direct naar inhoud van Regels
Plan: Lammenschansweg - Omega-locatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00180-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Lammenschansweg - Omega-locatie met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00180-0301 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:

een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca (met uitzondering van bed and breakfast) zijn hiervan uitgesloten;

1.6 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.7 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.11 begane grondvloer:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.12 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bevi-inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 culturele voorzieningen:

ateliers, expositieruimten, filmhuizen, theaters, dans- en muziekscholen en naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 dakkapel:

een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden;

1.27 dakvoet:

het laagste punt van een schuin dak;

1.28 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- /bedrijfsactiviteiten;

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.31 eerste bouwlaag:

de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

I:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: thee- en koffieconcepten, brood- en lunchconcepten, ijs- en yoghurtconcepten.

I*:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk, ten behoeve van een brood- of lunchconcept, kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waar ondergeschikt daaraan
  • eventueel wijn en/of zwak alcoholhoudende dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: brood- en lunchconcepten.

II:

Horeca inrichting waar:

  • al dan niet voor gebruik ter plaatse snacks worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee, uitsluitend alcoholvrije, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken.

III:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

III*:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • maaltijden en dranken worden verstrekt eventueel in combinatie met kleine etenswaren.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, eetcafés, grand-cafés, brasseries, bistro's, pizzeria's.

III**:

Horeca inrichting, die indien geopend altijd uiterlijk vanaf 12:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt, eventueel in combinatie met kleine etenswaren en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

IV:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt, en/of
  • eventueel in combinatie daarmee tot een maximum van 12 keer per jaar entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen.

Voorbeelden: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

V:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

V*:

Horeca inrichting als bedoeld in categorie V, met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 250 m2.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

VI:

Horeca inrichting waar:

  • hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: hotels, motels en pensions

VII:

Horeca inrichting die uitsluitend toegankelijk is voor een besloten groep mensen, zoals leden van een vereniging.

Voorbeelden: studentensociëteiten.

1.37 huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen;

1.38 inrit:

een weg die van de straat naar een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke voert;

1.39 kantoor:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.40 kleine etenswaren:

bittergarnituur, gebak, ijs, broodjes, salades, soepen en kleine warme gerechten, of vergelijkbare etenswaren;

1.41 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

1.42 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.43 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.44 langzaam verkeer:

niet-motorvoertuigen (bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier en motorvoertuigen met een snelheidsbeperking zoals landbouwvoertuigen;

1.45 maaltijd:

een warme driecomponentenmaaltijd (bestaande uit vlees, vis of vegetarische component en groente en aardappelen, granen of graanproducten) of een vergelijkbaar geheel aan gerechten uit een regionale, nationale of etnische keuken, waaronder kunnen worden begrepen pizza, tapas en pannenkoek;

1.46 maatschappelijke voorzieningen:

(para)medische en zorgvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen, voorzieningen voor kinderopvang, sociale voorzieningen, culturele voorzieningen, openbare dienstverlening en verenigingsleven met de bijbehorende ondersteunende detailhandel, horeca en kantoorruimte ten behoeve van de ter plekke aanwezige maatschappelijke voorziening;

1.47 motorvoertuig:

alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

Voorbeelden van motorvoertuigen zijn auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen zonder snelheidsbeperking en veegauto's;

1.48 ondersteunende detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.49 ondersteunende horeca:

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.50 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.51 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.52 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.53 (para)medische- en zorgvoorzieningen:

voorzieningen in de reguliere of paramedische gezondheidszorg, zoals een huisartspraktijk, tandartspraktijk en een praktijk voor fysiotherapie, logopedie, ergotherapie, diëtetiek en daarmee gelijk te stellen vakdisciplines.

1.54 parkeergelegenheid:

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.55 Programma van Eisen:

een Programma van Eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag;

1.56 snacks:

gefrituurde of gegrilde etenswaren, of vergelijkbare etenswaren;

1.57 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste twintig jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.58 sport- en wellnessvoorzieningen:

voorzieningen gericht op sport en lichamelijke ontspanning, zoals een sportschool, fitnesscentrum, dojo, sauna, zonnebankstudio en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.59 uitrit:

een weg die van een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke naar de straat voert;

1.60 verkoopvloeroppervlakte:

het oppervlak dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, berekend conform NEN 2580, zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.61 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.62 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.64 WKO:

Warmte Koude Opslag (WKO), een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen;

1.65 woning:

een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;

2.3 de diepte van een erker:

tussen de buitenwerkse voorgevel van de erker en de buitenwerkse gevel van het gebouw waaraan het wordt gebouwd;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het peil:
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm;

2.8 de vloeroppervlakte van een gebouw (binnenwerks):

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend;

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen op het dak met de betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een liftschacht en/of technische ruimte niet meer mag bedragen dan 2 m en een minimale afstand van 3 m tot het dichtstbijzijnde gevelvlak moet hebben en met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen (met uitzondering van zonnepanelen: deze mogen het dakvlak voor 100% beslaan);
  • b. dakkapellen met betrekking tot de goothoogte buiten beschouwing gelaten mits de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het dakvlak en de onderzijde van de dakkapel op minimaal 0,50 m van de dakvoet word gebouwd;
  • c. reclame- en uithangborden, mits de breedte van het reclame- en/of uithangbord niet meer bedraagt dan 1 m, de hoogte niet meer bedraagt dan 0,2 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 m2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen, inclusief straatmeubilair;
  • b. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, inclusief fietsenstallingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, inclusief bruggen en kades;
  • e. (ondergrondse) inzamelpunten voor huishoudelijk afval;
  • f. speel- en sportvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen en WKO's;
  • h. straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. kunstobjecten;
  • k. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. Voor het bouwen van balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming gelden in afwijking van het bepaalde onder a de volgende bepalingen:
    • 1. de diepte van een balkon, luifel of overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 2,5 m vanaf de aangrenzende buitengevel.
    • 2. de bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,70 m vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verhardingen en voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, inclusief bruggen, kades en decoratieve waterelementen, zoals fonteinen;
  • d. alarmverkeer en vuilnisophaaldiensten;
  • e. ondergrondse inzamelpunten voor huishoudelijk afval;
  • f. terrassen;
  • g. speel- en sportvoorzieningen;
  • h. fietsen- en brommerstallingen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. hondenuitlaatplaatsen;
  • k. kunstobjecten;
  • l. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. voor het bouwen van balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming gelden in afwijking van het bepaalde onder b de volgende bepalingen:
    • 1. de diepte van een balkon, luifel of overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 2,5 m vanaf de feitelijke aangrenzende buitengevel.
    • 2. de bouwhoogte van een balustrade/geluidwerende voorziening op een balkon of in de buitenruimte op de begane grond mag niet meer bedragen dan 1,70 m vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon of vanaf maaiveld.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de positionering van horecaterrassen, wanneer dat voor het borgen van voldoende ruimte voor langzaam verkeer of vanuit de verkeersveiligheid is gewenst, waarbij in ieder geval een vrije doorloopruimte met een breedte van minimaal 4 meter per wandel- en fietsroute wordt aangehouden.

 

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, exclusief studentenhuisvesting, maar inclusief zorgwoningen, met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' niet is toegestaan op de begane grond;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
  • c. bedrijven in de categorieën A en B die zijn genoemd in bijlage 1 ('Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging') uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' , en met uitzondering van
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
  • d. culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • e. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • f. (para)medische voorzieningen, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • g. sport- en wellnessvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • h. horeca in categorieën I, I* en ll, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • i. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • j. gezamenlijke entrees, lobby's en trappenhuizen;
  • k. bergingen, containerruimten en fietsenstallingen, uitsluitend op minimaal twee meter afstand tot de bouwgrenzen voor zover gekeerd naar de bestemming 'Verkeer';
  • l. gebouwde parkeervoorzieningen, inclusief fietsenstallingen, uitsluitend op minimaal twee meter afstand tot de bouwgrenzen voor zover gekeerd naar de bestemming 'Verkeer';
  • m. ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • n. in- en uitritten;
  • o. (dak)tuinen en verhardingen;
  • p. nutsvoorzieningen en WKO's;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. Gebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de voorkeursgrenswaarde of aan een vastgestelde hogere maximum geluidwaarde in de zin van de Wet geluidhinder;
  • c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.

5.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Buiten het bouwvlak zijn geen bouwwerken en overkappingen toegestaan.
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • c. Voor het bouwen van balkons, luifels en overstekende bouwdelen bij hoofdgebouwen binnen het bouwvlak gelden in afwijking van het bepaalde onder a en b de volgende bepalingen:
    • 1. De diepte van een balkon, luifel of overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 2,5 m vanaf de aangrenzende buitengevel.
    • 2. De bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,70 m vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Woningen
  • a. Het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan 114;
  • b. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
    • 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen worden uitgeoefend.
    • 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    • 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten'.
  • c. Het gebruik van en het in gebruik laten nemen van geluidsgevoelige ruimten en/of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, overeenkomstig de in artikel 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  • Het maximaal geluidsniveau (LAmax) op de gevel(s) van geluidsgevoelige ruimten en/of andere geluidsgevoelige gebouwen in het plangebied als gevolg van de bedrijfsactiviteiten op het adres Lammenschansweg 130 bedraagt:
      • in de dagperiode (7.00-19.00 uur) niet meer dan 70 dB(A);
      • in de avondperiode (19.00-23.00 uur) niet meer dan 65 dB(A);
      • in de nachtperiode (23.00-7.00 uur) niet meer dan 60 dB(A);
  • Het langtijdgemiddeld geluidsniveau (LAr,LT) op de gevel(s) van geluidsgevoelige ruimten en/of andere geluidsgevoelige gebouwen in het plangebied als gevolg van de bedrijfsactiviteiten op het adres Lammenschansweg 130 bedraagt:
      • in de dagperiode (7.00-19.00 uur) niet meer dan 50 dB(A);
      • in de avondperiode (19.00-23.00 uur) niet meer dan 45 dB(A);
      • in de nachtperiode (23.00-7.00 uur) niet meer dan 40 dB(A).

5.3.2 Gemengde functies
  • a. Het totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijven, culturele voorzieningen, dienstverlening, (para)medische voorzieningen, sport- en wellnessvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en horeca mag niet meer bedragen dan 635 m2;
  • b. Voor de functies genoemd in artikel 5.1, lid e, f en h per vestiging een maximum bruto vloeroppervlakte van 300 m2.

5.3.3 Daktuin

De daktuin - een buitenruimte, gelegen op het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) waarvoor op de verbeelding 6 meter is aangegeven - dienst voor minimaal 75% van deze buitenruimte groen ingericht te zijn.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1 onder c voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging', mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten (milieu)categorie(ën);
  • b. lid 5.3.1 onder b voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit die niet voorkomt in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huisverbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten ', mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

 

Artikel 6 Wonen - Uit te werken

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, exclusief studentenhuisvesting;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. (para)medische en zorgvoorzieningen;
  • e. sport- en welnessvoorzieningen;
  • f. horeca in categorie l, l* en ll;
  • g. bedrijven in de categorieën A en B die zijn genoemd in bijlage 1 ('Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging'), en met uitzondering van
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
  • h. perifere detailhandel.

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • i. bergingen, containerruimten en fietsenstallingen;
  • j. gebouwde parkeervoorzieningen;
  • k. in- en uitritten;
  • l. (dak)tuinen en verhardingen;
  • m. nutsvoorzieningen en WKO's;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt het plan uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van de volgende regels:

6.2.1 Algemeen

Een uitwerkingsplan als bedoeld in lid 6.2 mag pas worden vastgesteld als uit onderzoek blijkt dat:

  • a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 161;
  • b. het totale bedrijfsvloeroppervlakte aan dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, (para)medische voorzieningen, sport- en wellnessvoorzieningen, horeca, bedrijven en perifere detailhandel mag niet meer bedragen dan 600 m2 en is uitsluitend toegestaan op de begane grondvloer;
  • c. er sprake is van een behoefte;
  • d. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • e. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • f. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • g. de kwaliteit van de bodem zodanig is dat de grond geschikt is voor de bouw van woningen;
  • h. er kan worden voldaan aan de bepalingen uit de Wet Natuurbescherming, danwel dat er een redelijke mate van zekerheid is over het verkrijgen van een ontheffing van de bedoelde wet;
  • i. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • j. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

6.2.2 Bouwen in het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. gebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de voorkeursgrenswaarde of aan een vastgestelde hogere maximum geluidwaarde in de zin van de Wet geluidhinder;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

6.2.3 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. voor het bouwen van balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen binnen het bouwvlak gelden in afwijking van het bepaalde onder b de volgende bepalingen:
    • 1. de diepte van een balkon, luifel of overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 2,5 m vanaf de feitelijke aangrenzende buitengevel;
    • 2. de bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,70 m vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon, met dien verstande dat een hogere bouwhoogte is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a. en b., zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' geen bouwwerken op maaiveld toegestaan. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

6.2.4 Sociale huurwoningen

Het bouwen ten behoeve van deze bestemming is uitsluitend toegestaan als het totaal aantal woningen binnen de gehele uit te werken bestemming bestaat uit minimaal 30% sociale huurwoningen.

6.2.5 Parkeren en laden/lossen

Voor parkeren geldt:

  • a. voor het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw;
  • b. bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging.
  • c. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

6.2.6 Goed woon- en leefklimaat

Het bouwen ten behoeve van deze bestemming is uitsluitend toegestaan als aangetoond kan worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd vanuit het oogpunt van milieu c.q. fysieke leefomgeving, waarbij gewerkt wordt met voorwaardelijke verplichtingen waar dit aan de orde is om een goed woon- en leefklimaat te borgen en/of maatwerkvoorschriften voor eventueel omliggende bedrijfspercelen.

6.3 Bouwregels
6.3.1 Voorlopig bouwverbod

Op de in lid 6.1 vermelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd, nadat door het bevoegd gezag een uitwerkingsplan is vastgesteld.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.3.1 voor het bouwen van bouwwerken, mits het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren en laden/lossen
  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1, lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan' (art. 2.1, lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of het bijbehorende perceel, dan wel op of onder het betreffende terrein.
  • b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijking maten, afmetingen en percentages

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 5% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. deze regels en toestaan dat kleine gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer, de bediening van kunstwerken, toiletvoorzieningen en naar aard gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ mag bedragen en dat de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  • c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Lammenschansweg - Omega-locatie.