gebied valt niet onder een bijzondere beschermingscategorie.

Conclusie

Het provinciaal beleid maakt het mogelijk om nieuwe functies in leegstaande of vrijkomende agrarische en niet-agrarische bebouwing onder te brengen, mits de ruimtelijke kwaliteit en andere specifieke waarden ter plekke worden behouden en de verkeersdruk niet toeneemt.

Juist door de oorspronkelijke sloop van de overtollige agrarische bebouwing is de ruimtelijke kwaliteit toegenomen. De zorgboerderij maakt gebruik van de bestaande monumentale bebouwing. De nieuwe invulling van de vrijgekomen bebouwing bewerkstelligt dat de instandhouding van deze bebouwing beter gewaarborgd is.

Ten opzichte van het agrarisch bedrijf dat op de locatie aan de Heereweg 460 / 460A werd geëxploiteerd, neemt de verkeersdruk niet toe.

De voorgestane ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. Hiermee is het plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.4 Regionaal beleid

Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland

De regio Holland Rijnland is een samenwerkingsverband van 15 gemeenten: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. De regio ligt midden in de Randstad en telt ruim 500.000 inwoners. De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven. In juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur van de regio de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. In 2012 is ingestemd met de eerste partiële herziening van de visie.

De gemeenten hebben de visie ontwikkeld om gezamenlijk te werken aan de toekomst van de regio. De regio wil op de scharnierplek tussen de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad een gebied zijn waar wordt gewerkt aan kwaliteit en waar het goed wonen, werken en recreëren is, met een uitstraling die verder gaat dan de regio- of landsgrenzen. In de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 (met een doorkijk naar 2030).

Conclusie

De leegstaande bebouwing op de locatie aan de Heereweg 460 / 460A is in het (recente) verleden gesaneerd met behulp van ruimte voor ruimte. Hiermee is een kwalitatieve verbetering van de ruimtelijke kwaliteit opgetreden. Dit is in lijn met de Regionale Structuurvisie. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling zijn er geen beperkingen vanuit de regionale structuurvisie.

3.5 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Lisse

De gemeente Lisse heeft in het voorjaar van 2010 haar Toekomstvisie 2030 vastgesteld.

In de structuurvisie worden ten aanzien van bestaande functies versus nieuwe functies in het buitengebied duidelijke uitdagingen gezien.

De ruimtelijke uitdaging zit vooral in het zoeken naar een evenwicht tussen de verschillende functies die in Lisse ontwikkeld (gaan) worden en de daarvoor beperkt beschikbare ruimte. De ruimtedruk in het buitengebied is groot. Oplossingen zijn te vinden in het optimaliseren van het ruimtegebruik door clusteren en concentreren, maar ook door meervoudig ruimtegebruik.

De woningbouwopgave van Lisse in 2020 is afgestemd op de regio. Niet alleen op de ontwikkelingen in Hillegom, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen, maar juist ook op de Haarlemmermeer. Vanwege de beperkte fysieke uitbreidingsruimte zet Lisse in 2020 vooral in op bijzonder woonvormen in de kern en het buitengebied.

Herbestemmen

Karakteristieke en cultuurhistorische bebouwing krijgen een nieuwe functie voor bijvoorbeeld wonen of kleinschalige bedrijvigheid in de recreatie of dienstverlenende sector. In Lisse zijn in het verleden al een aantal historische en identiteitsdragende panden en complexen verdwenen. Daar waar dit nog niet het geval is, liggen kansen.

Toetsing

De zorgboerderij van initiatiefnemer biedt een bijzondere woonvorm aan aan mensen met een zorgbehoefte. De zorgboerderij is ondergebracht in een cultuurhistorisch waardevol agrarisch ensemble. Met deze nieuwe functie is het behoud van het karakteristiek ensemble gewaarborgd.

Het plan is daarmee in overeenstemming met de structuurvisie.

Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2012

Vervolgfuncties op vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen (paragraaf 4.2.9 van de toelichting)

Toelaatbaarheid

Van vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen is sprake als de agrarische activiteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd. Om uiteenlopende redenen wordt in die situaties gezocht naar een passende vervolgfunctie.

De praktijk leert dat elke situatie die zich aandient maatwerk vraagt. Alleen dan kan ingespeeld worden op de specifieke kenmerken van de locatie en kan rekening worden gehouden met de dan geldende marktomstandigheden. Om die reden worden vervolgfuncties, met uitzondering van de vervolgfunctie Wonen, niet in dit bestemmingsplan, maar via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt. Daarbij gelden in principe de volgende criteria. Omdat het maatwerk betreft dient de gemeente, in concrete gevallen, per aanvraag af te wegen of en in welke vorm er sprake dient te zijn van deze criteria.

1. Gebruik bestaande bebouwing

Een vervolgfunctie kan uitsluitend gebruikmaken van de reeds aanwezige bebouwing. Een verdere uitbreiding van bebouwing is niet mogelijk. Bestaande gebouwen mogen wel gedeeltelijk of geheel vernieuwd worden. Uitsluitend de voormalige agrarische bedrijfswoning mag in gebruik worden genomen voor het wonen.

2. Ruimtelijke en milieutechnische inpasbaarheid

De vervolgfunctie is ruimtelijk en milieutechnisch inpasbaar, ook rekeninghoudend met toekomstige ontwikkelingen, zoals een mogelijke uitbreiding van activiteiten. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de dorpsrandzones (de direct aansluitende bebouwingslinten) en het overige buitengebied. Omliggende bedrijven worden niet onevenredig beperkt in hun bedrijfsvoering en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden. De inpassing van de vervolgfunctie gaat samen met een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Toetsing

De agrarische bedrijfslocatie is in het (recente) verleden omgevormd tot een zorgboerderij. Dit is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten van het vigerende bestemmingsplan.

Het huidige plan voorziet in een uitbreiding van de activiteiten van de zorgboerderij. Deze uitbreiding vindt voornamelijk plaats op de bestaande (monumentale) bebouwing. Omliggende bedrijven worden hierdoor niet gehinderd (zie ook paragraaf 4.8).

3.6 Conclusie

Het realiseren van nieuwe functies en activiteiten ten behoeve van de dagbesteding van de deelnemers van de zorgboerderij is in overeenstemming met het beleid van de gemeente Lisse.

In de directe nabijheid van de locatie zijn geen andere bedrijven aanwezig. De zorgboerderij levert daarom geen belemmeringen op voor omliggende bedrijven.

Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoeken

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Verschillende milieuonderzoeken zijn uitgevoerd ten behoeve van het postzegelbestemmingsplan Heereweg 460 / 460a. Aangezien deze onderzoeken vrij recent zijn uitgevoerd, wordt in dit hoofdstuk verwezen naar deze onderzoeksresultaten.

Per paragraaf wordt ingegaan op het geldende beleid voor de verschillende aspecten en op de wijze waarop dit van invloed is op het voorliggende plan. Ten aanzien van de ecologieparagraaf, de paragraaf over de archeologie en de bodem, is informatie uit de onderzoeken van de deskundigen gebruikt.

4.1 Ecologie

Algemeen

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met de wetgeving ten aanzien van de gebiedsbescherming en de soortenbescherming. Ten behoeve van de ontwikkeling geldt de wettelijke verplichting onderzoek te verrichten naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de mogelijke effecten van de ruimtelijke ingreep daarop.

Onderzoek

Ten tijde van het ruimte voor ruimte-plan in 2012 is door IDDS uit Noordwijk een quickscan flora en fauna uitgevoerd (rapportnummer 12045608/NHO/rap1.1). Het rapport is als Bijlage 2 aan deze toelichting toegevoegd.

Soortenbescherming

Destijds is geconstateerd dat in het plangebied geen strikt beschermde soorten aanwezig zijn. De bebouwing en de bomen op het plangebied bevatten geen jaarrond beschermde nesten van vogels.

De planlocatie is relatief ongeschikt voor vleermuizen en er zijn geen sporen van deze dieren gevonden. Mogelijk komen de Kleine modderkruiper en de Bittervoorn in de watergangen voor. Omdat watergangen niet werden aangetast als gevolg van het plan waren hiervoor geen aanvullende maatregelen nodig.

Broedvogels maken gebruik van de vegetatie op de planlocatie, en van de bebouwing. Daardoor konden de werkzaamheden (sloop, kap, bouwrijp maken) niet gedurende het broedseizoen worden uitgevoerd. Het behoud van de oude wagenschuur op gronden van haar monumentale status laat kansen voor de boerenzwaluw op de locatie bestaan.

Het nu voorliggende plan betreft voornamelijk een functiewijziging van bestaande bebouwing. Er vindt geen sloop van gebouwen plaats, er worden geen bomen gekapt en/of sloten gedempt. Er vindt alleen (beperkte) inpandige verbouwing plaats van de wagenschuur. De ruimtelijke ingreep heeft daarom geen effect op de beschermde flora en fauna.

Een deel van de intensief bewerkte bollengrond wordt bestemd voor hobbymatig agrarisch gebruik. Omdat de bollengrond jaarlijks intensief wordt bewerkt is de aanwezigheid van beschermde flora en fauna nagenoeg uitgesloten. De nieuwe invulling van de grond zal mogelijk een positief effect hebben op de flora en fauna vanwege een meer extensief gebruik van de grond.

Aanpassingen aan de wagenschuur ten behoeve van de kookacademie en de Bed & Breakfast-kamers vinden alleen in het gebouw plaats. De buitenschil blijft onaangetast. De interne aanpassingen kunnen daarom geen gevolgen hebben voor beschermde planten- en dierensoorten.

Gebiedsbescherming

Binnen een straal van 3 kilometer van het plangebied zijn geen gebieden gelegen die vallen onder de Natuurbeschermingswet, zoals Natura 2000-gebieden, en gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Derhalve is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 5,6 kilometer afstand (zie figuur 13).

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0013.png"

Figuur 13. Het plangebied is op geruime afstand (ca. 5,6 km) gelegen van het dichtst nabij gelegen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid

Ten aanzien van de weidevogelgebieden, strategische reservering natuur en karakteristieke landschapselementen zijn er geen planologische belemmeringen aangezien het plangebied niet is gelegen in een belangrijk weidevogelgebied, op het plangebied geen strategische reservering natuur rust en binnen het plangebied geen karakteristieke landschapselementen aanwezig zijn.

Conclusie

Het wijzigen van de functie van bestaande bebouwing heeft geen invloed op het leefgebied van aanwezige flora en fauna. De aanpassingen vinden alleen in het gebouw plaats. De buitenschil blijft intact.

Het omvormen van intensief bewerkte bollengrond in hobbymatig agrarisch gebruik heeft mogelijk een positief effect op de flora en fauna vanwege een meer extensief gebruik van de grond. Soortenbescherming vormt geen belemmering voor het plan.

Gebiedsbescherming vormt ook geen belemmering voor het plan omdat op korte afstand geen gebieden aanwezig zijn die onder de Natuurbeschermingswet vallen, zoals Natura 2000-gebieden. Ook zijn geen gebieden aanwezig die deel uitmaken van het NNN. Het plangebied valt ook niet binnen de begrenzing van de overige beschermde gebieden.

Het aspect ecologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Algemeen

Als gevolg van het Verdrag van Malta (Valletta) zijn overheden verplicht om in het ruimtelijke beleid zorgvuldig om te gaan met het archeologische erfgoed. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient, voordat er bodemingrepen plaatsvinden, een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd. De zorgplicht voor het archeologisch erfgoed was tot voor kort vastgelegd in de Monumentenwet uit 1988, met een nadere uitwerking in de Wet op de Archeologische MonumentenZorg (Wamz) uit 2007.

Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden waarmee de Monumentenwet 1988 is vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet, is in het overgangsrecht van de Erfgoedwet bepaald dat de regels met betrekking tot archeologie uit de Monumentenwet 1988 ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Onderzoek

Het plangebied staat op de gemeentelijke verwachtingskaart aangegeven als een gebied op de grens van een gebied met een hoge verwachting op basis van de ligging op de strandwal met mogelijk duinen en lage verwachting voor de ingesloten strandwal met mogelijk duin- en strandwalresten.

Deze verwachtingen gelden voor resten vanaf het Neolithicum (Schute 2007). Binnen het plangebied zijn geen terreinen aanwezig die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als waardevol staan aangegeven. Ook zijn er geen waarnemingen en vondsten gemeld.

In 2012 is door IDDS een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd (rapportnummer 33500412/52384). Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat delen van het plangebied verstoord zijn. De verstoringen betreffen resten van het gebruik van het plangebied in de Nieuwe Tijd als boomgaard en voor de bollenteelt. Plaatselijk reiken deze verstoringen meer dan twee meter diep, maar gemiddeld is de verstoring 60 tot 110 cm diep. Onder dit niveau mogen intacte resten worden verwacht vanaf het Neolithicum tot en met de late middeleeuwen.

Binnen 60 tot 110 cm –mv worden geen onverstoorde archeologische resten verwacht. Graafwerkzaamheden tot deze diepte zullen daarom naar verwachting geen verstoring van het archeologisch bestand veroorzaken. Bij diepere graafwerkzaamheden is het wel mogelijk dat een archeologisch niveau met eventuele resten wordt verstoord.

Op grond van het onderzoek uit 2012 wordt in de regels een aangepaste vrijstelling opgenomen. Normaliter is archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 cm maar in dit geval kan dit worden opgerekt naar 60 cm omdat op basis van archeologisch onderzoek in de directe omgeving aannemelijk is gemaakt dat de bovengrond minimaal tot die diepte verstoord is.

In september 2017 is door IDDS Archeologie een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd vlak naast het plangebied (2017 Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Heereweg 460a, Lisse, Gemeente Lisse (IDDS Archeologie rapport 2032)). Uit dit rapport blijkt dat in het onderzochte gebied (zie rood omlijnd gebied op de navolgende verbeelding) geen archeologische resten te verwachten zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0014.png"

Figuur 14: onderzocht gebied op archeologische resten

De dubbelbestemming "Waarde Archeologie" van het onderzochte gebied wordt van de verbeelding verwijderd.

Ten aanzien van de functiewijzigingen die door middel van het voorliggende plan mogelijk worden gemaakt wordt geconcludeerd dat aanvullend archeologisch onderzoek niet aan de orde is aangezien geen ingrepen in de bodem plaatsvinden.

Melding toevalsvondst

Ingeval archeologische resten worden aangetroffen dient dit op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet onmiddellijk te worden gemeld aan de Minister van OC&W. De vondst dient gedurende 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van de melding, ter beschikking te worden gesteld of gehouden voor wetenschappelijk onderzoek.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Toevalsvondsten zullen worden gemeld aan de Minister van OC&W.

4.2.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden is verplicht volgens artikel 3.1.6 lid 5a van het Bro.

Onderzoek

Binnen de planlocatie is een monumentale boerderij aanwezig met bollenschuur en wagenberging. De boerderij en de wagenschuur (links) zijn op de onderstaande historische foto zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0015.png"

De boerderij met bollenschuur en wagenberging zijn in 1877 gebouwd. Het ensemble is aangewezen als gemeentelijk monument.

De exploitatie van het bollenbedrijf is per 30 september 2011 gestaakt. Op 12 september 2013 is, met instemming van de monumentencommissie, het bestemmingsplan vastgesteld waarmee de agrarische bestemming van het perceel is gewijzigd in 'Wonen'. Tevens werd een extra woning mogelijk gemaakt in de bollenschuur en een ruimte voor ruimte-woning ter compensatie van de sloop van de overtollige niet-monumentale bebouwing.

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken heeft initiatiefnemer op 13 april 2015 toestemming gekregen om de bollenschuur te verbouwen tot zorgappartementen ten behoeve van de huisvesting van de zorgvragers.

De verleende omgevingsvergunning uit 2015 is in dit bestemmingsplan opgenomen. Concreet betekent dit dat voor een groot deel de woonbestemming van het perceel wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij'.

Naast het vastleggen van de bestaande rechten vindt een uitbreiding plaats van de activiteiten op de zorgboerderij. Zie hiervoor paragraaf 2.2.

De schaalvergroting in de bollensector heeft tot gevolg dat bedrijven hun oorspronkelijke functie verliezen. De gemeente heeft daarom in 2013 medewerking verleend aan een herbestemming van de locatie aan de Heereweg 460 / 460a omdat het handhaven van de agrarische (bollen) bestemming niet reëel was. Het toestaan van nieuwe functies heeft een positief effect op het behoud van monumentale ensembles omdat hierdoor nieuwe kostendragers ontstaan.

De functieverandering heeft de monumentale waarde van het ensemble niet aangetast. De karakteristieke boerderij, de bollenschuur en de wagenberging hebben hun typerende uiterlijke verschijningsvorm behouden. Ten behoeve van de functiewijziging is nagenoeg alleen het interieur van de bebouwing gewijzigd.

De nieuwe functies die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maken vinden hoofdzakelijk plaats in de bestaande bebouwing. Het exterieur van de bebouwing blijft ongewijzigd. Het plan heeft daarom geen negatieve invloed op de cultuurhistorische waarden.

4.3 Waterparagraaf

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor een duurzaam waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

Waterschapsbeleid

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan 4 (WBP) van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft het Hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen het accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het Hoogheemraadschap dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekeninghoudend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het WBP sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de ruimtelijke ontwikkeling in strijd is met het duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. In deze Beleidsregels is het beleid van het Hoogheemraadschap nader uitgewerkt. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van het water in de bodem.

De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken);
  • andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken.

Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren, bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen in kwetsbare gebieden, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De toestemming voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is geregeld in de watervergunning.

Hiermee is de Keur een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.

In artikel 3.1.4. van de Keur is bepaald dat het zonder vergunning van het bestuur verboden is in het beheergebied van Rijnland:

  • 1. in door het bestuur op kaart aan te geven gebieden werkzaamheden te verrichten als gevolg waarvan een toename van de kwel of wegzijging van het grondwater zal ontstaan;
  • 2. gebouwen, bouwwerken e.d. te plaatsen, onbebouwde/onverharde grond te verharden en werkzaamheden te verrichten als gevolg waarvan neerslag versneld tot afvoer komt:
    • a. indien daarbij meer dan 500 m² onverharde grond wordt bebouwd of verhard; of
    • b. indien sprake is van meerdere te ontwikkelen min of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte van 500 m²; of;
    • c. indien het nieuw aan te leggen verhard oppervlak meer dan 10% van het oppervlak van het betreffende peilvak beslaat; of;
    • d. het betreffende watersysteem de toename van de piekafvoer als gevolg van de uitbreiding van het verhard oppervlak met minder dan 500 m² niet kan verwerken.
  • 3. werken te maken of te hebben of handelingen te verrichten die direct of indirect verzilting kunnen veroorzaken of bevorderen.

Op 28 februari 2018 is de digitale watertoets voor het plan uitgevoerd. Omdat er alleen sprake is van een functiewijziging en geen toename aan verharding, is er geen sprake van watercompensatie.

Een deel van de grond die de bestemming "Tuin" krijgt ligt in de kern- en beschermingszone van een regionale kering. Binnen deze zones gelden regels voor de beplanting.

Voor beplanting met een hoogte van maximaal 2 meter geldt een zorgplicht. Voor het aanplanten van bomen en struiken in de kern- en beschermingszone, wanneer deze niet op de kruin of het buitentalud staan, en volgroeid hoger zijn dan 2 meter en niet hoger dan 5 meter, geldt een algemene regel. Voor de aanplant van bomen en struiken op de kruin of het buitentalud geldt, voor zover deze volgroeid hoger dan 2 meter zijn, een vergunningplicht. Deze plicht geldt ook voor de aanplant bomen die volgroeid hoger zijn dan 5 meter op het binnentalud en in de beschermingszone van de waterkering.

Conclusie 

De functiewijziging die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maakt heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het aanplanten van bomen en struiken in de kern- en beschermingszone kan vergunningplichtig zijn. Initiatiefnemer dient hiermee rekening te houden.

Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer is luchtkwaliteit opgenomen in titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarde ( = 1,2 µg/m3) voor stikstofdioxide en fijn stof.

Per ontsluitingsweg worden minder dan 1500 woningen en/of minder dan 100.000 m2 bvo kantoor gerealiseerd. Volgens bijlage 3B van de Regeling draagt het onderhavige plan hierdoor "niet in betekenende mate" bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden.

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient wel afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. In dit geval is getoetst aan de extra ambities uit het regionaal beleidskader voor Duurzame stedenbouw.

Toetsing regionaal beleidskader voor Duurzame stedenbouw 

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is per 1 augustus 2009 in werking getreden. Hiervoor is een digitale monitoringstool beschikbaar gesteld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Volgens de Atlas Leefomgeving is de fijn stof achtergrondconcentratie ter plaatse van het plangebied 20 - 25 µg/m3. Deze waarde geldt ook van de stikstofdioxide achtergrondconcentratie. De grenswaarden van fijn stof en stikstofdioxide liggen beiden op 40 µg/m3 (jaargemiddelden).

Door middel van het onderhavige bestemmingsplan wordt het planologisch mogelijk gemaakt om de wagenschuur om te vormen in een kookacademie en 2 B&B-kamers. Verder wordt een stuk bollengrond omgevormd in grond voor hobbymatig agrarisch gebruik en wordt licht horeca en ondergeschikte detailhandel mogelijk gemaakt.

Als gevolg van deze nieuwe functies en activiteiten zal het aantal verkeersbewegingen met personenauto's toenemen. De gemiddelde toename van het aantal voertuigebewegingen is geschat op 50 (weekdaggemiddelde).

Met behulp van de NIBM-tool is berekend welke toename de extra verkeersbewegingen heeft voor de luchtkwaliteit. De uitkomst van de berekening is in de navolgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0016.png"

Figuur 15 : Berekening luchtkwaliteit

De geringe toename van het aantal verkeersbewegingen met personenauto's heeft nagenoeg geen gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Bovendien ligt de locatie op 230 meter afstand van de provinciale weg, waardoor de invloed van deze weg op de luchtkwaliteit klein is.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. De realisatie van de nieuwe functies draagt 'niet in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder wordt voldaan aan de extra ambities uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

4.5 Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, door spoorwegverkeer, en/of door inrichtingen (industrielawaai) het milieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting, dan wel een, door het college vast te stellen, nader bepaalde waarde (hogere waarde). Voor het vaststellen van een nader bepaalde waarde zijn plafondwaarden vastgelegd in de Wet geluidhinder.

Gevoelige objecten

Woningen worden door de Wet geluidhinder aangemerkt als gevoelige objecten. De begrippen woning, woning in aanbouw en geprojecteerde woning zoals bedoeld in de Wgh worden beschreven in artikel 1 van de Wgh. Het begrip woning luidt als volgt: "Een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is".

De kookacademie is geen voor bewoning bestemd gebouw. Hoewel een B&B zich bouwtechnisch weinig onderscheidt van een woning voor permanente bewoning is de B&B niet te beschouwen als een woning in de zin van de Wgh. Met andere woorden: de B&B is geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wgh. Er gelden dus geen geluidgrenswaarden vanuit de Wgh voor zowel de kookacademie als voor de B&B.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.

4.6 Externe veiligheid

De externe veiligheid wordt bepaald door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in en rond het plangebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en beperkt kwetsbare objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal slachtoffers beperkt blijft.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid gekeken te worden naar:

  • Bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.

Voor heel Nederland is een risicokaart opgesteld. De risicokaart heeft een signalerende functie voor risicovolle inrichtingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Op basis van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland is gekeken naar risicovolle activiteiten in de omgeving van het plangebied (zie figuur 14). De globale ligging van het plangebied is door middel van de punaise aangegeven.

In de nabije omgeving van Heereweg 460A zijn geen bedrijven aanwezig die gevaarlijke stoffen opslaan. De Heereweg 460A ligt niet binnen het invloedgebied van een buisleiding, spoorlijn of waterweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bphweg460azorg-Vax1_0017.png"

Figuur 16: Uitsnede risicokaart Zuid-Holland

Conclusie 

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

4.7 Bodemkwaliteit

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied.

De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied (op de plek van de ruimte voor ruimte-woning) heeft IDDS in 2012 een historisch en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

Historisch onderzoek

De Omgevingsdienst West-Holland is geraadpleegd inzake het historische gebruik van de onderzoekslocatie en de omliggende percelen. Uit het historisch onderzoek blijkt het volgende:

  • voor zover bekend hebben geen tanks gelegen op het onderzoeksterrein;
  • voor zover bekend zijn op en in de nabije omgeving van de onderzoekslocatie geen milieukundige onderzoeken uitgevoerd;
  • de locatie is op basis van de voor ons bekende informatie niet verdacht op het voorkomen van asbest;
  • de naastgelegen percelen zijn (of waren) in gebruik ten behoeve van wonen met tuin en agrarische bedrijven;
  • naar verwachting hebben de activiteiten op de omliggende percelen (wonen met tuin en agrarische bedrijven) de chemische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie niet negatief beïnvloed.


Op basis van het vooronderzoek is destijds afgeleid dat, op en in de nabijheid van het onderzoeksterrein, geen aandachtspunten aanwezig zijn met betrekking tot het veroorzaken van een mogelijke bodemverontreiniging.

Verkennend bodemonderzoek

Bovengrond

In de bovengrond zijn zintuiglijk zeer plaatselijk lichte bijmengingen met bodemvreemde materialen (sporen baksteen) waargenomen. In één mengmonster wordt de desbetreffende achtergrondwaarde van kwik overschreden. De gehalten van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de betreffende achtergrondwaarden. De herkomst van het licht verhoogd aangetoonde gehalte kwik is onbekend.

Ondergrond

In de ondergrond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen (puin e.d.) waargenomen.

Grondwater

De grondwaterstand bevindt zich op circa 0,70 m-mv. Tijdens het veldonderzoek zijn zintuiglijk geen afwijkingen waargenomen aan het bemonsterde grondwater. In het grondwater uit peilbuis 01 zijn de concentraties van de onderzochte parameters lager dan de betreffende streefwaarden.

Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen

Conclusie

De gemeten waarden in 2012 waren dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk was.

De kookacademie en de B&B-kamers worden gerealiseerd in de wagenschuur. De wagenschuur is in het verleden gebruikt voor de opslag en stalling van niet-milieubelastende machines en werktuigen. Uit het historisch onderzoek blijkt bovendien dat er geen tanks aanwezig waren.

Op basis van het historisch en verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect bodemkwaliteit de functiewijziging van de wagenschuur niet in de weg staat.

Een oppervlakte van 1.044 m2 achter het bijgebouw met de bestemming "Agrarisch - bollenteelt - bollenzone 3" wordt gewijzigd ten behoeve van een hobbymatig agrarisch gebruik. Aangezien het gebruik agrarisch blijft, is het uitvoeren van een bodemonderzoek voor dit perceel niet nodig.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de VNG-uitgave wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende omgevingstypen. Gelet op de huidige woon / zorgfunctie en toekomstige kookacademie en B&B-kamers sluit dit het beste aan bij een rustige woonwijk zoals bedoeld in paragraaf 2.3 van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', 2009. Rondom de planlocatie liggen bollenvelden en een watergang.

Richtafstandenlijsten

De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze 4 richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Zorgboerderij ten opzichte van de ruimte voor ruimte-woning

De nieuwe functies en activiteiten staan ten dienste van de zorgboerderij.

Een zorgboerderij is in de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de VNG niet expliciet genoemd.

De B&B-kamers (inpandige verblijfsrecreatieve voorzieningen) vallen blijkens de VNG-brochure in milieucategorie 1 (hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra). Hiervoor geldt een afstand van 10 meter ten opzichte van een rustige woonwijk.

Voor de kookacademie met tearoom in de wagenschuur kunnen de afstanden van een restaurant worden gehanteerd. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" wordt een afstand van 10 meter aangehouden vanwege geur, geluid en gevaar tot aan woonbebouwing.

De oorspronkelijke bedrijfswoningen, die aan de monumentale bollenschuur zijn vastgebouwd, zijn onderdeel van de zorgboerderij. Ten opzichte van deze woningen gelden de richtafstanden niet.

De ruimte voor ruimte-woning (nummer 460B) is geen onderdeel van de zorgboerderij. De afstand van deze woning tot de wagenschuur is circa 40 meter. Er wordt ruim voldaan aan de richtafstanden.

Omliggende agrarische bedrijven ten opzichte van de zorgboerderij

Bloembollenteelt heeft in rustige gebieden een maatgevende richtafstand van 30 meter tot milieugevoelige objecten vanwege mogelijke geur- en geluidsoverlast (categorie 2).

Het plangebied ligt als een enclave in het bollengebied. De dichtstbijzijnde agrarische bebouwing ligt op circa 150 meter uit het plangebied. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een omliggend (agrarisch) bedrijf.

Gewasbeschermingsmiddelen

De drift van gewasbeschermingsmiddelen, die in de bollenteelt wordt gebruikt, in de richting van de zorgboerderij dient zoveel mogelijk beperkt te worden. Op de gronden van initiatiefnemer achter de bedrijfslocatie worden hobbymatige agrarische activiteiten uitgevoerd. Hier worden geen gewasbeschermingsmiddelen toegepast. Aan de zuidwestzijde is de ruimte voor ruimte-woning gebouwd die voor een afschermende werking zorgt ten opzichte van de bollengronden. Bovendien liggen de teeltgronden aan deze zijde op circa 60 meter afstand van de wagenschuur waarin de nieuwe gevoelige functies worden ondergebracht.

Aan de voorzijde heeft de (beuken) haag een afschermende werking. De drift van gewasbeschermingsmiddelen in de richting van de zorgboerderij / wagenschuur wordt daarom in voldoende mate beperkt.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.9 Besluit milieueffectrapportage

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald voor welke activiteiten een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling of milieueffectrapportage moet worden opgesteld.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling voor een omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of een bestemmingsplan ontstaat als in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage:

  • de activiteit wordt genoemd in kolom 1;
  • niet wordt voldaan aan de voorwaarden in kolom 2;
  • in kolom 4 óf het bestemmingsplan wordt genoemd óf de zinsnede ‘de besluiten waarop afdeling 3.4 Awb en één of meer artikelen van afdeling 13.2 Wm van toepassing zijn’.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden nagenoeg dezelfde procedurele eisen als voor de formele m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.- beoordeling aan de orde is moet:

  • Door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld (Artikel 7.16 Wet milieubeheer).
  • Het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen (7.17, eerste tot en met vierde lid). Dit besluit hoeft niet gepubliceerd te worden.
  • De initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de
    vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer tweede lid).


Indien het plan wordt mogelijk gemaakt met een bestemmingsplan hoeft geen
aanmeldingsnotitie te worden opgesteld. Wel moet het bevoegd gezag (raad) in een vroeg stadium voor het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gaat, een m.e.r.- beoordelingsbesluit nemen.

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt beoordeeld of het project belangrijke
nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit gebeurt aan de hand van criteria van Bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. (2011/92/EU): kenmerken van het project, plaats van het project, potentiele effecten van het project.

Artikel 5 lid 6 bijlage II Bor bepaalt echter dat artikel 4 leden 9 en 11 bijlage II Bor niet van toepassing is op een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. De reden is dat voor die activiteiten moet worden beoordeeld of significante gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Het gevolg is dat, als sprake is van een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., de uitgebreide procedure conform art. 3.4 Wabo gevolgd moet worden.

Beoordeling

Het plan betreft een functiewijziging van bestaande bebouwing en het (deels) omvormen van bollengrond in agrarische grond voor de hobbymatige productie van gewassen en het houden van dieren. Gezien de beperkte aard en omvang van de laatstgenoemde ontwikkeling is er geen sprake van een landinrichtingsproject als bedoeld in kolom D9 in het Besluit m.e.r.. Daarom is een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. niet vereist.

Conclusie

Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk en de daarbij behorende procedure hoeft niet te worden gevolgd.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Bij het tweede gaat het erom hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Uitvoerbaarheid

Het plan is een particulier initiatief dat zal worden uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden. Het plan is uitvoerbaar.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1. aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden zijn geïnformeerd.

In het kader van het vooroverleg is door opverlegpartners op het plan gereageerd.

De veiligheidsregio Hollands Midden geeft geen opmerkingen op het plan. Wél merkt de VRHM op dat ze graag bij de vergunningaanvraag worden betrokken.

De GOM heeft geen opmerkingen op het bestemmingsplan.

Het hoogheemraadschap van Rijnland heeft aangegeven akkoord te zijn met het plan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. Een samenvatting van de zienswijze en de beantwoording hiervan is als Bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd. De binnengekomen zienswijze leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is derhalve ongewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 19 december 2019.