direct naar inhoud van Regels
Plan: Pesthuiscomplex Leiden
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00193-0201

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Pesthuiscomplex Leiden met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00193-0201 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:

een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca (met uitzondering van bed and breakfast) zijn hiervan uitgesloten;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.8 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanweizge archeologische resten;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.13 begane grondvloer:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.14 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 dakvoet:

het laagste punt van een schuin dak;

1.28 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.29 eerste bouwlaag:

de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;

1.30 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.31 foodhal

een gebouw met een overdekte verzameling van hoofdzakelijk verschillende eetkramen en/of keukenunits van horecacategorie 1, 2 en 3, ondergeschikt een versmarkt en gezamenlijke zitruimten.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidluwe gevel

gevel die geheel of gedeeltelijk voldoet aan de voorkeurswaarde van < 48 dB (voor wegverkeergeluid) of < 55 dB (voor spoorweggeluid);

1.34 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt;

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 hostel

Horeca inrichting waar:

  • hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Hotel categorie 1 ster, zoals opgenomen in CROW publicatie 381.

1.37 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

Horeca categorie 1:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: thee- en koffieconcepten, brood- en lunchconcepten, ijs- en yoghurtconcepten.

Horeca categorie 1*:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk, ten behoeve van een brood- of lunchconcept, kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waar
  • ondergeschikt daaraan eventueel wijn en/of zwak alcoholhoudende dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: brood- en lunchconcepten.

Horeca categorie 2:

Horeca inrichting waar:

  • al dan niet voor gebruik ter plaatse snacks worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee, uitsluitend alcoholvrije, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken.

Horeca categorie 3:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

Horeca categorie 3*:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • maaltijden en dranken worden verstrekt eventueel in combinatie met kleine etenswaren.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, eetcafés, grand-cafés, brasseries, bistro's, pizzeria's.

Horeca categorie 3** :

Horeca inrichting, die indien geopend altijd uiterlijk vanaf 12:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt, eventueel in combinatie met kleine etenswaren en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

Horeca categorie 4:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt, en/of
  • eventueel in combinatie daarmee tot een maximum van 12 keer per jaar entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen.

Voorbeelden: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

Horeca categorie 5:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

Horeca categorie 5*:

Horeca inrichting als bedoeld in categoprie 5, met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 250 m2.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

Horeca categorie 6

Horeca inrichting waar:

  • hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: hotels, motels en pensions

Horeca categorie 7

Horeca inrichting die uitsluitend toegankelijk is voor een besloten groep mensen, zoals leden van een vereniging.

Voorbeelden: studentensociëteiten.

1.38 huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen;

1.39 inrit:

een weg die van de straat naar een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke voert;

1.40 kantoor:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie alsmede coworking;

1.41 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden;

1.42 kleine etenswaren:

bittergarnituur, gebak, ijs, broodjes, salades, soepen en kleine warme gerechten, of vergelijkbare etenswaren;

1.43 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

1.44 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.45 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeoligie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.46 langzaam verkeer:

niet-motorvoertuigen (bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier en motorvoertuigen met een snelheidsbeperking zoals landbouwvoertuigen;

1.47 Life, Science & Health

Life Science & Health is een innovatieve en technologie intensieve sector gericht op de gezondheid van mens en dier. De sector bestaat uit bedrijven en kennisinstellingen in onder meer medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde;

1.48 Life, Science & Health bedrijf en kantoor

Bedrijven of kantoren behorend tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie.

1.49 Life, Science & Health kenniscluster

Life Science & Health kenniscluster:

  • hoogwaardige ondersteunende bedrijven: contract research, adviesdiensten op het gebied van Intellectual property (IP) en rekencentra;
  • marketing en coördinatie: hoofdkantoren, Representatieve Offices en Shared Services Centres;
  • toelatingsorganisaties voor medicijnen, tariefbepalende instanties in de Life Science & Health-sector, subsidie verstrekkende organisaties in de Life Science & Health en/ of wetenschappelijke sector;
  • overige ondersteunende diensten: kapitaalverstrekking, venture Capital, financieel advies, Enigineering, Seed Money, Business Services, juridisch- en notarieel advies, printings services, secretariële ondersteuning, conferentie-faciliteiten, catering, wasserij, parkmanager, security, ziektekostenverzekeraars.
1.50 maaltijd:

een warme driecomponentenmaaltijd (bestaande uit vlees, vis of vegetarische component en groente en aardappelen, granen of graanproductien) of een vergelijkbaar geheel aan gerechten uit een regionale, nationale of etnische keuken, waaronder kunnen worden begrepen pizza, tapas en pannenkoek;

1.51 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen zoals gezondheidszorg, (para)medische en verpleegvoorzieningen, bejaardenvoorzieningen, verzorgingshuizen, welzijnsvoorzieningen, voorzieningen voor kinderopvang, cultuurvoorzieningen, sociale voorzieningen, religieuze voorzieningen, musea, bibliotheken, onderwijsvoorzieningen, wetenschappelijk onderzoek, openbare dienstverlening en verenigingsleven met de bijbehorende ondersteunende detailhandel, horeca en kantoorrruimte ten behoeve van de ter plekke aanwezige maatschappelijke bestemming;

1.52 motorvoertuig:

alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

Voorbeelden van motorvoertuigen zijn auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen zonder snelheidsbeperking en veegauto's;

1.53 multifunctionele zaal:

zaal gereserveerd voor dienstverlenende, maatschappelijke en culturele doeleinden, zoals zaalhuur, congresfunctie, het tentoonstellen van amateurkunst en -cultuur en activiteiten naar gelijke aard en omvang;

1.54 ondersteunende horeca

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.55 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.56 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.57 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.58 pand:

de kleinste bij de totstandkoning functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.59 parkeergelegenheid

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.60 Programma van Eisen:

een Programma van Eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag;

1.61 short stay

het structureel aanbieden van een kamer dan wel zelfstandige woning voor tijdelijk verblijf niet per se zijnde een huishouden voor een aaneensluitende periode van van minimaal 14 nachten en maximaal 6 maanden;

1.62 straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken en verkeersborden;

1.63 uitrit:

een weg die van een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke naar de straat voert;

1.64 voldoende ruimte voor parkeergelegenheid:

parkeergelegenheid voor auto's, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoen aan de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging;

1.65 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.66 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.67 WKO:

Warmte Koude Opslag (WKO), een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen;

1.68 woning:

een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder of souterrainvloet, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het peil:
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel;
  • d. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm;
2.9 de vloeroppervlakte van een gebouw (binnenwerks):

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend;

2.10 de bedrijfsvloeroppervlakte:

het binnenwerks vloeroppervlak van de ruimtes die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, plantenbakken, ventilatiekanalen, schoorstenen, antenne-installaties, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten op het dak, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1 m en met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen (met uitzondering van zonnepanelen: deze mogen het dakvlak voor 100% beslaan);
  • b. dakkapellen met betrekking tot de goothoogte buiten beschouwing gelaten mits de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het dakvlak en de onderzijde van de dakkapel op minimaal 0,50 m van de dakvoet word gebouwd;
  • c. reclame- en uithangborden, mits de breedte van het reclame- en/of uithangbord niet meer bedraagt dan 1 m, de hoogte niet meer bedraagt dan 0,2 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 m2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd-1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. multifunctionele zaal, tot een maximum van 350 m2 bvo;
  • b. bedrijven of kantoren behorend tot de sector Life, Science & Health of gerelateerd aan het Life, Science & Health kenniscluster, tot een maximum van 1.500 m2 bvo;
  • c. foodhal, tot een maximum van 750 m2 b.v.o.
  • d. horeca categorie 6, met een maximum tot 170 kamers:
    • 1. waarvan maximaal 50 short stay appartementen. Deze kamers mogen tevens als reguliere hotelkamers worden gebruikt.
    • 2. waarvan maximaal 60 hostel kamers;
    • 3. waarvan maximaal 60 hotel kamers.

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. voorzieningen voor laden en lossen;
  • h. binnenterreinen;
  • i. paden;
  • j. tuinen;
  • k. verhardingen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen.

alsmede voor:

  • o. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. Daar waar een bebouwingspercentage is opgenomen mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder c gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • h. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met f, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.

3.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Karakteristieke panden

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke waarden van bouwwerken te beschermen.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting LPG-tankstation

De functies als bedoeld in artikel 3.1 mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan dat de bestaande bedrijfsactiviteiten van de Bevi-inrichting, het LPG-tankstation, ter plaatse van de Plesmanlaan 6 te Leiden zijn beëindigd en beïndigd blijven. Dit betreft het fysiek beëindigen van de opslag en verkoop van LPG (inclusief onklaar maken en verwijderen van de ondergrondse LPG-tank).

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting mechanisch ventilatiesysteem

De functies als bedoeld in artikel 3.1 mogen niet in eerder gebruik worden genomen dan dat zij zijn voorzien van een mechanisch ventilatiesysteem dat een voorziening heeft waarmee het systeem handmatig kan worden uitgeschakeld bij een externe calamiteit die kan leiden tot een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht.

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting short-stay woningen
  • 1. er worden zodanige bouwkundige maatregelen getroffen dat binnen de short-stay woningen een maximaal (cumulatief) geluidniveau vanwege verkeerslawaai van maximaal 33 dB wordt bereikt.
  • 2. om een goed woon- en leefklimaat in akoestische zin te realiseren worden verder nog de volgende aanvullende maatregelen toegepast:
    • a. de short-stay woningen krijgen een geluidluwe gevel
    • b. short-stay woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB vanwege de Plesmanlaan krijgen akoestische compensatie t.o.v. de eisen uit het Bouwbesluit 2012 van:
      • +3 dB extra gevelwering en
      • ten minste +5 dB extra isolatie voor contactgeluid.
3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.5.1 Slopen

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden gelegen bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen.

3.5.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in sub 3.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beeldbepalende of monumentale karakter van de aanwezige bebouwing en/of de karakteristieke of monumentale inrichting van het aangewezen gebied.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van het beeldbepalende karakter van de bebouwing.

3.5.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in sub 3.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wonen;
  • c. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. tuinen;
  • g. verhardingen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen;

alsmede voor:

  • j. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen binnen bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • d. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • e. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • f. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met e, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.

4.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de beeldbepalende bebouwing.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemene bepalingen
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak voor bewoning.
  • b. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
    • 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend.
    • 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    • 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten.
  • c. Voorzieningen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting LPG-tankstation

De functies als bedoeld in artikel 4.1 mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan dat de bestaande bedrijfsactiviteiten van de Bevi-inrichting, het LPG-tankstation, ter plaatse van de Plesmanlaan 6 te Leiden zijn beëindigd en beïndigd blijven. Dit betreft het fysiek beëindigen van de opslag en verkoop van LPG (inclusief onklaar maken en verwijderen van de ondergrondse LPG-tank).

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4 sub c onder 4 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.6.1 Slopen

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden gelegen bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen.

4.6.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in sub 4.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing en/of de karakteristieke inrichting van het aangewezen gebied.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.6.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van het beeldbepalende karakter van de bebouwing.

4.6.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in sub 4.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • c. voorzieningen voor laden en lossen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. in- en uitritten;
  • i. kunstobjecten;
  • j. oeververbindingen in de vorm van bruggen en vlonders.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemotoriseerd verkeer;
  • b. langzaam verkeer;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. openbaar vervoer;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. voorzieningen voor laden en lossen;
  • i. in- en uitritten;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. fietsenstallingen;
  • l. taxistandplaatsen;
  • m. hondenuitlaatplaatsen;
  • n. kunstwerken;
  • o. kunstobjecten;
  • p. straatmeubilair;
  • q. geluidswerende voorzieningen;
  • r. luchtschermen;
  • s. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming;
  • t. (bovengrondse en ondergrondse) inzamelpunten voor afvalstoffen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. bruggen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. bruggen zijn toegestaan.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: het (gedeeltelijk) vergraven dempen, ondertunnelen of overkluizen van watergangen en waterpartijen.

7.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover de belangen van waterhuishoudkundige aard of de beroeps- of recreatievaart hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

7.3.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en normaal beheer vergen;
  • b. reeds in uitvoering zijn krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 8.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 8.3 vooraf in acht zijn genomen.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 30 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden;

8.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 8.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.

8.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

8.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

8.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 8.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 9.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 9.3 vooraf in acht zijn genomen.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien en/of schroeven van palen en slaan van damwanden.

9.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 9.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.

9.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

9.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

9.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 9.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Bestaande maten
  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
11.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd;
  • b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijking maten, afmetingen en percentages

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover deze noodzakelijk zijn voor een doelmatige inrichting van de bestemming en deze stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn.

Artikel 13 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1, lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan' (art. 2.1, lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of het bijbehorende perceel, dan wel op of onder het betreffende terrein.
  • b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan en - indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd - aan die wijziging.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Pesthuiscomplex Leiden.