direct naar inhoud van Regels
Plan: Tracébesluit A4 en A44
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00136-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Tracébesluit A4 en A44 met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00136-0301 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.6 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.7 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.8 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.22 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.23 inrit:

een weg die van de straat naar een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke voert;

1.24 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

1.25 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.26 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.27 langzaam verkeer:

niet-motorvoertuigen (bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier en motorvoertuigen met een snelheidsbeperking zoals landbouwvoertuigen;

1.28 motorvoertuig:

alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

Voorbeelden van motorvoertuigen zijn auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen zonder snelheidsbeperking en veegauto's;

1.29 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 pand:

de kleinste bij de totstandkoning functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.31 parkeergelegenheid

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.32 peil
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm.

1.33 straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken en verkeersborden;

1.34 uitrit:

een weg die van een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke naar de straat voert;

1.35 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.36 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 het peil:
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm;

2.6 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten op het dak, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1 m en met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen;
  • b. reclame- en uithangborden, mits de breedte van het reclame- en/of uithangbord niet meer bedraagt dan 1 m, de hoogte niet meer bedraagt dan 0,2 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 m2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden melkveehouderij;
  • b. het behoud, herstel en de instandhouding van de aanwezige natuurwaarden;

met de daarbijbehorende voorzieningen zoals:

  • c. in- en uitritten;
  • d. beheerpaden en perceelontsluitingswegen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. oeververbindingen in de vorm van bruggen en dammen.

3.2 Bouwregels

Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijn toegestaan met een maximale hoogte van 1 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voorzover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  • h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • i. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van herinzaai.

3.3.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden.

3.3.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. agrarische bedrijven;
  • c. langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen;
  • d. ruiterpaden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. kunstobjecten;
  • i. oeververbindingen in de vorm van bruggen en vlonders.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemotoriseerd verkeer;
  • b. langzaam verkeer;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. openbaar vervoer;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. kunstobjecten;
  • k. straatmeubilair;
  • l. geluidswerende en geluidafschermende voorzieningen;
  • m. luchtschermen;
  • n. werkterreinen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de aanleg van de Rijnlandroute en Tracébesluiten.

5.2 Bouwregels

Uitsluitend binnen de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan zoals geluidswerende voorzieningen, verlichting, ongelijkvloerse kruisingen in de vorm van tunnels, onderdoorgangen, viaducten en bruggen.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van ongelijkvloerse kruisingen en vergelijkbare kunstwerken maximaal 9 meter mag bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Aantal rijstroken
  • a. van de A4 en van andere wegen die in het kader van het 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, mag het aantal rijstroken niet meer bedragen dan het in de 1 en 2 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute' vastgelegde aantal;
  • b. van de A44 en van andere wegen die in het kader van het 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, mag het aantal rijstroken niet meer bedragen dan het in de 3 en 4 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute' vastgelegde aantal.

5.3.2 Kunstwerken
  • a. de kunstwerken en overige infrastructurele voorzieningen die in het kader van het 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, dienen te voldoen aan de beschrijving van het in 1 en 2 opgenomen 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute'
  • b. de kunstwerken en overige infrastructurele voorzieningen die in het kader van het 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, dienen te voldoen aan de beschrijving van het in 3 en 4 opgenomen 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute'.

Artikel 6 Verkeer - Snelweg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Snelweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemotoriseerd verkeer met bijbehorende voorzieningen:
  • b. langzaam verkeer, tevens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer';
  • c. geluidwerende en geluidafschermende voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. faunapassages en ecoducten;
  • h. kunstwerken;
  • i. maximaal één reclamemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – reclamemast;
  • j. werkterreinen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de aanleg van de Rijnlandroute en Tracébesluiten.

6.2 Bouwregels

Uitsluitend binnen de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan zoals geluidswerende voorzieningen, verlichting, ongelijkvloerse kruisingen in de vorm van tunnels, onderdoorgangen, viaducten en bruggen.

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van ongelijkvloerse kruisingen en vergelijkbare kunstwerken maximaal 9 meter mag bedragen.
  • c. de bouwhoogte van een reclamemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – reclamemast' mag niet meer bedragen dan 24 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aantal rijstroken
  • a. van de A4 en van andere wegen die in het kader van het 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, mag het aantal rijstroken niet meer bedragen dan het in de 1 en 2 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute' vastgelegde aantal;
  • b. van de A44 en van andere wegen die in het kader van het 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, mag het aantal rijstroken niet meer bedragen dan het in de 3 en 4' Tracébesluit A44 Rijnlandroute' vastgelegde aantal.

6.3.2 Kunstwerken
  • a. de kunstwerken en overige infrastructurele voorzieningen die in het kader van het 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, dienen te voldoen aan de beschrijving van het in 1 en 2 opgenomen 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute'
  • b. de kunstwerken en overige infrastructurele voorzieningen die in het kader van het 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, dienen te voldoen aan de beschrijving van het in 3 en 4 opgenomen 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute'.

6.3.3 Reclamemast
  • a. het oprichten van de reclamemast als bedoeld in atikel 6.1 lid i, is uitsluitend mogelijk ten behoeve van een horecavoorziening aan de Rhijnhofweg perceelnummer OGT.E.3092 van de gemeente Oegstgeest.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. kunstwerken;
  • f. langzaam verkeer, tevens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer';
  • g. bruggen ten behoeve van fietsers en voetgangers.

7.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van onderdoorgangen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer'.

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: het (gedeeltelijk) vergraven dempen, ondertunnelen of overkluizen van watergangen en waterpartijen.

7.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover de belangen van waterhuishoudkundige aard, de beroeps- of recreatievaart en/of de landschappelijke waarde hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

7.3.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en normaal beheer vergen;
  • b. reeds in uitvoering zijn krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

 

Artikel 8 Leiding - Gas 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk regionale gastransportleiding met een druk van ten hoogste 40 bar met een bijbehorende belemmeringen strook van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

8.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas 1', 'Leiding - Gas 2' en 'Leiding - Hoogspanning' voorrang krijgen.

8.3 Bouwregels
  • 1. Op of in de in lid 8.1 bedoeld gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de daar andere voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
    • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginningen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • e. het permanent opslaan van goederen;
    • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • 2. Het verbod zoals bedoeld onder 1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • 3. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1 voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.
  • 4. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder 1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas 1' te wijzigen door de bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas 1' ' aan te passen, toe te voegen of te verwijderen met inachtneming van het bepaalde in 8.5.2.

8.5.2 Voorwaarden

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast:

  • a. voor verwijdering: als de leiding definitief is verwijderd;
  • b. voor aanpassing: als de leiding niet is verwijderd, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. er blijft worden voldaan aan de minimale toetsingsafstanden volgens het Besluit externe veiligheid Buisleidingen;
    • 3. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder;
  • c. voor het toevoegen van nieuwe leidingen:
    • 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico binnen de belemmeringenstrook van de desbetreffende leiding ligt;
    • 2. de veiligheid van de andere aanwezige leidingen niet wordt geschaad;
    • 3. het groepsrisico is verantwoord;
    • 4. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 9 Leiding - Gas 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk hoofdgastransportleiding met een druk van ten hoogste 66,2 bar met een bijbehorende belemmeringen strook van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

9.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas 1', 'Leiding - Gas 2' en 'Leiding - Hoogspanning' voorrang krijgen.

9.3 Bouwregels
  • 1. Op of in de in lid 9.1 bedoeld gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de daar andere voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
    • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginningen, ophogen en aanleggen van drainager;
    • e. het permanent opslaan van goederen;
    • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • 2. Het verbod zoals bedoeld onder 1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • 3. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1 voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.
  • 4. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas 2' te wijzigen door de bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming ''Leiding - Gas 2' aan te passen, toe te voegen of te verwijderen met inachtneming van het bepaalde in 9.5.2.

9.5.2 Voorwaarden

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast:

  • a. voor verwijdering: als de leiding definitief is verwijderd;
  • b. voor aanpassing: als de leiding niet is verwijderd, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. er blijft worden voldaan aan de minimale toetsingsafstanden volgens het Besluit externe veiligheid Buisleidingen;
    • 3. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder;
  • c. voor het toevoegen van nieuwe leidingen:
    • 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico binnen de belemmeringenstrook van de desbetreffende leiding ligt;
    • 2. de veiligheid van de andere aanwezige leidingen niet wordt geschaad;
    • 3. het groepsrisico is verantwoord;
    • 4. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsleiding.

10.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas 1', 'Leiding - Gas 2' en 'Leiding - Hoogspanning' voorrang krijgen.

10.3 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 10.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • b. Ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

10.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.3 sub b voor het bouwen ten behoeve van de overige geldende bestemmingen met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.
  • c. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij boomstronken worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving genoemde leidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen
10.5.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 10 lid 4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
10.5.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 10 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • 1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • 2. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

Artikel 11 Leiding - Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse drinkwatertransportleiding, ruwwatertransportleiding en/of effluentleiding.

11.2 Bouwregels
  • 1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • 2. Ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige geldende bestemming met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
  • 2. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1 wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
  • 3. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij boomstronken worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen, anders dan de in de bestemmingsomschrijving genoemde leidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.

11.4.2 Toelaatbaarheid
  • 1. De in lid 11.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
  • 2. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.

11.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag;
  • b. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en de bescherming van de waterkering;
  • b. De bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldende volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 12.2 onder c mogen geluidsschermen die:
    • 1. in het kader van het 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, hoger zijn dan 3 meter, met dien verstande dat deze moeten voldoen aan de in beschrijving van het in 1 en 2 opgenomen 'Tracébesluit A4 Rijnlandroute'.
    • 2. in het kader van het 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute' worden aangelegd of aangepast, hoger zijn dan 3 meter, met dien verstande dat deze moeten voldoen aan de in beschrijving van het in 3 en 4 opgenomen 'Tracébesluit A44 Rijnlandroute'.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken voor bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 onder a voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming (-en).

12.3.2 Uitzondering

Een afwijking is niet vereist indien het verzoek om vergunning betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

12.3.3 Voorwaarden voor afwijking

Een afwijking wordt toegestaan indien de bij de betrokken bestemming behorende (bouw) regels in acht worden genomen en het belang van de waterkering (en) niet onevenredig worden geschaad. Alvorens omtrent het toestaan van een afwijking te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Bestaande maten
  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

14.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd;
  • b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

Voorwaardelijke verplichting parkeren en laden/lossen

  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1, lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan' (art. 2.1, lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's en het laden en lossen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of het bijbehorende perceel, dan wel op of onder het betreffende terrein.
  • b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.
  • d. Voor zover parkeernormen reeds vastliggen in bestemmingsplannen of andere door de raad vastgestelde regelingen blijven deze van kracht. Indien parkeernormen reeds vastliggen in stedenbouwkundige masterplannen, worden deze vervangen door de regeling van dit bestemmingsplan.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 vrijwaringszone - vaarweg
16.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden mede bestemd voor het voorkomen van verstoring van de zichtlijnen voor de scheepsvaart en van bedienings- en begeleidingsobjecten;

Binnen de aanduiding vrijwaringszone - vaarweg dient een vrije ruimte te worden aangehouden van 2 meter vanaf de oever voor het uitvoeren van beheer en onderhoud en de toegankelijkheid van de vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal.

16.1.2 Bouwregels

Om de onder 16.1.1 bedoelde kenmerken en waarden van het vaarwegbelang te beschermen geldt, tenzij deze kenmerken en waarden in de bestaande situatie al zijn aangetast, voor het toelaten van nieuwe functies of bebouwing of de uitbreiding van bestaande functies en bebouwing, dat voornoemde uitsluitend is toegestaan voorzover de belangen van het vaarwegbelang zich daartegen niet verzetten.

16.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.1.2 voor het toelaten van nieuwe functies of bebouwing of de uitbreiding van bestaande functies en bebouwing indien:

  • a. het vaarwegbelang niet wordt geschaad;
  • b. de provincie akkoord is met het bouwplan.

16.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
16.2.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een straal van 100 m tot 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/100e van de afstand tussen bouwwerk en/of beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

16.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
    • 2. het ophogen van gronden;
    • 3. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande begroeiing;
  • b. het bepaalde in onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning;
  • c. de onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.

 

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Afwijking maten, afmetingen en percentages

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover deze noodzakelijk zijn voor een doelmatige inrichting van de bestemming en deze stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Tracébesluit A4 en A44.