direct naar inhoud van Regels
Plan: Lammenschansweg - Zirro en Schouls
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00187-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Lammenschansweg - Zirro en Schouls met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00187-0301 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:

een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca (met uitzondering van bed and breakfast) zijn hiervan uitgesloten;

1.6 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.7 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.11 begane grondvloer:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.12 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bevi-inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 culturele voorzieningen:

ateliers, expositieruimten, filmhuizen, theaters, dans- en muziekscholen en naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 dakkapel:

een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden;

1.27 dakvoet:

het laagste punt van een schuin dak;

1.28 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.30 eerste bouwlaag:

de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;

1.31 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • I. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van kleine eetwaren al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank (thee- en koffiehuizen, broodjeszaken en ijssalons).
  • II. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend snacks en/of ter plaatse opgewarmde eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank om aldaar te nuttigen (cafetaria's, snackbars, shoarmazaken).
  • III. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van zowel ter plaatse bereidde maaltijden als alcoholhoudende of -vrije drank overwegend in combinatie met etenswaren (restaurants, eetcafés, café-restaurants, grand cafés en lunchrooms).
  • IV. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse (cafés, bars, pubs).
  • V. horeca-inrichtingen voor het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende of -vrije dranken en kleine etenswaren (dancings).
  • VI. horeca-inrichtingen als genoemd in categorie II, waarbij tevens gelegenheid wordt gegeven tot overnachting (hotels).
  • VII. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig aanbieden van logies aan studenten en andere aan onderwijsinstellingen verbonden personen, waarbij de woonduur op basis van een overeenkomst is verbonden aan een inschrijving of aanstelling bij een onderwijsinstelling, en daarnaast uitsluitend in de maanden juli en augustus tevens aan overige personen (studentenhotels).
  • VIII. horeca-inrichtingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging (sociëteiten).

1.36 huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen;

1.37 inrit:

een weg die van de straat naar een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke voert;

1.38 kantoor:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.39 kleine etenswaren:

bittergarnituur, gebak, ijs, broodjes, salades, soepen en kleine warme gerechten, of vergelijkbare etenswaren;

1.40 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

1.41 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.42 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.43 langzaam verkeer:

niet-motorvoertuigen (bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier en motorvoertuigen met een snelheidsbeperking zoals landbouwvoertuigen;

1.44 maaltijd:

een warme driecomponentenmaaltijd (bestaande uit vlees, vis of vegetarische component en groente en aardappelen, granen of graanproducten) of een vergelijkbaar geheel aan gerechten uit een regionale, nationale of etnische keuken, waaronder kunnen worden begrepen pizza, tapas en pannenkoek;

1.45 motorvoertuig:

alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

Voorbeelden van motorvoertuigen zijn auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen zonder snelheidsbeperking en veegauto's;

1.46 ondersteunende detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.47 ondersteunende horeca:

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca die niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.48 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.49 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.50 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.51 (para)medische- en zorgvoorzieningen:

voorzieningen in de reguliere of paramedische gezondheidszorg, zoals een huisartspraktijk, tandartspraktijk en een praktijk voor fysiotherapie, logopedie, ergotherapie, diëtetiek en daarmee gelijk te stellen vakdisciplines.

1.52 parkeergelegenheid:

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.53 Programma van Eisen:

een Programma van Eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag;

1.54 snacks:

gefrituurde of gegrilde etenswaren, of vergelijkbare etenswaren;

1.55 sport- en wellnessvoorzieningen:

voorzieningen gericht op sport en lichamelijke ontspanning, zoals een sportschool, fitnesscentrum, dojo, sauna, zonnebankstudio en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.56 uitrit:

een weg die van een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke naar de straat voert;

1.57 verkoopvloeroppervlakte:

het oppervlak dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, berekend conform NEN 2580, zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.58 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.59 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.60 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.61 WKO:

Warmte Koude Opslag (WKO), een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen;

1.62 woning:

een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.63 zorgwoning:

een woning bestemd voor zelfstandig wonen voor mensen die in lichte dan wel overwegende mate hulpbehoevend zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals liftschachten, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen zoals in artikel 2.9 opgenomen;

2.2 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;

2.3 de diepte van een erker:

tussen de buitenwerkse voorgevel van de erker en de buitenwerkse gevel van het gebouw waaraan het wordt gebouwd;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het peil:
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm;

2.8 de vloeroppervlakte van een gebouw (binnenwerks):

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend;

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten, zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen op het dak met de betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een liftschacht en/of technische ruimte niet meer mag bedragen dan 2 m en een minimale afstand van 3 m tot het dichtstbijzijnde gevelvlak moet hebben en met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen (met uitzondering van zonnepanelen: deze mogen het dakvlak voor 100% beslaan);
  • b. dakkapellen met betrekking tot de goothoogte buiten beschouwing gelaten mits de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het dakvlak en de onderzijde van de dakkapel op minimaal 0,50 m van de dakvoet word gebouwd;
  • c. reclame- en uithangborden, mits de breedte van het reclame- en/of uithangbord niet meer bedraagt dan 1 m, de hoogte niet meer bedraagt dan 0,2 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 m2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, inclusief bruggen en kades;
  • c. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • d. alarmverkeer en vuilnisophaaldiensten;
  • e. ondergrondse inzamelpunten voor huishoudelijk afval;
  • f. terrassen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen en WKO's;
  • i. hondenuitlaatplaatsen;
  • j. kunstobjecten;
  • k. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming.
3.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

3.3 Voorwaardelijke verplichting
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie
  • a. Binnen de bestemming "Groen" dient minimaal 475 m2 oppervlaktewater te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen;
  • b. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, inclusief fietsenstallingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, inclusief bruggen en kades;
  • e. (ondergrondse) inzamelpunten voor huishoudelijk afval;
  • f. speel- en sportvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen en WKO's;
  • h. in- en uitritten;
  • i. hondenuitlaatplaatsen;
  • j. straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen;
  • k. kunstobjecten;
  • l. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. Voor het bouwen van balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming gelden in afwijking van het bepaalde onder a de volgende bepalingen:
    • 1. de diepte van een balkon, luifel of overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 2,5 m vanaf de aangrenzende buitengevel.
    • 2. de bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,60 m vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon.

 

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verhardingen en voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, inclusief bruggen, kades en decoratieve waterelementen, zoals fonteinen;
  • d. alarmverkeer en vuilnisophaaldiensten;
  • e. (ondergrondse) inzamelpunten voor huishoudelijk afval;
  • f. terrassen;
  • g. speel- en sportvoorzieningen;
  • h. fietsen- en brommerstallingen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. in- en uitritten;
  • k. hondenuitlaatplaatsen;
  • l. straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen;
  • m. kunstobjecten;
  • n. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. voor het bouwen van balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming gelden in afwijking van het bepaalde onder b de volgende bepalingen:
    • 1. de diepte van een balkon, luifel of overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 2,5 m vanaf de feitelijke aangrenzende buitengevel.
    • 2. de bouwhoogte van een balustrade/geluidwerende voorziening op een balkon of in de buitenruimte op de begane grond mag niet meer bedragen dan 1,60 m vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon of vanaf maaiveld.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de positionering van horecaterrassen, wanneer dat voor het borgen van voldoende ruimte voor langzaam verkeer of vanuit de verkeersveiligheid is gewenst, waarbij in ieder geval een vrije doorloopruimte met een breedte van minimaal 4 meter per wandel- en fietsroute wordt aangehouden.

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen, exclusief studentenhuisvesting, maar inclusief zorgwoningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
  • c. culturele voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • d. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • e. horeca in categorieën I en II en III, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • g. (para)medische voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • h. sport- en wellnessvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • i. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan, en met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
  • j. zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • k. gezamenlijke entrees, lobbies, trappenhuizen, ruimtes en voorzieningen, zoals een wasserette en sportruimte;
  • l. ondergrondse en gebouwde parkeervoorzieningen, inclusief fietsenstallingen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • m. in- en uitritten;
  • n. (dak)tuinen en verhardingen;
  • o. nutsvoorzieningen en WKO's;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. Het aantal woningen binnen de bestemming mag niet meer dan 367 bedragen;
  • c. Gebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de voorkeursgrenswaarde of aan een vastgestelde hogere maximum geluidwaarde in de zin van de Wet geluidhinder;
  • d. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.

6.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Buiten het bouwvlak zijn geen bouwwerken en overkappingen toegestaan.
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • c. Voor het bouwen van balkons, luifels en overstekende bouwdelen bij hoofdgebouwen binnen het bouwvlak gelden in afwijking van het bepaalde onder a en b de volgende bepalingen:
    • 1. De diepte van een balkon, luifel of overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 2,5 m vanaf de aangrenzende buitengevel.
    • 2. De bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,60 m vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a. en b., zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' geen bouwwerken op maaiveld toegestaan met dien verstande dat aan de zuidwest- en zuidgevel (aan de Artemisstraat tegenover bouwplan HOF36) over de gehele lengte op een strook van 40 cm aansluitend aan het bouwvlak, bebouwing is toegestaan tot ten hoogste de aangrenzende bebouwing binnen het bouwvlak. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' betreffen geen erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Woningen
  • a. Voor het totale aantal woningen in het plangebied geldt het bepaalde in artikel 12.2;
  • b. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
    • 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen worden uitgeoefend.
    • 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    • 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten'.
    • 5. Voor woningen met een bouwlaag op de begane grond geldt in afwijking van het bepaalde onder 1 dat de omvang van de activiteiten in totaal niet meer mag bedragen dan 45% van de totale vloeroppervlakte van de woning.
    • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.5 geldt voor woningen met een bouwlaag op de begane grond dat naast bewoners van de woning ook aanvullend personeel bij het aan-huis-verbonden bedrijf werkzaam mag zijn.

6.3.2 Gemengde functies
  • a. Voor de functies genoemd in artikel 6.1 lid d en j geldt per vestiging een maximum bruto vloeroppervlakte van 300 m2;
  • b. Voor de functie genoemd in artikel 6.1 lid e geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlakte van 300 m².

6.3.3 Daktuin

De daktuin - een buitenruimte, gelegen op het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' waarvoor op de verbeelding 8 meter is aangegeven - dient voor minimaal 60% van deze buitenruimte groen (vegetatie) ingericht te zijn.

6.3.4 Dakterras

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' waarvoor op de verbeelding 22,5 meter is aangegeven geldt dat buitenruimtes zijn toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. Uitsluitend bouwwerken in de vorm van erf- en terreinafscheidingen behorende bij de buitenruimtes zijn toegestaan;
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen dakterrassen maximaal 1,8 m mag bedragen;
  • c. De afstand tussen erf- en terreinafscheidingen en de dakrand bedraagt minimaal 2 m.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.1 onder j voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten', mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten (milieu)categorie(ën);
  • b. lid 6.3.1 onder b voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit die niet voorkomt in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten', mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen, exclusief studentenhuisvesting, maar inclusief zorgwoningen, met dien verstande dat wonen op de begane grond niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - 1' en dat wonen op de 1e verdieping niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - 2';
  • b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
  • c. culturele voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • d. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • e. horeca in categorieën I en II en III, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • g. (para)medische voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • h. sport- en wellnessvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;
  • i. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan, en met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
  • j. zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat dit uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping is toegestaan;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • k. gezamenlijke entrees, lobbies, trappenhuizen, ruimtes en voorzieningen, zoals een wasserette en sportruimte;
  • l. ondergrondse en gebouwde parkeervoorzieningen, inclusief fietsenstallingen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • m. in- en uitritten;
  • n. (dak)tuinen en verhardingen;
  • o. nutsvoorzieningen en WKO's;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. Het aantal woningen binnen de bestemming mag niet meer dan 428 bedragen;
  • c. Gebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de voorkeursgrenswaarde of aan een vastgestelde hogere maximum geluidwaarde in de zin van de Wet geluidhinder;
  • d. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.

7.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Buiten het bouwvlak zijn geen bouwwerken en overkappingen toegestaan.
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • c. Voor het bouwen van balkons, luifels en overstekende bouwdelen bij hoofdgebouwen binnen het bouwvlak gelden in afwijking van het bepaalde onder a en b de volgende bepalingen:
    • 1. De diepte van een balkon, luifel of overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 2,5 m vanaf de aangrenzende buitengevel.
    • 2. De bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,60 m vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a. en b., zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' geen bouwwerken op maaiveld toegestaan. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' betreffen geen erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Woningen
  • a. Voor het totale aantal woningen in het plangebied geldt het bepaalde in artikel 12.2;
  • b. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
    • 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen worden uitgeoefend.
    • 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    • 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten'.

7.3.2 Gemengde functies
  • a. Voor de functies genoemd in artikel 7.1 lid d en j per vestiging een maximum bruto vloeroppervlakte van 300 m2.;
  • b. Voor de functie genoemd in artikel 7.1 lid e geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlakte van 300 m².

7.3.3 Daktuin

De daktuin - een buitenruimte, gelegen op het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' waarvoor op de verbeelding 8 meter is aangegeven - dient voor minimaal 60% van deze buitenruimte groen (vegetatie) ingericht te zijn. Het percentage is gebaseerd op het totaal oppervlak van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' waarvoor op de verbeelding 8 meter is aangegeven.

7.3.4 Dakterras

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' waarvoor op de verbeelding 21,5; 30,5 en 37 meter is aangegeven geldt dat buitenruimtes zijn toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. Uitsluitend bouwwerken in de vorm van erf- en terreinafscheidingen behorende bij de buitenruimtes zijn toegestaan;
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen dakterrassen maximaal 1,8 m mag bedragen;
  • c. De afstand tussen erf- en terreinafscheidingen en de dakrand bedraagt minimaal 2 m.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.1 onder j voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten', mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten (milieu)categorie(ën);
  • b. lid 7.3.1 onder b voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit die niet voorkomt in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten ', mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 8.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 8.3 vooraf in acht zijn genomen.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 100 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m2:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien en/of schroeven van palen en slaan van damwanden.

8.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 8.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.

8.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

8.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

8.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 8.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 8

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 9.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 9.3 vooraf in acht zijn genomen.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m2:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien en/of schroeven van palen en slaan van damwanden.

9.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 9.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.

9.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

9.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

9.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 9.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren en laden/lossen
  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1, lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan' (art. 2.1, lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, het bijbehorende perceel, het plangebied, dan wel op of onder het betreffende terrein.
  • b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en - indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd - aan die wijziging.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Het is in ieder geval verboden bouwwerken en gronden te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor:

  • a. het uitoefenen van prostitutie;
  • b. het opslaan van meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk.

12.2 Aantal woningen

Het totale aantal woningen in het hele plangebied mag niet meer bedragen dan 780.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingen maten, afmetingen en percentages

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 5% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. van deze regels en toestaan dat kleine gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer, de bediening van kunstwerken, toiletvoorzieningen en naar aard gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ mag bedragen en dat de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  • c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

14.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Binnen het plangebied dient een minimale waterbergingscapaciteit van 60 liter per m2 verhard oppervlak te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden. De voorziening wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze het opgevangen hemelwater hergebruikt of vertraagd afvoert en binnen 5 dagen weer volledig beschikbaar is voor het verwerken van een volgende regenbui. Dit mag langer zijn indien het systeem is aangesloten op regenradar waarbij 24 uur vooraf aan een regenbui het systeem automatisch loost op het (gemengde) riool.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Lammenschansweg - Zirro en Schouls.