Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Stationsweg 1-3, Lisse
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0553.bpStationsweg13-vax1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
  
1.1 plan
het bestemmingsplan Stationsweg 1-3, Lisse met identificatienummer NL.IMRO.0553.bpStationsweg13-vax1 van de gemeente Lisse.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep zoals op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, geen detailhandel en prostitutie zijnde, dat in een woning (inclusief aan- en uitbouwen) wordt uitgeoefend door de bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.9 beeldbepalend object
object waarvan het exterieur vanwege schoonheid dan wel vanwege betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorie van waarde is, waarbij onder object zowel een gebouw, een deel van een gebouw, een bouwwerk of andersoortig erfgoed kan worden verstaan en dat is aangeduid in dit plan.
 
1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van vaststelling van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.11 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van vaststelling van het plan bij of krachtens de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig of in uitvoering is, dan wel nog kan worden gebouwd; 
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.15 bijgebouw
een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
 
1.16 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
 
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.22 cultuurhistorische waarden
uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden.
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
 
1.25 driftwerende voorziening
een afschermende voorziening die dient voor de beperking van optredende drift van toxische stoffen tijdens bespuitingen van aangrenzende gewaspercelen.
 
1.26 druiplijn
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft. Bijvoorbeeld bij een rieten dak.
 
1.27 erfbebouwing
de gezamenlijke aanbouwen, uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen op een perceel.
 
1.28 Erfgoedcommissie Lisse
een door burgemeester en wethouders van de gemeente Lisse ingestelde commissie met een specifieke deskundigheid op het gebied van bouwkunst en/of monumentenzorg.
 
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.30 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
 
1.31 gemeentelijk parkeerbeleid
de vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren in de gemeente Lisse, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
 
1.32 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.33 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
 
1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.35 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
 
1.36 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
1.37 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
 
1.38 nutsvoorzieningen
infrastructurele voorzieningen, zoals gas, water, elektriciteit, telecommunicatie, openbaar vervoer en waterstaat en voorzieningen ten behoeve van afvalverzameling.
 
1.39 object
een bouwwerk, een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een landschappelijk element, zoals een vijver.
 
1.40 overkapping
een bouwwerk geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
 
1.41 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
 
1.42 peil
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de openbare weg grenst: de hoogte van de bovenkant van de dorpel van de hoofdtoegang op de eerste bouwlaag bij voltooiing van de bouw, waarbij deze niet hoger mag zijn dan de hoogte van de bovenkant van de dorpel van de hoofdtoegang op de eerste bouwlaag van de bestaande monumentale woning (Stationsweg 1).
 
1.43 perceelsgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
 
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.45 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof het bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
 
1.46 slopen
het afbreken of laten afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan, niet inhoudende het
verplaatsen van een bouwwerk.
 
1.47 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.48 voorgevellijn
de voorgevel van de woning en de (denkbeeldige) lijn in het verlengde hiervan.
 
1.49 windhaag
bladhoudende groenaanplant die dient voor de beperking van optredende drift van toxische stoffen tijdens bespuitingen van aangrenzende gewaspercelen.
 
1.50 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden; onder woning of wooneenheid worden mede zorgwoningen begrepen.
 
1.51 zijdelingse perceelsgrens
een aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het perceel.
 
1.52 zorgwoning
woning bestemd voor groepen, zoals ouderen, personen met fysieke en psychische beperkingen en dak- en thuislozen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingstehuis, woonzorgcentrum of een dienstencentrum.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.
 
2.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.6 diepte van een gebouw
van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergronds gelegen (deel van het) gebouw.
 
2.7 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
  • voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).
2.10 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
 
2.11 uitzondering bij wijze van meten
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1,0 m;
  3. de bouwhoogte van driftwerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 2,0 m;
  4. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders en overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,0 m.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  3. waterstaatkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,0 m.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument': tevens ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd; 
  4. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  5. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1,0 m;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2,0 m;
  3. de bouwhoogte van driftwerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 2,0 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,0 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
  1. het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg.
  2. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    1. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het totale vloeroppervlak van hoofdgebouwen bedraagt, tot een maximum van 60 m²;
    2. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,0 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3':
      1. het te bebouwen oppervlak ten hoogste 100 m² bedraagt; of
      2. er geen grondwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,30 m beneden het maaiveld.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en aanleggen van drainage, het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen, op een grotere diepte dan:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': 0,30 m beneden maaiveld;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stronken van bomen worden verwijderd;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen; of
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van archeologie - 3': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²; of
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; of
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering of toevoeging van de dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk veranderen door:
  1. vlakken met de bestemming 'Waarde - Archeologie' te verwijderen, indien:
    1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  2. alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie' op te nemen met de bijbehorende beschermingsregeling indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden.
 
7.2 Bouwregels
Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend op de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande:
  1. gevels van het gebouw;
  2. de goot- en bouwhoogte van het gebouw;
  3. de breedte en de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers in de gevels van het gebouw;
  4. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van het gebouw.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan:
  1. de situering van bouwwerken;
  2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
  3. de maximale omvang van bouwwerken;
  4. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen;
  5. de oriëntatie van bouwwerken.
De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Alvorens overgegaan wordt tot het stellen van nadere eisen wordt de Erfgoedcommissie Lisse om advies gevraagd.
 
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 betreffende:
  1. de gevels van het gebouw;
  2. de goot- en bouwhoogte van het gebouw;
  3. de breedte en de indeling van de gevels van het gebouw;
  4. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van het gebouw.
7.4.2 Verlening
De in lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van een beeldbepalend pand of object;
  2. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend wordt de Erfgoedcommissie Lisse om advies gevraagd.
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.5.1 Verbod
  1. Het is verboden hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen op gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk te slopen.
  2. Een omgevingsvergunning voor het slopen mag uitsluitend worden geweigerd indien door de sloopwerkzaamheden, hetzij direct, hetzij indirect blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het hoofdgebouw en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, waarbij de (her)bouw van een hoofdgebouw als bedoeld in lid 5.2.1 betrokken kan worden.
  3. Alvorens te besluiten over de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het slopen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Erfgoedcommissie Lisse.
7.5.2 Uitzondering
Een omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in lid 7.5.1 is niet vereist voor:
  1. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud;
  2. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden.
 
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.2.1 Verbod
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, op of in de gronden met bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 4' de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verwijderen en/of wijzigen van hagen.
8.2.2 Uitzondering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.2.1 is niet vereist voor:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.2.3 Voorwaarden
Het uitvoeren van de werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.2.1 is uitsluitend toegestaan, mits:
  1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden;
  2. de Erfgoedcommissie Lisse om advies is gevraagd, voordat de omgevingsvergunning wordt verleend.
3 Algemene regels
 
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
 
10.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: 
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,0 m bedraagt.
10.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden peil gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:
  1. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken;
  2. voor het bouwen van ondergrondse ruimten zoals bedoeld in sub a geldt het volgende:
    1. de bouwdiepte mag niet meer dan 4,0 m bedragen;
    2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte die voor het betreffende bouwvlak toelaatbaar is;
  3. voor het bouwen van ondergrondse ruimten behorende bij en dienstbaar aan een woning geldt het volgende:
    1. de bouwdiepte mag niet meer dan 4,0 m bedragen;
    2. ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toelaatbaar onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    3. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van het gebouw waaronder het wordt gerealiseerd toegankelijk zijn.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
 
11.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden als opslag bij consumentenvuurwerk;
  4. een gebruik van gronden als detailhandel in volumineuze goederen;
  5. een gebruik van gronden als verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  6. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  7. een gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor parkeren ter uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid, voor ander gebruik dan parkeren;
  8. bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van het bepaalde onder g, indien het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
    2. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
    3. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
    4. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren.
11.2 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' is uitsluitend toegestaan indien:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windhaag' een windhaag gerealiseerd is en in stand wordt gehouden en de windhaag voldoet aan de volgende voorwaarden:
    1. de hoogte van de windhaag bedraagt ten minste 1,50 m, gemeten vanaf het aansluitende maaiveld, en mag niet lager zijn dan de hoogte van de hoogste in gebruik zijnde spuitkop;
    2. de breedte van de windhaag bedraagt ten minste 0,50 m;
    3. voor de windhaag dient een bladhoudende plantensoort toegepast te worden, met dien verstande dat de windhaag onderbroken mag worden ten behoeve van een inrit;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - driftwerende voorziening' een driftwerende voorziening is gerealiseerd en in stand wordt gehouden en de driftwerende voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:
    1. de hoogte van de driftwerende voorziening bedraagt ten minste 1,50 m, gemeten vanaf het aansluitende maaiveld, en mag niet lager zijn dan de hoogte van de hoogste in gebruik zijnde spuitkop;
  3. burgemeester en wethouders kunnen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan de uiterlijke verschijningsvorm van de driftwerende voorziening als bedoeld onder b.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
12.1 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3,0 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 15 % worden vergroot.
Artikel 14 Werkelijke wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.
Artikel 15 Parkeren
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw (waaronder mede wordt begrepen het splitsen van een bestaande woning in een of meerdere woningen) of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid.
  2. Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van het bepaalde onder a,
    1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, dan wel;
    2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      2. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      3. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      4. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 15 %;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: 
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Stationsweg 1-3, Lisse'.