Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zijldijk 37 en 38b, Leiderdorp
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0547.BPzijldijk37en38b-VA01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Zijldijk 37 en 38b, Leiderdorp met identificatienummer NL.IMRO.0547.BPzijldijk37en38b-VA01 van de gemeente Leiderdorp.
  
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
  
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.
  
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
  
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
  
1.6 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
  
1.7 aangebouwd bijgebouw en overkapping
een bijgebouw of overkapping gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan en/of uitbouw en/óf tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.
  
1.8 aan huis verbonden beroep
het uitoefenen van een vrij of zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op persoonlijk, zakelijk, administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig gebied, of daarmee gelijk te stellen activitei-ten, waaronder een atelier, kapper, schoonheidsspecialiste, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.9 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
 
1.10 archeologisch deskundige
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en te toetsen.
 
1.11 archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie.
 
1.12 archeologisch rapport
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
 
1.13 archeologisch verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
 
 
1.14 archeologisch waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
 
1.15 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  
1.16 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijk-heid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt. Een Bed & Breakfast is gevestigd in een woning of bijbehorende gebouwen en wordt geëxploiteerd door de huurders of eigenaren van de betreffende woning.
 
1.17 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologisch regime, tenzij in de regels anders is bepaald.
 
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
  
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
  
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.22 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderschei-den kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.23 bijzondere woonvorm
een woonvorm, al dan niet onzelfstandig, waar een kwetsbare doelgroep wordt gehuisvest die zorg of ondersteuning krijgt van een door de gemeente erkende maatschappelijke of zorg organisatie;
  
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieu-wen of veranderen van een standplaats.
 
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
  
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
  
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
  
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
  
1.31 dagbesteding
Het in de dagperiode (7:00-19:00) aanbieden van een mogelijkheid voor een zinvolle besteding van de dag voor mensen met een (lichamelijke) handicap en/of voor mensen met psychiatrische problemen.
 
1.32 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
  
1.33 dakterras
een buitenruimte, behorende bij het gebruik van het hoofdgebouw, dat bovenop het gehele of een gedeelte van een hoofdgebouw, aanbouw of uitbouw is gesitueerd.
  
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  
1.35 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
 
1.36 entreeportaal
een ruimte, waarin de hoofdtoegang van de woning is gelegen.
 
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze die inrichting niet verbiedt.
 
1.38 erfgrens
de volgens het kadaster geldende grens van het erf; indien er sprake is van meer aaneengebouwde woningen op één kadastraal perceel, is dit de feitelijke grens van het erf behorende bij de betreffende woning.
  
1.39 erker
een kleine grondgebonden uitbouw van een bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw.
 
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
  
1.41 gemeentelijk parkeerbeleid
het gemeentelijk parkeerbeleid, zoals vastgelegd in het Parkeerbeleidsplan 2012, vastgesteld op 2 april 2012, in samenhang met het Addendum Parkeerbeleidsplan, vastgesteld op 7 maart 2016, of de rechtsopvolger van deze documenten.
 
1.42 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
  
1.43 huishouden
een persoon of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid. Kenmerken van de continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn: 
  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  • eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  • personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.
Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen zijn woonvormen waarbij geen sprake is van één huishouden.
 
1.44 kamerverhuur
het in gebruik (laten) hebben en/of (laten) geven van een (gedeelte van een) een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan één huishouden, waarbij bewoners verblijven in onzelfstandige woonruimten, al dan niet gebruik makend van gemeenschappelijke voorzieningen.
 
1.45 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
 
1.46 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.
 
1.47 onvrije woning
woonruimte die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen (zoals badruimte, toilet en/of keuken) buiten die woonruimte en waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal. De vertrekken zijn afsluitbaar. Een onvrije woning is een zelfstandige woonruimte.
 
1.48 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
 
1.49 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
 
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
  
1.51 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte in een gebouw of een vaartuig, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof het bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
  
1.52 straatmeubilair
Constructie ter inrichting van de openbare ruimte niet verbonden met ondergrondse objecten.
 
1.53 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofd-gebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.54 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.
 
1.55 wonen
het gehuisvest zijn in (een) woning(en).
 
1.56 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.57 woonruimte
besloten ruimte die, al dan niet tezamen met andere ruimten, bestemd is voor bewoning door één of meer vaste bewoners.
 
1.58 zelfstandige woning
woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen (zoals badruimte, toilet en/of keuken) buiten die woonruimte.
 
1.59 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
Bij ondergronds bouwen:
vanaf peil tot aan de bovenkant van de laagst gelegen afgewerkte vloer onder peil van een gebouw.
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 oppervlakte van een bouwwerk met wanden
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde
het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.
 
2.8 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen
De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.
 
De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.
 
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens het geldende Bouwbesluit.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor
  1. maatschappelijke voorzieningen, in de vorm van een zorgbedrijf met dagbesteding;
  2. ter plaatsen van de aanduiding 'Wonen' is het toegestaan om de bovenverdieping te gebruiken voor wonen, bij de aangrenzende woning.
  3. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. groenvoorzieningen;
  5. straatmeubilair;
  6. nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte respectievelijk bouwhoogte toegestaan;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a is een bijbehorend bouwwerk toegestaan buiten het bouwvlak, waarvan de oppervlakte maximaal 20 m² mag bedragen en waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat overige bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde enkel binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
 
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, ongebouwde parkeervoorzieningen, wegen en paden.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan met uitzondering van keermuren voor de toerit tot een kelderverdieping en erfscheidingen;
  2. de hoogte van erfscheidingen en keermuren bedraagt maximaal 1 m.
  
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 voor erkers met inachtname van de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 5 m²;
  2. de bouwhoogte is maximaal eerste bouwlaag van het aangrenzende hoofdgebouw plus 0,3 m;
  3. de diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
  4. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de privacy en bezonning van belendende percelen;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld.
 
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, waarbij per bouwvlak maximaal één woning is toegestaan;
  2. aan huis verbonden beroep in de woning, c.q. aan- of uitbouw, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen;
  3. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. groenvoorzieningen;
  5. straatmeubilair;
  6. nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, tuinen en erven, wegen en paden.
 
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte respectievelijk bouwhoogte toegestaan.
 
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. meer dan 50% van de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden voor zover gelegen buiten het bouwvlak blijft onbebouwd;
  2. de hoogte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3 m;
  3. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3 m en niet meer dan 3 m.
 
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal  m;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 m; 
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat overige bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde enkel binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
 
5.3 Specifieke gebruiksregels
 
5.3.1 Kamerverhuur
In afwijking van het toegestane gebruik van woningen als bedoeld in artikel 5 lid 1, is kamerverhuur toegestaan met dien verstande dat: 
  1. de woningeigenaar hoofdverblijf houdt in dezelfde woning;
  2. per woning niet meer dan twee onzelfstandige woonruimten verhuurd worden;
  3. een onzelfstandige woonruimte bewoond wordt door ten hoogste 2 bewoners;
  4. een onzelfstandige woonruimte een gebruiksoppervlakte heeft van minimaal 10 m².
 
5.3.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: 
  1. het gebruik van bedrijfswoningen, dienstwoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden of voor kamerbewoning, met uitzondering van het bepaalde in artikel 3.1.1;
  2. het realiseren van een zelfstandige woonruimte in een bestaande woning (woningsplitsing);
  3. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen als woning met uitzondering van het gebruik als mantelzorg als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, Bijlage II, art. 2.22.
 
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.4.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf waarbij geldt dat:
  1. bedrijven maximaal in de categorie 1 van de bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. de activiteit alleen in de woning of aan- en uitbouw mag worden uitgeoefend;
  3. buitenopslag niet is toegestaan;
  4. geen detailhandel of horeca is toegestaan met uitzondering van een Bed & Breakfast van maximaal 10 bedden;
  5. er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving mag optreden;
  6. er geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;
  7. de vloeroppervlakte van de gebouwen voor maximaal 30% gebruikt mag worden voor het aan huis verbonden bedrijf.
  
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
6.2.1 Algemeen
  1. bouwen ten behoeve van de in artikel 6 lid 1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
  2. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met ontheffing ingevolge artikel 20 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan, behoudens de op het moment van ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande gebouwen, die mogen worden gehandhaafd.
6.2.2 Uitzonderingsregel
In afwijking van artikel 6 lid 2.1 sub b mag worden gebouwd ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mits:
  1. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
  2. het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
  3. bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 30 cm beneden het maaiveld;
  4. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 30 m² bedraagt.
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 met inachtneming van de volgende regels:
 
  1. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. afwijking zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. de aanvrager van de bouwvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. de aanvrager van de bouwvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
      1. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
      2. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      3. het doen van opgravingen;
      4. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
  3. Alvorens omtrent het verlenen van ontheffing te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
  2. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  3. het verlagen van het waterpeil.
 
6.4.2 Uitzondering
Het verbod in artikel 6 lid 4.1 geldt niet voor:
  1. het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 0,30 m onder het huidige maaiveld en tot een oppervlakte van 30 m²;
  3. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
  4. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
  5. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in dit artikel bouwvergunning is verleend.
6.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
 
6.4.4 Advies
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
 
Artikel 7 Waarde - Landschap
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de openheid, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten.
 
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in artikel 7 lid 1 genoemde gronden is, in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde niet toegestaan.
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7 lid 2  en worden toegestaan gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde mogen worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gaafheid van het gebied met de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten zoals die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap';
  2. advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige.
 
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of –partijen.
 
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Omgevingsvergunningverplichte werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeer­voorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
 
7.5.2 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien:
  1. door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, met dien verstande dat hieromtrent advies wordt ingewonnen bij een landschapsdeskundige.
 
7.5.3 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aan­gevraagde dan wel verleende vergunning.
 
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' ter plaatse wordt verwijderd, mits vanwege maatschappelijk dringende redenen sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven waarbij de waarde van de verkavelingsstructuur niet langer aanwezig is.
 
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.
 
8.2 Bouwregels
 
8.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
 
8.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
 
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
 
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
 
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
 
8.4.2 Advies beheerder waterkering
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
 
8.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
 
10.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
  1. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
    1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1m bedraagt;
  2. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
 
10.2 Bestaande maten
  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als bedoeld onder lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
 
10.3 Ondergronds bouwen en aanleggen
 
10.3.1 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen bepalingen, geen beperkingen.
  
10.3.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de ondergrondse bouwhoogte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m beneden maaiveld;
  3. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
10.3.3 Afwijken voor ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwhoogte van maximaal 10 m onder maaiveld onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet ontoelaatbaar wordt verstoord. 
  
10.4 Vrijwaringszone - Waterkering beschermingszone
Binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - Waterkering beschermingszone' is het vanwege het belang van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering van belang, dat voor afgifte van een bouw- en/of aanlegvergunning het Hoogheemraadschap in de gelegenheid wordt gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
 
Het is verboden in de beschermingszone:
  1. werken of opgaande (hout)beplanting aan te brengen of te hebben, dan wel aanwezige (hout)beplanting te verwijderen zonder keurvergunning van de waterbeheerder;
  2. vaste stoffen, voorwerpen te brengen, te hebben of te houden op andere dan daarvoor kennelijk bestemde plaatsen.
10.5 Vrijwaringszone - Waterkering buitenbeschermingszone
Binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - Waterkering buitenbeschermingszone' is het vanwege het belang van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering van belang, dat voor afgifte van een bouw- en/of aanlegvergunning het Hoogheemraadschap in de gelegenheid wordt gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
 
Het is verboden in de buitenbeschermingszone:
  1. afgravingen voor het winnen van delfstoffen of specie en seismische onderzoeken te verrichten;
  2. werken met een overdruk van 10 bar of meer te brengen en te hebben;
  3. explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben.
10.6 Mechanisch ventilatiesysteem
Er wordt uitgegaan van een mechanisch ventilatiesysteem. Een mechanisch ventilatiesysteem heeft een voorziening waarmee het systeem handmatig kan worden uitgeschakeld bij een externe calamiteit die kan leiden tot een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht.
 
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen: 
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
 
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
12.1 Algemene afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:
  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen, zijnde, wordt vergroot tot maximaal 6 m.
 
12.2 Voorwaarden afwijking
Afwijking als bedoeld in artikel 12 lid 1 is slechts toegestaan, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad
  3. het bouwwerk nodig is voor een doelmatig gebruik van de gronden.
 
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
 
Artikel 14 Overige regels
 
14.1 Parkeren
  1. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan bestaand gebruik, zonder dat op het desbetreffende bouwperceel voldoende parkeerplaatsen ten dienste van de zich daar bevindende functies zijn aangelegd en in stand worden gehouden;
  2. een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen op een bouwperceel wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat voldoende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd en in stand gehouden;
  3. of sprake is van voldoende parkeerplaatsen wordt bepaald overeenkomstig het gemeentelijk parkeerbeleid met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen naar boven wordt afgerond naar het eerstvolgende hele getal;
  4. bij functiewijziging dient opnieuw getoetst te worden aan het gemeentelijk parkeerbeleid;
  5. parkeerplaatsen ten dienste van de zich op een bouwperceel bevindende functie worden aangelegd op het bouwperceel waarop die functie zich bevindt of in de directe omgeving;
  6. de afmetingen van een parkeerplaats dienen te voldoen aan het gemeentelijk parkeerbeleid.
 
14.2 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 15 Overgangsrecht
 
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
15.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Zijldijk 37 en 38b, Leiderdorp