direct naar inhoud van Regels
Plan: Brug Poelgeest 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00132-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Brug Poelgeest 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00132-0301 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.5 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.6 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.13 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.16 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.17 parkeergelegenheid:

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of maatschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.18 Programma van Eisen:

een Programma van Eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag;

1.19 straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken en verkeersborden;

1.20 voldoende ruimte voor parkeergelegenheid:

parkeergelegenheid voor auto's, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoen aan de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging;

1.21 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.22 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 het peil:
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals groen, bermen en beplanting;
  • b. voet- en fietspaden, met de daarbij behorende voorzieningen;
  • c. lichtwerende voorzieningen;
  • d. in- en uitritten, alsmede perceelontsluitingswegen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor het geleiden van fauna.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en lichtwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen voor gemotoriseerd verkeer en voet- en fietspaden, met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen, parkeerplaatsen, lichtwerende voorzieningen en straatmeubilair;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': tevens een onderdoorgang voor voet- en fietspaden;
  • c. groenvoorzieningen, zoals groen, bermen, beplanting;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor het geleiden van fauna;
  • g. aan water gerelateerde groenvoorzieningen, zoals taluds en oevers.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor de realisatie van een brug over de Haarlemmertrekvaart gelden de volgende bepalingen:
    • 1. voor zover de brugconstructie gelegen is boven water, dient de doorvaarthoogte ten minste 2,20 m te bedragen, gerekend vanaf het gemiddelde waterpeil;
    • 2. de hoogte van de brugleuningen (al dan niet in combinatie met lichtwerende voorzieningen) mag niet meer bedragen dan 1 m, gerekend vanaf het brugdek;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de hoogte van de onderdoorgang ten minste 2,20 m te bedragen, gerekend vanaf de bovenzijde van het wegdek;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en lichtwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. aan water gerelateerde groenvoorzieningen, zoals taluds en oevers;
  • c. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is vanuit waterhuishoudkundig en/of nautisch oogpunt.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 6.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 6.3 vooraf in acht zijn genomen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 150 cm onder maaiveld en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.

6.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag inzicht te bieden in de archeologische waarde van het terrein waarop de werken en werkzaamheden zullen plaatsvinden.

6.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

6.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

6.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 6.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en de bescherming van de waterkering, met dien verstande dat:

  • a. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. in geval de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waarde - Archeologie 5' samenvallen, de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' boven de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5 gaan'.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldende volgende regels:

  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken voor bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 onder a voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming (-en).

7.3.2 Uitzondering

Een afwijking is niet vereist indien het verzoek om vergunning betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3.3 Voorwaarden voor afwijking

Een afwijking wordt toegestaan indien de bij de betrokken bestemming behorende (bouw) regels in acht worden genomen en het belang van de waterkering (en) niet onevenredig worden geschaad. Alvorens omtrent het toestaan van een afwijking te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, en aanleggen van drainage (verlagen van grondwaterpeil);
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van dijken of andere taluds, kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • f. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.4.2 Toelaatbaarheid

Vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden wordt verleend indien het belang van de waterkering (en) door de werken en werkzaamheden zoals in artikel 7.4.1 bedoeld niet onevenredig worden geschaad en ter zake vooraf advies van de beheerder(s) van de waterkering (en) is ingewonnen.

7.4.3 Uitzonderingen

Het verbod van artikel 7.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een plan waarvoor een afwijking is toegestaan als bedoeld in artikel 7.3.1;
  • b. normaal onderhoud, beheer en gebruik ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande maten
  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft gekregen al aanwezig waren op locatie, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft gekregen al aanwezig waren op locatie, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

9.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd;
  • b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Verboden gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan die grond gegeven bestemming, tenzij in de regels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald, waaronder in ieder geval wordt gerekend:

  • a. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf, raamprostitutie en/of straatprostitutie;
  • b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. het gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken, machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
11.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' zijn de gronden primair bestemd voor het behoud, het herstel en de bescherming van de molenbiotoop verbonden cultuurhistorische waarden, zoals nader omschreven in de toelichting die het onderhavige bestemmingsplan vergezelt.

11.1.2 Verhouding vrijwaringszone - bestemming

Daar waar een bestemming samenvalt met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', geldt primair het bepaalde ten aanzien van de aanduiding. De bouw- en gebruiksregels van de onderliggende bestemming zijn uitsluitend van toepassing indien en voor zover zij niet in strijd zijn met het bepaalde ten aanzien van de aanduiding.

11.1.3 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een straal van 100 m tot 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van bebouwing niet hoger zijn dan 1/30e van de afstand tussen bebouwing en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
11.1.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1.3 voor het bouwen van nieuwe bebouwing, indien:
    • 1. een ontwikkeling binnen een molenbiotoop waarin vrije windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd, of
    • 2. een ontwikkeling binnen een bijzondere molenbiotoop, waarvan de plaats geometrisch is begrensd en verbeeld op 'Kaart 9 Cultureel erfgoed' van de Verordening ruimte 2014, mits de molen en de molenbiotoop op een goede manier ruimtelijk worden ingepast.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien in de aanvraag voor een omgevingsvergunning een beeldkwaliteitsparagraaf is opgenomen waarin wordt ingegaan op de onder 11.1.1 beschreven waarden en kenmerken;
  • c. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wint het bevoegd gezag advies in bij de Provincie Zuid-Holland.
11.1.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerk betreft;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
11.1.6 Uitzonderingen

Het in artikel 11.1.5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.1.7 Toelaatbaarheid

De in artikel 11.1.5 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.

11.2 Vrijwaringszone - landgoedbiotoop
11.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-landgoedbiotoop' zijn de gronden primair bestemd voor het behoud, het herstel en de bescherming van de met het beschermde landgoed verbonden cultuurhistorische waarden, zoals nader omschreven in de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd landgoed en in de toelichting die het onderhavige bestemmingsplan vergezelt.

11.2.2 Verhouding vrijwaringszone - bestemming

Daar waar een bestemming samenvalt met de aanduiding 'vrijwaringszone - landgoedbiotoop', geldt primair het bepaalde ten aanzien van de aanduiding. De bouw- en gebruiksregels van de onderliggende bestemming zijn uitsluitend van toepassing indien en voor zover zij niet in strijd zijn met het bepaalde ten aanzien van de aanduiding.

11.2.3 Bouwregels

Om de onder artikel 11.2.1 bedoelde kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop te beschermen geldt, tenzij deze kenmerken en waarden in de bestaande situatie al zijn aangetast, voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-landgoedbiotoop' bebouwing slechts mag worden opgericht indien en voorzover de belangen van het landgoed en/ of de landgoedbiotoop zich daartegen niet verzetten.

11.2.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.3 voor het bouwen van nieuwe bebouwing, indien:
    • 1. er sprake is van een groot algemeen of openbaar belang (zoals de aanleg van infrastructuur, waaronder railinfrastructuur, verkeerswegen, hoogspannings- en buisleidingen), en
    • 2. er geen andere reële mogelijkheid is om dat belang te verwezenlijken;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien in de aanvraag voor een omgevingsvergunning een beeldkwaliteitsparagraaf is opgenomen waarin wordt ingegaan op de onder 11.2.1 beschreven waarden en kenmerken;
  • c. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wint het bevoegd gezag advies in bij de Provincie Zuid-Holland.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. deze regels en toestaan dat kleine gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer, de bediening van kunstwerken en naar aard gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 mag bedragen en dat de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijdingen bedragen niet meer dan 3 m en het bestemmingsplan wordt met niet meer dan 10% vergroot;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de overschrijdingen vanuit het oogpunt van cultuurhistorie, waterhuishouding, milieuhygiëne en verkeersveiligheid aanvaardbaar is.

13.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, met dien verstande dat de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (gedeeltelijk) kan worden toegekend een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijziging dient in overeenstemming te zijn met de legger van het Hoogheemraadschap van Rijnland;
  • b. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

14.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Het gebruik op grond van de regels in hoofdstuk 2 (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende ruimte voor parkeergelegenheid zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

14.3 Voorwaardelijke verplichting lichtwerende voorzieningen

Het met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte brugtracé mag pas voor het verkeer worden opengesteld, nadat ten behoeve van de nabij het plangebied aanwezige woningen, woonwagens en/of woonboten, lichtwerende voorzieningen zijn aangebracht en in stand worden gehouden, met dien verstande dat:

  • a. de verlichtingssterkte op de gevels, ten gevolge van koplampen, de normwaarde van maximaal 5 lux niet overschrijdt, en
  • b. de maximale lichtstroom binnen het blikveld van omwonenden, ten gevolge van koplampen, de normwaardes van maximaal 600 candela (voor de betreffende woningen en woonwagens) en maximaal 2500 candela (voor de betreffende woonboten) niet overschrijden.

 

14.4 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

Het met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte brugtracé mag pas voor het verkeer worden opengesteld nadat binnen de bestemming Groen tenminste 15% van het totale oppervlak aan extra verharding binnen het plangebied door middel van watercompenserende maatregelen wordt gecompenseerd en in stand wordt gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Brug Poelgeest 2017.