direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bètaplein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00094-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2005 besloot het College van Bestuur van het ROC Leiden om alle 21 bestaande Leidse en Leiderdorpse ROC-gebouwen af te stoten en al haar faculteiten te clusteren in een tweetal grote, nieuwe gebouwen. Eén daarvan was direct ten zuiden van NS-station Lammenschans gepland. De oude ROC-gebouwen, waaronder vier panden in het zogenaamde Lammenschanspark, werden opgekocht door de gemeente Leiden. Om ook het oude gebouw van het Da Vinci College in het Lammenschanspark vrij te maken en daarmee het gehele gebied voor herontwikkeling beschikbaar te krijgen, heeft het Da Vinci College Leiden eveneens een plek gekregen in het nieuwe onderwijscomplex bij station Lammenschans. Met de bouw van het nieuwe onderwijsgebouw werd in 2008 begonnen en in september 2011 werd het complex door het ROC Leiden en het Da Vinci College Leiden in gebruik genomen.

Met het vertrek van beide onderwijsinstellingen uit het Lammenschanspark in het verschiet, begon de gemeente in 2009 met de planvorming voor de realisatie van een studentencampus. In 2010 werd daartoe een openbare aanbestedingsprocedure opgetuigd, die begin 2011 het plan 'De Leidse Schans' van ontwikkelcombinatie Vorm Ontwikkeling bv en Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij als winnende inzending opleverde. Het project omvat de bouw van circa 1.800 grotendeels zelfstandige studentenwoningen, ruim 200 starterwoningen en 1.100m² commerciële voorzieningen. In juli van 2013 is begonnen met de gefaseerde bouw van de campus en begin 2015 zullen de eerste twee bouwblokken worden opgeleverd.

Tijdens de planvorming voor de studentencampus was de komst van de Rijn-Gouwelijn (RGL) nog een actueel uitgangspunt. Het ROC-complex en studentencampus De Leidse Schans zijn dan ook zodanig gepositioneerd, dat rondom de destijds beoogde tramhalte tussen beide projectgebieden een groot plein zou ontstaan: het Bètaplein. Toen Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland in mei van 2012 echter aangaven niet langer achter de realisatie van de RGL te staan en in plaats daarvan te willen inzetten op de komst van een hoogwaardig, regionaal netwerk van busverbindingen, verviel een deel van de budgetten ter verwerving van de Fordgarage op het perceel Lammenschansweg 128. Alhoewel de ambitie om het Bètaplein te completeren blijft bestaan, heeft het opnieuw verzamelen van de middelen voor het verwerven van het garageperceel en het herinrichten van het plein de nodige tijd gekost. Het vaststellen van een bestemmingsplan om de realisatie van het plein ook in planologische zin te faciliteren is pas mogelijk nu duidelijk is dat het project ook financieel haalbaar is.

Een nieuw bestemmingsplan is noodzakelijk om een tweetal redenen:

  • het vigerende bestemmingsplan Lammenschansdriehoek staat op het perceel Lammenschansweg 128 nog bedrijven en perifere detailhandel toe, waaronder het momenteel aanwezige garagebedrijf met showroom. De amovatie en sloop van het bedrijfspand is nodig, om het bestaande deel van het Bètaplein te kunnen doortrekken naar de Lammenschansweg. Met dit bestemmingsplan wordt daarop voorgesorteerd.
  • op het plein zijn onder het huidige planologische regime geen evenementen en horecaterrassen toegestaan, terwijl het beoogde plein zich wel goed voor een beperkt aantal relatief kleinschalige evenementen en terrassen leent.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied behorend bij dit bestemmingsplan wordt aan de noordzijde begrensd door de maximale (deels uitkragende) bebouwingscontouren van het ROC-Lammenschanscomplex. Aan de oostzijde volgt de plancontour de perceelsgrens tussen het Bètaplein en het kantoorperceel Kanaalpark 145 en de zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de noordelijke plangrens van het bestemmingsplan De Leidse Schans en de noordelijke kadastrale grens van het bedrijfsperceel Lammenschansweg 130. Aan de westzijde ligt de plancontour op de westelijke grens van het perceel Lammenschansweg 128, waar Fordgarage Van Bunningen is gevestigd. Een en ander is nader verduidelijkt in de onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0001.png"

Figuur 1: Plancontour behorend bij bestemmingsplan Bètaplein

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het in paragraaf 1.2 toegelichte plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan Lammenschansdriehoek, dat op 20 december 2012 is vastgesteld en op 26 maart 2013 in werking is getreden. In dat bestemmingsplan is de bestemming 'Gemengd-1' opgenomen voor het perceel Lammenschansweg 128, waarmee daar bedrijven zijn toegestaan in de milieucategorieën 1, 2 en deels 3.1, en daarnaast ook perifere detailhandel tot een vloeroppervlak van maximaal 1.700m² is toegestaan. Het reeds bestaande deel van het Bètaplein heeft de bestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs' zonder bouwvlak. Het plein mag daarmee worden ingericht als schoolplein, maar ook als openbaar verblijfsgebied. Om de bestaande ondergrondse parkeergarage behorend bij het ROC-Lammenschanscomplex planologisch te faciliteren is een functieaanduiding 'parkeergarage' opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het bestemmingsplan

2.1 Geschiedenis van het plangebied

Vroege geschiedenis van het plangebied

De vorming van de Leidse ondergrond is in de afgelopen 6500 jaar grotendeels beïnvloed door de aanwezigheid van de Oude Rijn. De bedding van de rivier verlegde zich regelmatig en aan weerszijden van de actieve geul werden oever- en komafzetting van zand en klei afgezet. In het lagere achterland achter de oeverwallen ontstonden kreek- en geulsystemen. Door klink en oxidatie is het omliggende veenpakket geleidelijk dunner geworden, waardoor de zandige oeverafzettingen langs de kreken en geulen geleidelijk steeds hoger in het landschap kwamen te liggen. Deze hoger gelegen gebieden vormden in het verleden een geschikte plaats voor bewoning.

De Lammenschansdriehoek is gelegen in een dergelijk gebied met kreek- en geulafzettingen. Langs het Rijn- en Schiekanaal is sprake van een hogere rug van rivierafzettingen. Aan de noordwestkant van de Lammenschansweg zette de kronkelende Vliet zand en klei af en zorgde daarmee eveneens voor een iets hoger gelegen rug. In het gebied tussen beide wateren, waartoe ook het plangebied van dit bestemmingsplan behoort, werd in mindere mate ook zand en klei afgezet. Het plangebied lag daardoor al vóór de latere kunstmatige ophogingen iets hoger dan bijvoorbeeld het poldergebied ten zuiden van het Rijn- en Schiekanaal, met een natuurlijk gemiddeld maaiveldniveau van 0,1 - 0,4m boven NAP.

Ondanks de relatief gunstige ligging van de rivier-, kreek- en geulwallen ontbreken in Leiden vindplaatsen uit de vroege ijzertijd en de periode daarvoor (tot 500 v. Chr). In de periode tussen 400 v. Chr. tot de derde eeuw n. Chr. kreeg de omgeving van Leiden echter bovenlokale betekenis door de ligging van het gebied op de grens van het Romeinse Rijk. Het voormalige castellum van Matilo, gelegen op een kleine twee kilometer ten noordoosten van het plangebied, vormde één van de schakels in een serie Romeinse legernederzettingen langs de Rijn. Het fort lag strategisch op het kruispunt tussen de Oude Rijn en het door de Romeinen gegraven kanaal van Corbulo, een 12 tot 14 meter brede watergang die de Rijn met de Maas verbond, en vermoedelijk parallel aan het huidige Rijn- en Schiekanaal liep of zelfs op de plek van het Rijn- en Schiekanaal zelf. Aan weerszijden van het kanaal zijn sporen van Romeinse nederzettingen uit de periode 50-270 n. Christus gevonden.

Na het verdwijnen van de Romeinen werd het aanzienlijk rustiger in de zone langs het kanaal. Een groot aantal archeologische resten uit de late middeleeuwen (1050-1500 n. Chr.) laat zien dat het aantal bewoners in de regio in deze periode weer sterk toenam. De meeste resten zijn te vinden in de oude binnenstad, al zijn ook daarbuiten resten van boerenerven en kastelen gevonden. Eén daarvan is Kasteel Croonsteyn, dat ten zuiden van het plangebied lag en tijdens het beleg van Leiden in 1574 is gesloopt. Eveneens ten zuiden van het plangebied, vermoedelijk in de nabijheid van het huidige Lammenschansplein, is tijdens de tachtigjarige oorlog een schans opgetrokken. De exacte ligging van de schans is niet bekend, al is wel duidelijk dat de schans in de directe omgeving van de driesprong van de Vliet en de Roomburger Watering (het huidige Rijn- en Schiekanaal) moet hebben gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0002.png"

Figuur 2: Fragment van een kaart van Braun en Hogenberg uit 1575, met daarop de locatie van het plangebied, kasteel Croonsteyn, de Lamen schans en het voormalig castellum Matilo.

Recente ontwikkeling van de Lammenschansdriehoek

De eerste beschikbare kaarten laten geen sporen van nederzettingen of bebouwing zien in het plangebied. Aangenomen wordt daarom dat het terrein een agrarisch gebruik kende tot de bouw van de eerste bedrijfspanden aan de Lammenschansweg aan het begin van de jaren '50 van de 20e eeuw. De percelen Lammenschansweg 128 en 130 behoorden tot de eerste van de bedrijfspercelen die in het gebied werden bebouwd. Beide gebouwen zijn weliswaar verbouwd, maar bevatten beiden nog grote delen van het oorspronkelijke gebouw. Ondanks de verbouwingen aan beide panden is de duidelijke oriëntatie van de gebouwen naar de Lammenschansweg en het gesloten karakter aan de achterzijde in de loop van de tijd gelijk gebleven.

In 1974 begon de ontwikkeling van het Lammenschanspark tot een cluster van vijf schoolgebouwen. Het park werd omsingeld door sloten en werd voor auto's uitsluitend bereikbaar gemaakt via een enkele verbinding met de Lammenschansweg, waardoor een geïsoleerde entiteit ontstond, zonder enige relatie met de omgeving. Vanaf 1987 begon de realisatie van het Kanaalpark, een kantorenpark tussen het Lammenschanspark, de Kanaalweg en de spoorlijn Leiden - Utrecht. Ook het Kanaalpark was in opzet een afgezonderde stedenbouwkundige eenheid, waarbij verbindingen met de rest van de Lammenschansdriehoek ontbraken. Zodoende bestond de Lammenschansdriehoek tot het midden van de jaren '00 uit drie van elkaar afgezonderde stedenbouwkundige entiteiten: de Lammenschansstrip (bedrijfspanden langs de Lammenschansweg), het Lammenschanspark (scholencluster in het hart van het gebied) en het Kanaalpark (kantorenlocatie aan de Kanaalweg).

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0003.png"

Figuur 3: Luchtfoto's van het plangebied en omgeving, genomen in 1945 (linksboven), 1966 (rechtsboven), 1976 (linksonder) en 2012 (rechtsonder).

Herhuisvesting ROC Leiden

In 2005 besloot het College van Bestuur van het ROC Leiden om al haar Leidse onderwijsafdelingen te clusteren in een tweetal grote, nieuwe gebouwen. De herhuisvestingswens was primair ingegeven door een behoefte aan gebouwen die het 'Nieuwe Leren' optimaal konden accommoderen. Beide nieuwe onderwijsgebouwen moesten grotere en kleinere onderwijsgroepen op een flexibele manier ruimte geven, en bovendien zelfstudie stimuleren. Een aantal leer-werkvoorzieningen, voornamelijk in de plint van beide gebouwen, moesten de mogelijkheid bieden tot het opdoen van praktijkervaring.

De 21 oude ROC-gebouwen, waarvan vier in het Lammenschanspark, werden gekocht door de gemeente in een deal waarin ook de gronden voor de twee nieuwe onderwijsgebouwen aan het ROC ter beschikking werden gesteld: één locatie direct ten zuiden van NS-station Lammenschans en een locatie aan de zeezijde van het station Leiden Centraal. Om het Lammenschanspark geheel vrij te maken voor herontwikkeling, werd aan het ROC Leiden gevraagd bij station Lammenschans een gebouw te ontwikkelen dat ook ruimte bood voor een afdeling van het Da Vinci College Leiden, die eveneens in het Lammenschanspark was gevestigd.

Het nieuwe onderwijsgebouw, dat in september 2011 door het ROC Leiden en Da Vinci College Leiden in gebruik werd genomen, omvat bijna 19.000m² aan onderwijsruimte voor het ROC Leiden, ruim 8.600m² (48 lokalen) voor het Da Vinci College Leiden, ruim 3.200m² kantoorruimte op de verdiepingen in het gebouw, een supermarkt met een verkoopsvloer- oppervlak van 1.100m² in de plint onder het Da Vinci College en 4.100m² aan overige ruimten in de plint en op de verdiepingen, bedoeld voor verschillende leer-werkbedrijven. Onder het gebouw is een openbare ondergrondse parkeergarage met ruim 300 parkeerplaatsen gebouwd. Aan de noordzijde van het gebouw, waar ook de expeditieruimte voor de supermarkt en overige bedrijven is gevestigd, liggen nog eens 100 parkeerplaatsen op eigen terrein, die alleen voor medewerkers en bezoekers van het ROC en Da Vinci College bereikbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0004.png"

Figuur 4: Impressie van het in 2011 opgeleverde ROC-Lammenschanscomplex, bezien vanaf het zuiden.

Realisatie studentencampus De Leidse Schans

Met het beschikbaar komen van de vijf onderwijsgebouwen in het Lammenschanspark in het verschiet, werd het terrein in 2009 in de gemeentelijke Structuurvisie Leiden 2025 opgenomen als zoeklocatie voor de ontwikkeling van een studentencampus met 2000 studentenwoningen. Niet lang daarvoor had de 'Taskforce studentenhuisvesting' op basis van de bevindingen uit het rapport 'Sleutels gezocht in Leiden' geconcludeerd dat het bouwen van een dergelijke campus nodig was voor het bestrijden van een tekort van ruim 3600 studentenwoningen in de stad.

In 2010 werd een openbare aanbesteding voor de ontwikkeling van de campus opgetuigd. Een belangrijk uitgangspunt in de bijbehorende aanbestedingsleidraad was dat de campus aan de noordzijde moest zijn georiënteerd op een nieuw stedelijk plein, en aan dat plein ook het grootste deel van de commerciële voorzieningen zou worden gevestigd. De contouren van het plein stonden op dat moment al vast en waren ingegeven door de komst van de Rijn-Gouwelijn met bijbehorende halte. De draaicirkel van de lightrailtram maakte dat het plein een breedte zou moeten krijgen van circa 50 meter. De amovatie van de Fordgarage op het perceel Lammenschansweg 128 was eveneens onderdeel van de plannen voor de Rijn-Gouwelijn.

De aanbesteding leverde in 2011 het plan 'De Leidse Schans' van ontwikkelcombinatie Vorm Ontwikkeling B.V. en Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij (hierna VORM/BNO) op als winnende inzending. Zoals de aanbestedingsleidraad voorschreef omvat het plan een sterke wand aan de zijde van het Bètaplein, met verschillende commerciële ruimten over de volle lengte van de projectgrens langs het plein. Het bestemmingsplan voor de campus staat een veelvoud aan verschillende functies toe in die plintruimte, waaronder eetcafés, lunchrooms, restaurants, cafés, kroegen, buurtgerichte detailhandel en dienstverlenende bedrijven. Het noordwestelijke campusblok, dat in het midden van het 200 meter lange plein is gepositioneerd, biedt ruimte voor een studentenhotel naar concept van bijvoorbeeld City Living.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0005.png"

Figuur 5: Schetsontwerp van studentencampus De Leidse Schans uit 2011, destijds nog gepland aan een groen Betaplein met Rijn-Gouwelijn.

De eerste drie van de in totaal zes blokken van de campus zijn inmiddels in aanbouw. De eerste twee blokken worden in het eerste kwartaal van 2015 opgeleverd, en het derde blok een half jaar later. Alhoewel de campus dus nog niet in zijn geheel is voltooid, is ten behoeve van de verdere planvorming voor de omgeving van het plein reeds uitgegaan van de aanwezigheid van de campus volgens de maximale ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan De Leidse Schans biedt. Dat bestemmingsplan heeft een onherroepelijke status en met de ontwikkelcombinatie is een bindende ontwikkelovereenkomst aangegaan.

Van Rijn-Gouwelijn naar hoogwaardig, regionaal bussennetwerk

De provinciale verkiezingen in 2011 zorgden voor een flinke afname van politiek draagvlak voor de realisatie van de Rijn-Gouwelijn. Uiteindelijk maakten Gedeputeerde Staten in mei van 2012 bekend niet langer een lightrailtram tussen Katwijk en Gouda te willen aanleggen en een deel van de middelen voor de tramverbinding te willen herbestemmen voor de geleidelijke implementatie van een hoogwaardig, regionaal bussennetwerk in combinatie met een verdubbeling van de treinintensiteiten tussen Leiden en Utrecht.

Door het besluit kwam een aanzienlijk deel van het budget voor de verwerving van de Fordgarage te vervallen en moest de reeds ingezette verwerving van het perceel worden gestaakt. Het gevolg is dan ook dat nu feitelijk een half Bètaplein is gerealiseerd, dat niet goed vanaf de Lammenschansweg is ontsloten en zichtbaar is, en dat bovendien voor een groot deel vol staat met fietsen en brommers. Voor die fietsers en brommers zou aanvankelijk een deels ondergrondse stalling worden gebouwd ter plaatse van de Fordgarage.

Eén van de buslijnen in het beoogde HOV-netwerk verbindt het station Leiden Centraal via de Lammenschansweg met Zoetermeer. Langs die lijn zal een halte ter hoogte van het ROC-Lammenschans komen te liggen. Het ROC is immers zelf een bestemming voor relatief veel reizigers. De halte vormt voor de bewoners van de studentencampus bovendien de poort naar de verschillende faculteiten van de Universiteit Leiden in de binnenstad en het Bio Science Park, en aan bewoners van zowel de binnenstad, Leiden Zuidwest en Voorschoten wordt een overstapmogelijkheid op de treinen bij NS-station Lammenschans geboden.

2.2 Inventarisatie van het plangebied

De ontwikkelingen zoals omschreven in paragraaf 2.1 hebben ertoe geleid dat zich nu een deel van het beoogde Bètaplein tussen het ROC-Lammenschanscomplex en de campus bevindt en dat dat plein een tijdelijke inrichting heeft. De fietsen en brommers van de leerlingen en leraren van het ROC en het Da Vinci College hebben daarin een prominente plek gekregen.

Het plein kent momenteel vier verschillende fietsen- en brommerstallingen:

  • een afgesloten fietsenstalling met 84 stallingsplaatsen voor leraren van het ROC en Da Vinci College aan de oostzijde van het complex;
  • een fietsenstalling met circa 690 stallingsplaatsen voor leerlingen van het Da Vinci College aan de zuidoostzijde van het plein;
  • een fietsenstalling met 468 stallingsplaatsen voor leerlingen van het ROC Leiden
  • een opstelplaats voor scooters en brommers met een capaciteit van circa 100 voertuigen, voor leerlingen van zowel het ROC Leiden als het Da Vinci College.

Onder een deel van het reeds bestaande plein ligt de ondergrondse parkeergarage Lammenschans. De stijgpunten vanuit de garage zijn geïntegreerd in het ROC-Lammenschanscomplex, met uitzondering van een nooduitgang aan de westzijde van het plein. De nooduitgang is vormgegeven als een open betonnen bak, omzoomd door een stalen hekwerk met een hoogte van een meter. De nooduitgang zal worden omgevormd tot een reguliere in- en uitgang en daarbij worden overbouwd met een transparant gebouwtje.

Ten westen van het bestaande Bètaplein ligt het perceel Lammenschansweg 128, waarop een bedrijfspand in één bouwlaag aanwezig is, met een bruto vloeroppervlak van circa 1600m². Momenteel wordt het pand gehuurd door Fordgarage en autodealer Van Bunningen. In het pand worden auto's gerepareerd, uitgestald en verkocht. Direct ten zuiden van de Forddealer bevindt zich op het noordelijke deel van het perceel Lammenschansweg 130 een filiaal van Gamma, eveneens gevestigd in een bedrijfshal met één bouwlaag.

Aan de noordzijde wordt het plein geflankeerd door het ROC-Lammenschanscomplex, dat bestaat uit een doorlopende plint met een lengte van circa 200 meter. Uit de plint steken vijf vanaf de Lammenschansweg in hoogte aflopende torens de lucht in, die door middel van luchtbruggen met elkaar verbonden zijn. Het gebouw heeft daarmee een transparant karakter gekregen en biedt verschillende doorkijken van het spoor naar het plein, en vice versa. Tussen de derde en vierde toren, bezien vanaf de Lammenschansweg, is een grotere opening in het gebouw opgenomen, waar in de toekomst eventueel een verbinding kan worden gelegd met een uitgebreid of 'omgeklapt' station Lammenschans.

In de plint van het ROC-gebouw zijn momenteel drie afzonderlijke leer-werkplekken gerealiseerd, namelijk een filiaal van de Rabobank (374m² bvo), een zogenaamd Integraal Praktijkcentrum (IPC) voor de studierichting Techniek (2783m² bvo) en een supermarkt van de keten Plus (2393m² bvo / 1100m² vvo). In het IPC worden onder andere auto's en motoren gerepareerd en kleine werktuigen vervaardigd. De Plusmarkt huurt momenteel wel, maar is nog niet feitelijk in het pand gevestigd, in afwachting van de amovatie van de Fordgarage en de oplevering van studentencampus De Leidse Schans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0006.png"

Figuur 6: Plattegrond van de begane grond van het ROC-Lammenschanscomplex

Het onlangs in werking getreden bestemmingsplan Lammenschansdriehoek staat op de begane grond van het ROC-Lammenschanscomplex detailhandel (met uitzondering van perifere detailhandel) toe, evenals dienstverlenende bedrijven en horecagelegenheden in de categorieën I t/m III, tot een gezamenlijk maximaal vloeroppervlak van 2600m². Daarnaast zijn maatschappelijke doeleinden, waaronder onderwijsfuncties, toegestaan met bijbehorende leerwerkplaatsen in de vorm van bedrijven, kantoren en horeca. Eén en ander betekent dat zich ter plaatse van het IPC en het Rabobankfiliaal ook horecagelegenheden kunnen vestigen, terwijl de supermarkt aanwezig blijft, zolang de horecagelegenheden als leerwerkbedrijven kunnen worden aangemerkt.

Tussen het ROC-Lammenschanscomplex en de Fordgarage is een wandelpad en een fietspad aanwezig met een gezamenlijke breedte van circa 6 meter, waarover het grootste deel van de bezoekers van het ROC Leiden en het Da Vinci College dagelijks het pand bereikt: een situatie die te wensen over laat. De aanwezigheid van de Fordgarage maakt bovendien dat de genoemde voorzieningen in de plint van het ROC-gebouw en de toekomstige campusblokken niet zichtbaar zijn vanaf de Lammenschansweg, en daarom ook niet optimaal kunnen functioneren.

De te bouwen studentencampus flankeert het plein aan de zuidzijde. De campus bestaat in totaal uit zes bouwblokken, waarvan er twee deels aan het plein liggen. Tussen beide aan het plein gepositioneerde blokken is een brede, groene route naar het hart van de campus ontworpen, die voor zowel fietsers als voetgangers de voornaamste verbinding tussen de campus en het Bètaplein vormt. Op de begane grond van beide blokken kan zich op basis van het bestemmingsplan De Leidse Schans een breed scala aan commerciële en maatschappelijke voorzieningen vestigen, al is die ruimte planologisch beperkt tot 550m² bvo in ieder blok, omdat de beperkte parkeerruimte een grotere invulling door functies met een grote parkeerbehoefte in de avond niet toelaat.

In het meest noordwestelijk gelegen campusblok is aan het Bètaplein een studentenhotel naar concept van bijvoorbeeld City Living planologisch toegestaan. Een dergelijk studentenhotel biedt logies uitsluitend aan studenten en andere aan onderwijsinstellingen gelieerde personen voor periodes van enkele dagen tot een volledig studiejaar. Of een studentenhotel zich ook daadwerkelijk aan het Bètaplein vestigt is nog niet bekend. Als alternatief is reguliere studentenhuisvesting eveneens toegestaan in het blok.

Langs de plinten van de campusblokken is een zone van 2,5 meter van het Bètaplein bij het bestemmingsplan De Leidse Schans getrokken, om in dat plan ook al direct over het Bètaplein uitkragende balkons toe te staan. Om het planologisch regime overzichtelijk en goed leesbaar te houden is ervoor gekozen die strook niet nogmaals in dit bestemmingsplan mee te nemen, ook al behoort de strook wel tot het Bètaplein.

Aan de oostzijde van het Bètaplein tenslotte, staat een klein kantoorpand met vier bouwlagen dat is omgeven met een parkeerterrein op eigen erf. Het kantoorpand is duidelijk naar het Kanaalpark georiënteerd en is niet vanaf het Bètaplein bereikbaar. Het is de intentie van de gemeente om eigenaar Green Real Estate BV hier de ontwikkeling van een woontoren te gunnen, eveneens met commerciële en maatschappelijke voorzieningen in de plintlagen. Hiertoe is een apart bestemmingsplan opgetuigt en in procedure gebracht, dat in haar planvormingsproces ruim een half jaar achter loopt op de ontwikkeling van het Bètaplein.

Een overzichtskaart van de bestaande situatie, inclusief de inmiddels in aanbouw zijnde studentencampus, is bijgevoegd als bijlage 1.

2.3 Planomschrijving

Bestemmingsplan Bètaplein is opgesteld om een tweetal redenen:

  • het plan beoogt ter plaatse van het perceel Lammenschansweg 128 uitsluitend een verblijfsplein toe te staan en niet langer bedrijfs- en detailhandelsactiviteiten. Daarmee wordt het planologisch regime in overeenstemming gebracht met de herontwikkelingsplannen voor dit deel van de Lammenschansdriehoek, zoals vastgelegd in de 'Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek'. Die plannen zien onder andere op het doortrekken van het Bètaplein naar de Lammenschansweg.
  • het bestemmingsplan moet op het gehele plein, met inbegrip van het bovengenoemde perceel, horecaterrassen en een beperkt aantal kleinschalige evenementen toestaan.

Doortrekken Bètaplein naar de Lammenschansweg

Het eerste bovengenoemde planaspect, namelijk het verdwijnen van het bestaande garagebedrijf en het doortrekken van het Bètaplein naar de Lammenschansweg, is essentieel voor het functioneren van de bestaande commerciële en maatschappelijke voorzieningen in de plinten van het ROC-Lammenschanscomplex en de campusgebouwen. Die voorzieningen, waaronder een supermarkt, een bankfiliaal en verschillende nog te vestigen maar wel reeds planologisch toegestane horeca- en buurtgerichte detailhandelsfuncties aan de zuidzijde van het plein, zijn nu niet goed zichtbaar en bereikbaar vanaf de Lammenschansweg. Als primaire route tussen de campus en het ROC-complex enerzijds en de Lammenschansweg anderzijds, is de bestaande 6 meter brede corridor tussen het garageperceel en het ROC-gebouw bovendien te krap.

Naar aanleiding van de wijziging van de provinciale ambitie tot aanleg van de Rijn-Gouwelijn naar de realisatie van een regionaal, hoogwaardig busnetwerk blijft het eveneens wenselijk het Bètaplein naar de Lammenschansweg door te trekken. Als onderdeel van het HOV-project wordt immers een belangrijke halte aangelegd ter hoogte van het ROC-Lammenschanscomplex. De buslijn moet studenten die woonachtig zijn in de campus een snelle manier van openbaar vervoer naar de verschillende universiteitsgebouwen in de stad bieden. Door de aanwezigheid van het garagebedrijf ontbreekt de relatie tussen de halte en het plein echter volledig, en daarmee ook de relatie tussen de halte en de campus.

De vergroting van het plein biedt de nodige ruimte om aanvullende sport- en recreatiemogelijkheden te bieden aan de circa 2200 toekomstige bewoners van de studentencampus, in de vorm van groene ligweides, trapveldjes en een basketballcourt. De omvang van de openbare ruimte ter plaatse van de campus is gelet op het grote aantal bewoners van het terrein zeer beperkt. De studentenwoningen krijgen immers geen eigen tuin, zodat de bewoners van de campus voor het buiten recreëren afhankelijk zijn van de openbare ruimte.

Het doortrekken van het Bètaplein naar de Lammenschansweg is tenslotte ook noodzakelijk ter bevordering van de ontwikkelpotentie van een aantal om het plein liggende locaties, zodat zich ook daar nieuwe buurtgerichte winkels, dienstverlenende bedrijven en horecagelegenheden kunnen vestigen. Met die extra commerciële ruimte kan het Bètaplein plein dienst gaan doen als volwaardig buurtcentrum, zoals beoogd in de 'Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek'. Ter plaatse van die ontwikkellocaties kan door de amovatie van de Fordgarage bovendien een aanzienlijk groter aantal hoognodige woningen worden gerealiseerd, dan wanneer het garageperceel zelf zou worden herontwikkeld.

Bijlage 1 laat de beoogde inbedding van het plein in de omgeving zien, met daarop eveneens de ligging van een nog te ontwikkelen woontoren aan de oostzijde van het plein (onder de werknaam 'Greentower'), een nog te ontwikkelen appartementencomplex aan de westzijde van het plein (met de werknaam 'Ananaswegproject') en de herontwikkeling van het zogenaamde 'Gammablok' aan de zuidzijde van het plein. Met de ontwikkelaar van het eerstgenoemde project is inmiddels een bijdrage aan de bouw van een definitieve fietsenstalling vastgelegd. Met de middelen die voortvloeien uit - onder andere - de ontwikkeling van de campus, leveren de verschillende stakeholders rondom het plein zelf de noodzakelijke bijdragen om de realisatie van het Bètaplein ook zonder provinciale deelneming financieel uitvoerbaar te maken. De bijdragen noodzakelijk voor de verwezenlijking van dit bestemmingsplan zijn ook reeds door de gemeente ontvangen.

Evenementen en horecaterrassen

Een groot Bètaplein moet volgens de Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek niet alleen dienst doen als buurtwinkelcentrum, met een aanbod van buurtgerichte detailhandel en dienstverlenende bedrijven, maar ook als stedelijke ontmoetingsplek met ruimte voor recreatie en sport, voor de starters, studenten en scholieren die in de omgeving van het plein komen te wonen en studeren. Mogelijkheden tot vermaak en beweging zijn in Leiden voornamelijk geclusterd in de binnenstad en bij een beperkt aantal sportverenigingen verspreid over de stad, maar ruimte voor kleinschaligere activiteiten zijn in stedelijke omgevingen ook op een kortere afstand tot de eigen woonomgeving gewenst. De mogelijkheid tot deelname aan sportieve, recreatieve en culturele activiteiten wordt daarmee vergroot, hetgeen een positief effect heeft op het welzijn in de buurt.

In die zin vormt het Bètaplein een passende locatie voor een beperkt aantal horecaterrassen en kleinschalige evenementen, zoals theater- en cabaretvoorstellingen, muziekvoorstellingen, incidentele boeken- of ambachtsmarkten, filmvertoningen en kleine culinaire festivals. In het bestemmingsplan zijn daarom terrassen toegestaan en is een viertal evenementendagen per jaar toegestaan. Dat aantal evenementen is mede naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen naar beneden bijgesteld, zodat de programmering nu overeen komt met het programma voor niet als evenemententerrein aangewezen locaties in het 'Evenementenbeleid 2013-2018'. In lijn met het evenementenbeleid mogen, in tegenstelling tot de regeling uit het ontwerp bestemmingsplan, daarvan slechts twee evenementen per jaar tot later dan 20:00 uur duren, en mogen alle evenementen uitsluitend nog in het weekend, tijdens feestdagen en tijdens de officiële zomervakantie worden georganiseerd.

Mede door de veranderde inrichting van het plein is daarnaast ook het maximale aantal bezoekers van evenementen op het Bètaplein teruggebracht van 4000 in het ontwerp bestemmingsplan tot 1200 in het definitieve bestemmingsplan. In het actuele pleinontwerp is in zowel het scenario dat het plein wordt ingericht voor een boeken- of ambachtsmarkt als het scenario dat podiumkunsten worden vertoond geen ruimte voor meer dan 1200 tot 1500 personen, afhankelijk van de grootte van het podium en rekening houdend met het veiligheidscriterium van de brandweer en politie van drie bezoekers per vierkante meter publieksvloer. Vanwege overwegingen op het gebied van parkeren (zie paragraaf 4.8.2) is het maximale aantal bezoekers op 1200 gesteld.

Bij de definiëring van het evenemententerrein is nadrukkelijk rekening gehouden met de instandhouding van vluchtroutes en de toegankelijkheid voor hulpdiensten. De gevolgen van de toegestane evenementen op het gebied van de geluidhinder zijn omschreven in paragraaf 4.6.4.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

Conform de Wet ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan alleen worden vastgesteld wanneer het getuigt van 'een goede ruimtelijke ordening'. Wat al dan niet moet worden verstaan onder een goede ruimtelijke ordening wordt deels bepaald door de (wettelijke) kaders op gebieden als wateropvang, geluidshinder, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en parkeervoorzieningen. Daarnaast komt de gemeente als bevoegd gezag een bepaalde mate van beleidsvrijheid toe bij het formuleren van ruimtelijk beleid voor aspecten waarvoor geen wettelijke kaders van hogere overheden gelden.

In dit hoofdstuk worden de van belang zijnde ruimtelijke beleidskaders behandeld en wordt kort toegelicht hoe zich het bestemmingsplan met deze beleidskaders verhoudt. Beleidskaders op Europees of nationaal niveau, waarvan de daarin genoemde Europese- of rijksbelangen vanwege de beperkte schaal van het project niet worden geraakt, zijn niet in dit hoofdstuk opgenomen.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Provinciale structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit'

Op 9 juli 2014 is de 'Visie Ruimte en Mobiliteit' vastgesteld door Provinciale Staten. Het hoofddoel van de structuurvisie is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde hebben, en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De visie bevat een sturingsfilosofie, waarvan de kern in een viertal hoofdopgaven is samen te vatten:

  • ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

De 'Visie Ruimte en Mobiliteit is zelfbindend voor de provincie. Het bindende toetsingskader voor de gemeenten is uitgewerkt in de provinciale Verordening Ruimte.

3.2.2 Verordening Ruimte Provincie Zuid-Holland

In de Verordening Ruimte 2014, gelijktijdig met de structuurvisie door Provinciale Staten vastgesteld, zijn de provinciale belangen uit de structuurvisie verder uitgewerkt in regels. Aan deze regels moeten alle gemeentelijke ruimtelijke plannen voldoen, zo ook bestemmingsplannen.

De Verordening Ruimte bevat regels ten aanzien van het bouwen buiten bestaande stads- en dorpsgebieden en binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), glastuinbouwgebieden, boom- en sierteeltgebieden en bollenteeltgebieden, rijksbufferzones, kasteel- en landgoedbiotopen en provinciale en regionale waterkeringen. Met deze doorgaans rurale thema's heeft het project geen raakvlakken. Het Bètaplein maakt geen onderdeel uit van de EHS of van agrarische teeltgebieden, ligt geheel binnen stedelijk gebied en bevat geen provinciale of regionale waterkeringen. Dat geldt eveneens voor de omgeving van het plein en de rest van de Lammenschansdriehoek.

De verordening bevat verder regels over nieuwe kantorenlocaties en (perifere) detailhandel, telkens gericht op het voorkomen van een ongebalanceerde verdeling of overschot van kantoor- en detailhandelruimte. De provincie staat een clusteringsbeleid voor, waarbij detailhandel wordt gecentreerd rondom de bestaande stads-, dorps- en wijkkernen en nieuwe wijkgebonden winkelcentra, en waarbij kantorenlocaties worden geclusterd rondom goed bereikbare OV-knopen. De reikwijdte van de Verordening Ruimte is beperkt tot bestemmingsplannen die zien op de toevoeging van kantoren met een omvang meer dan 1000m² bvo en/of detailhandel buiten de gevestigde centra of in niet-volumineuze goederen. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe kantoren of detailhandelsvestigingen toegestaan.

In artikel 2.3.5 van de Verordening Ruimte 2014 staan regels die zien op het beschermen van de vrije windvang en het zicht op traditionele windmolens. Daartoe moet in elk bestemmingsplan een molenbiotoop worden opgenomen met een straal van 400 meter rondom het middelpunt van traditionele windmolens. Binnen dat gebied gelden beperkingen met betrekking tot de maximale toegestane bouwhoogte van nieuwe bouwwerken. Het plangebied ligt op ruim 620 meter van de dichtstbijzijnde windmolen, namelijk de Rodenburgermolen aan de Kanaalweg. De molenregeling in de Verordening Ruimte is daarom niet op bestemmingsplan Bètaplein van toepassing.

Artikel 2.4.4 van de Verordening Ruimte 2014 tot slot, bevat regels gericht op de bescherming van de zogenaamde Limes en het voormalige Kanaal van Corbulo. Die beschermingszone rondom de vroegere grens van het Romeinse rijk (de Limes) ligt op een kleine kilometer afstand van het Bètaplein en de beschermingszone aan weerszijden van het voormalige Kanaal van Corbulo ligt op ruim 100 meter ten zuidoosten van het plangebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Leiden 2025

De Structuurvisie Leiden 2025 is op 1 december 2011 vastgesteld en schetst de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en structuur van de stad tot 2025. Het document wijst ontwikkelingslocaties aan met het beoogde type woonmilieu per locatie en het benoemt belangrijke infrastructurele projecten en andere ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de vorming van een groen singelpark rondom de binnenstad en ecologische verbindingszones tussen de bestaande parken.

De hele oostelijke Lammenschansdriehoek heeft de aanduiding 'nieuw gemengd stedelijk milieu', met een aanduiding 'studentenhuisvesting'. Daarmee is het gebied aangewezen als herontwikkelingslocatie met een brede mix aan verschillende functies, waaronder woningen, in een stedelijke dichtheid. Aan de aanwijzing van het gebied als zoeklocatie voor de ontwikkeling van een grootschalige studentencampus is inmiddels gehoor gegeven door de selectie van ontwikkelcombinatie VORM/BNO, om de komende jaren gefaseerd hun plan 'De Leidse Schans' tot uitvoering te brengen. Het plan ziet op realisatie van een kleine 2000 studentenwoningen en 200 starterwoningen, met een groen en autovrij middengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0007.png"

Figuur 7: Uitsnede uit de verbeelding van de Structuurvisie Leiden 2025.

3.3.2 Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek

Om ook de rest van de Lammenschansdriehoek in lijn met de Structuurvisie Leiden 2025 te kunnen herontwikkelen tot een gemengd, stedelijk woon- en werkgebied met een goede ontsluitingsstructuur, passende groenvoorzieningen en een adequate waterhuishouding, is in december 2012 de 'Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek' vastgesteld door de Leidse gemeenteraad. De ontwikkelstrategie vormt een nadere uitwerking van de structuurvisie.

De ontwikkelstrategie is geen traditioneel stedenbouwkundig masterplan of gebiedsvisie, omdat de gemeente niet een vooraf vastgesteld eindbeeld van het gebied nastreeft door toepassing van een actief grondbeleid. Het document schetst slechts de maximale ontwikkelmogelijkheden voor de verschillende eigenaren in het gebied, evenals de bijbehorende randvoorwaarden op het gebied van ontsluiting, groenstructuur, waterhuishouding, parkeeroplossingen en stedenbouwkundige samenhang. Dat doet de ontwikkelstrategie door ruimtelijke bouwenveloppen met bijbehorende bestemmingen te definiëren, die zoveel mogelijk de bestaande eigendomssituatie respecteren.

De bouwenveloppen bieden voor vrijwel alle eigenaren ruimere ontwikkelmogelijkheden dan dat het bestaande planologische kader doet, zowel in bouwvolumes als functies. De ruimere mogelijkheden bieden kansen tot waardeontwikkeling, hetgeen de verschillende eigenaren moet motiveren tot herontwikkeling. Voor plannen die passen in de ontwikkelstrategie wordt vervolgens het planologisch instrumentarium aangepast, bijvoorbeeld door vaststelling van een postzegelbestemmingsplan. De markt is dus aan zet.

Slechts één onderdeel van de ontwikkelstrategie vereist een actieve grondhouding van de gemeente: de realisatie van het Bètaplein. De strategie benoemt het plein als levendige ontmoetingsplek, die de rol van wijkcentrum voor de nieuwe wijk Lammenschans moet gaan vervullen. In de plinten rondom het plein is in de strategie uitgegaan van een gemengd stedelijk programma, dat bestaat uit woonfuncties, zorgvoorzieningen, dienstverlenende bedrijven, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, leisure en hotels, en daarnaast buurtgerelateerde detailhandel en horeca.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0008.png"

Figuur 8: Fragment van de 'Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek' van december 2012

Een nadrukkelijk uitgangspunt van de ontwikkelstrategie is dat uitsluitend kleinschalige, buurtgebonden detailhandel een plek kan krijgen aan het Bètaplein, maar reguliere detailhandel met een groter verzorgingsgebied niet, omdat dergelijke detailhandel tot leegstand in de binnenstad kan leiden. Niet zozeer de afzonderlijke commerciële belangen en concurrentiepositie van individuele winkels in de binnenstad zijn daarbij leidend, maar het functioneren van de binnenstad als geheel. Die opvatting komt overeen met het detailhandelsbeleid van de regio Holland-Rijnland en de provincie Zuid-Holland. Dit maakt dat volgens de ontwikkelstrategie uitsluitend buurtgerichte winkels met een lokaal verzorgingsgebied, zoals een slager, bakker, tijdschriften- en tabakswinkel, kiosk of slijterij, zich aan het Bètaplein kunnen vestigen.

Voor de zone met bedrijfspanden aan de Lammenschansweg geldt dat zich daar evenmin reguliere detailhandels kunnen vestigen en dat daar in plaats van buurtgerichte detailhandel perifere detailhandel is toegestaan. Onder perifere detailhandel wordt handel in volumineuze goederen verstaan, zoals bedoeld in de limitatieve lijst van producten in de provinciale Verordening Ruimte. Daaronder vallen onder andere bouwmarkten, tuincentra en winkels in keukens, badkamers, auto's, boten en meubilair.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 is het ruimtelijke beleid van de gemeente en van hogere overheden uiteengezet. Het doortrekken van het Bètaplein is een onderdeel van alle relevante beleidsstukken, zoals de 'Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek'.

Onder een 'goede ruimtelijke ordening' valt naast de passendheid van een ontwikkeling in het ruimtelijke beleid echter ook de voldoening aan de relevante wettelijke normen en grenswaarden, die zijn vastgesteld in verschillende wetten, Amvb's en verordeningen. Voorbeelden daarvan zijn de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, het Besluit bodemkwaliteit en de Keur van Rijnland.

In dit vierde hoofdstuk is per relevant ruimtelijk aspect telkens eerst het geldende wettelijke of beleidsmatige kader samengevat weergegeven en is vervolgens de passendheid van het bestemmingsplan binnen die kaders beschreven.

4.2 Archeologie

4.2.1 Beleidskader

Het archeologisch beleid van de gemeente Leiden is vastgelegd in de Erfgoednota 2014-2020 en heeft een juridisch bindende grondslag gekregen in het paraplubestemmingsplan Archeologie. Het bestemmingsplan stelt het aanvragen van een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" verplicht bij projecten waarbij over een bepaalde oppervlakte en op een bepaalde diepte in de grond wordt geroerd. In gebieden waar een lagere archeologische verwachting geldt is die omgevingsvergunning pas bij grotere diepten en oppervlakten vereist.

De archeologische waarde of archeologische verwachtingswaarde is ingedeeld in negen verschillende waarderingscategorieën, die op basis van het onderzoek 'Archeologische waarden en verwachtingen op het grondgebied van Leiden, inventarisatie, kaarten en vertaling naar het ruimtelijk beleid' (Hessing, Sueur en Van Zalinge, 2004, Amersfoort) en de vereisten uit de actualisatie van de provinciale Verordening Ruimte aan het gehele Leidse grondgebied zijn toebedeeld. Voor acht waarderingscategorieën wordt in opzet dezelfde planregel gebruikt, waarbij de bovengenoemde omgevingsvergunning is vereist bij projecten die zien op het verstoren van de grond over verschillende oppervlakten en diepten. Voor 'Waarde - Archeologie 1' geldt de omgevingsvergunningsplicht niet, omdat de daarmee bestemde gronden een beschermd archeologisch rijksmonument betreffen, waarop de regels van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn. Voor verstoring van de bodem op die locaties is een monumentenvergunning vereist.

De negen waarderingscategorieën zijn:

Waarde archeologie 1   Archeologisch rijksmonument  
Waarde archeologie 2   Gebied van archeologische waarde binnen de singels  
Waarde archeologie 3   Gebied van archeologische waarde buiten de singels  
Waarde archeologie 4   Gebied met een hoge archeologische verwachting binnen de singels  
Waarde archeologie 5   Gebied met een hoge archeologische verwachting buiten de singels  
Waarde archeologie 6   Gebied met een middelhoge archeologische verwachting  
Waarde archeologie 7   Gebied met een lage archeologische verwachting  
Waarde archeologie 8   Romeinse Limeszone, bescherming conform Verordening Ruimte  
Waarde archeologie 9   AMK-terreinen, bescherming conform Verordening Ruimte  

De archeologische bepalingen in nieuwe bestemmingsplannen, zoals bestemmingsplan Bètaplein, komen in de plaats van de regels in het paraplubestemmingsplan Archeologie of later vastgestelde bestemmingsplannen en zullen daarom ook de rol van die regels moeten overnemen. Wanneer het nog steeds aannemelijk is dat zich in het plangebied archeologische waarden bevinden, zal het nieuwe bestemmingsplan regels moeten bevatten waarin die archeologische waarden voldoende worden beschermd en de noodzaak tot het verkrijgen van een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" nog steeds is vereist. In bestemmingsplannen die niet zien op ontwikkelingen waarbij in de grond wordt geroerd bestaat geen noodzaak de kennis over archeologische waarden te actualiseren. Bij die plannen worden de bepalingen uit het paraplubestemmingsplan Archeologie of latere bestemmingsplannen simpelweg overgenomen.

Wanneer tijdens de planperiode van het bestemmingsplan een project wordt uitgevoerd waarbij in de grond wordt geroerd over een oppervlakte en diepte die de bovengenoemde omgevingsvergunning noodzakelijk maken, zal de aanvrager van het project aannemelijk moeten maken dat een eventueel aanwezig archeologisch archief niet onevenredig wordt aangetast. Daartoe vraagt het gemeentelijke Archeologisch Centrum in beginsel om een archeologisch bureauonderzoek. Wanneer de resultaten uit dat onderzoek daartoe aanleiding geven wordt vervolgens een verkennend veldonderzoek met boorstaven uitgevoerd. Wanneer ook dat onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden aannemelijk maakt, wordt gedetailleerder onderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld door middel van het graven van proefsleuven.

Op basis van de resultaten uit de onderzoeken stelt de gemeente vast op welke manier met eventueel gevonden archeologische waarden moet worden omgegaan. Het uitgangspunt daarbij is deze waarden in de grond te conserveren en het (bouw)project zodanig aan te passen dat de waarden niet worden verstoord. Dat uitgangspunt is overgenomen uit hogere archeologische beleidskaders, namelijk de paragraaf 'Archeologie' in de provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en uiteindelijk valt het uitgangspunt te herleiden naar het Europese Verdrag van Malta uit 1992. Wanneer conserveren niet mogelijk blijkt kan een gedeeltelijke of gehele opgraving noodzakelijk zijn.

4.2.2 Onderzoeksresultaten

Langs de Lammenschansweg heeft een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' gekregen. Deze verwachtingszone is gebaseerd op de geologische en geomorfologische ondergrond in relatie tot de mate waarin het gebied geschikt was voor bewoning. In gebieden die landschappelijk gezien aantrekkelijker waren om te bewonen is de trefkans van archeologische sporen in de ondergrond groter.

Uit geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie is af te leiden dat het plangebied direct ten zuidoosten van een oude stroomgordel ligt. Deze stroomgordel had door zijn zandige afzettingen een hogere ligging in het landschap en was daardoor in het verleden een aantrekkelijke vestigingsplaats. Het gebied buiten deze stroomgordel bestaat voornamelijk uit een lager gelegen komgebied waarin vooral klei is afgezet. Dit komgebied werd doorsneden door smalle geulen en kreken. De oevers van deze geulen vormden eveneens kleine verhogingen in het landschap en kunnen daarom archeologische resten bevatten.

In de directe omgeving van het plangebied heeft al veelvuldig archeologisch onderzoek plaatsgevonden.¹ Uit de onderzoeken bleek dat de bovengrond in dit deel van de stad tot een diepte van 1,5 tot 2 meter uit opgebrachte grond bestaat. Daaronder is het oude maaiveld uit de 19e eeuw nog intact aanwezig. Hieruit kan worden afgeleid dat in de bovenste 1,5 meter dikke laag geen archeologische resten aanwezig zijn. Onder het oude maaiveld kunnen op oeverafzettingen resten aanwezig zijn uit de ijzertijd en later. Omdat de sloop en sanering van het aanwezige bedrijfspand en de herinrichting van het perceel tot verblijfsplein geen grondwerkzaamheden vereist die dieper reiken dan 1,5 meter, vormen de eventueel aanwezige archeologische resten onder die opgebrachte laag geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Het oostelijke deel van het plangebied heeft geen aanduiding 'Waarde - Archeologie' gekregen omdat hier geen resten (meer) worden verwacht. Voorafgaand aan de bouw van het ROC-gebouw is een booronderzoek uitgevoerd (Ham, 2004) waaruit bleek dat ter plaatse van deze nieuwbouw geen archeologische resten aanwezig waren. Met de bouw van de parkeerkelder onder het plein is deze locatie vervolgens volledig verstoord. Ook ten zuiden van het plangebied is een vergelijkbaar booronderzoek uitgevoerd (Haar en Teekens, 2012) waarbij is vastgesteld dat langs de zuidelijke rand van het plangebied geen archeologische resten aanwezig zijn. Tussen bovengenoemde onderzoekslocaties ligt slechts een zeer smalle strook grond. Op basis van de resultaten van beide onderzoeken is geconcludeerd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat hier archeologische resten aanwezig zijn.

¹ Ham, N.H. van der, 2004: Verkennend archeologisch onderzoek Lammenschanspark te Leiden, Archeomedia rapport A04-423-Z, Cappelle a/d IJssel;

Kruif, S. de, 2008: Plangebied tracé RijnGouwelijn Leiden, gemeente Leiden; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, RAAP-rapport 1543, Amsterdam;

Haar, L. & P.C. Teekens, 2012: Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende boringen) Leidse Schans, Leiden, Papendracht (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2011/94).

4.3 Cultuurhistorie

4.3.1 Beleidskader

Monumentenwet (1988)

Een deel van het culturele erfgoed wordt beschermd via de Monumentenwet uit 1988. De wet geeft het Rijk de mogelijkheid om objecten met een leeftijd hoger dan 50 jaar aan te wijzen als rijksmonument. Rijksmonumenten worden wettelijk beschermd via een apart vergunningenstelsel en bij restauratie kan een beroep worden gedaan op financiële middelen uit een daartoe opgericht fonds. De Monumentenwet biedt daarnaast de mogelijkheid tot aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten. Stads- en dorpsgezichten bestaan uit groepen van onroerende zaken waarin zich één of meer monumenten bevinden en die van bijzondere cultuurhistorische waarde zijn. De aanwijzing zorgt voor extra bescherming via aangepaste bestemmingsplannen en het daarbij horende vergunningenstelsel.

De Monumentenwet biedt gemeenten bovendien de vrijheid zelf monumenten aan te wijzen. De gemeente Leiden heeft ter bescherming van die monumenten een gemeentelijke monumentenverordening vastgesteld. In tegenstelling tot rijksmonumenten kunnen gemeentelijke monumenten jonger zijn dan 50 jaar, maar kan geen gebruik worden gemaakt van middelen die het Rijk ter beschikking stelt voor de renovatie van rijksmonumenten.

Erfgoednota 2014-2020

Op 19 december 2013 heeft de Leidse gemeenteraad de Erfgoednota 2014-2020 vastgesteld. De Erfgoednota benadert erfgoed integraal en gaat niet alleen over de historische stad zelf, maar ook over erfgoedkennis, onderwijs, ondernemerschap, collecties, verhalen en beleving. In Leiden, Stad van Ontdekkingen, zorgen professionals, betrokken burgers en gemeente samen voor uitvoering van de ambities van de Erfgoednota.

De Erfgoednota gaat uit van de volgende visie: Leiden heeft met haar (internationale) kennis en collecties, haar aantrekkelijke historische stad en de grote mate van betrokkenheid van bewoners een onderscheidende kracht in huis op het gebied van erfgoed. Een belangrijke ambitie uit de Erfgoednota is dat Leiden haar historische omgevingskwaliteit wil behouden, benutten en versterken voor een aantrekkelijke, vitale en toekomstbestendige stad. Erfgoed inspireert in de ontwikkeling van de stad. Daarbij benut Leiden de inspiratie uit het verleden en zoekt aansluiting bij bestaande historische karakteristieken en essenties.

Onder invloed van rijksbeleid en wetgeving komt voor het erfgoed steeds meer nadruk te liggen op het ruimtelijk instrumentarium. Dit zet zich voort in de ontwikkeling van de nieuwe Omgevingswet, waarin ook het erfgoed wordt opgenomen. Leiden continueert de aandacht voor cultuurhistorie in het bestemmingsplan en anticipeert daarbij op rijksbeleid en wettelijke verplichtingen. Integrale cultuurhistorische waarden maken – uitgebreider en specifieker dan voorheen - deel uit van het bestemmingsplan. Van archeologie tot bouwhistorie, van historische structuren tot monumentale objecten. Hieraan worden maatregelen gekoppeld. Uitgangspunt is; beschermen wat beschermenswaardig is, zonder onnodige regeldruk. Cultuurhistorische kennis- en waardenkaarten van Leiden (met diverse themakaarten) dragen hieraan bij, evenals de onderzoeksagenda voor archeologie en bouwhistorie.

4.3.2 Onderzoeksresultaten

In het plangebied zijn geen historische bouwwerken, monumentale panden of structuren met cultuurhistorische of beeldbepalende waarde te benoemen. Ook buiten de plangrenzen zijn geen cultuurhistorisch relevante bouwwerken aanwezig die van invloed zijn op de realisatie van het Bètaplein, zoals traditionele windmolens. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een zichtlijn naar een beschermd bouwwerk of stadsgezicht. Daarnaast is het plangebied geen onderdeel van een landgoed, Rijksbufferzone of anderszins cultuurhistorisch beschermd landschap.

4.4 Ecologie

4.4.1 Beleidskader

Flora- en Faunawet

Het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologie wordt gevormd door de Flora- en Faunawet, die voortborduurt op de Europese habitat- en vogelrichtlijnen en voorziet in de bescherming van bedreigde en van nature in Nederland voorkomende flora- en faunasoorten. Op basis van de Flora- en Faunawet is het onder andere verboden de habitat van bepaalde bedreigde dier- en plantensoorten te verstoren. Van een verstoring van dergelijke habitats kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.

Het bevoegd gezag is in eerste instantie zelf verantwoordelijk vast te stellen of bij het uitvoeren van een project sprake is van de verstoring van bedreigde dier- en plantensoorten. Wanneer dit het geval is dient te worden vastgesteld of de verstoring in voldoende mate kan worden gemitigeerd (bijvoorbeeld door verstoring buiten het broed- of slaapseizoen van de bedreigde diersoorten te laten plaatsvinden) of gecompenseerd (bijvoorbeeld door alternatieve, gelijkwaardige locaties beschikbaar te stellen als habitats van bedreigde soorten). Hoe precies met eventueel aanwezige natuurwaarden moet worden omgegaan is omschreven in de gemeentelijke 'Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen'.

Wanneer de nadelige effecten op bedreigde natuurwaarden niet voldoende kunnen worden opgevangen, kan sprake zijn van de noodzaak ontheffing aan te vragen van de Flora- en Faunawet bij het Ministerie van EZ. In plaats van een ontheffing van de Flora- en Faunawet bij bestemmingsplannen kan een zogenaamde 'verklaring van geen bedenkingen' worden aangevraagd bij het ministerie, in het kader van de voorbereiding van de verlening van een omgevingsvergunning onder het figeur van de Wabo. Zonder een dergelijke verklaring kan geen omgevingsvergunning worden verleend.

In de toelichting van bestemmingsplannen die ontwikkelingen planologisch toestaan moeten de gevolgen voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de bovengenoemde regels. Als bij voorbaat vaststaat dat een ontwikkeling niet kan voldoen aan de Flora- en Faunawet en dus ook niet in aanmerking komt voor een omgevingsvergunning, kan die ontwikkeling ook niet worden opgenomen in een bestemmingsplan. In dat geval is immers geen sprake van 'een goede ruimtelijke ordening'.

Kaderstelling Bomenbeleid (2004-2014)

De Kaderstelling Bomenbeleid is een actualisatie van de Bomennota uit 1993, die vier hoofddoelstellingen heeft voor het ruimtelijk, beheersmatig en juridisch beleid: het aanvullen van structuurvormende bomenrijen, het beschermen van bomen (nader verankerd in de bomenverordening), het verbeteren van groeiplaatsomstandigheden van bomen en het versterken van de stad-landrelatie door een sortimentskeuze van bomen.

4.4.2 Onderzoeksresultaten

Door bureau Stadsnatuur Rotterdam (bSR) is begin juni en begin september van 2013 onderzoek gedaan naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden op en rondom het Bètaplein. Het bijbehorende onderzoeksrapport, getiteld "FFW-onderzoek Betaplein Leiden", d.d. 10 september 2013, is bijgevoegd als bijlage. In het rapport wordt geconcludeerd dat het plangebied weinig ruimte biedt voor spontane vegetatie. Alleen een smalle strook grond rondom de Fordgarage biedt ruimte voor planten en andere begroeiing, maar algemeen beschermde soorten als Klein glaskruid en Gele helmbloem zijn hier niet gevonden. Evenmin zijn in het plangebied jaarrond beschermde vogelsoorten aangetroffen, zoals Huismus, Gierzwaluw en Ransuil. Het voorkomen van deze soorten is uitgesloten, vanwege het nu al intensieve gebruik van het plein.

Wel aangetroffen zijn broedende Zilvermeeuwen en Kleine mantelmeeuwen. De aanwezigheid van struweelbroeders als de Heggenmus en Winterkoning is niet uitgesloten. Deze soorten zijn beschermd tijdens de broedperiode, hetgeen betekent dat het bedrijfspand en de omliggende struwelen tussen grofweg 1 maart en 1 augustus niet mogen worden gesloopt of verwijderd, wanneer de vogels nog steeds aanwezig zijn.

Kraamkolonies of vaste vliegroutes van vleermuizen zijn niet op het plein aangetroffen. De groene taluds langs het spoor worden wel als vliegroute gebruikt, maar uitvoering van dit bestemmingsplan heeft daarop geen negatieve effecten. In en rondom het plangebied zijn daarnaast ook geen paarverblijfplaatsen aangetroffen.

4.5 Kabels en leidingen

4.5.1 Beleidskader

Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geldt een verplichting om voor een zone van enkele meters aan weerszijden van gasleidingen met een werkdruk van 16 bar of meer en voor brandstofleidingen een beschermende regeling in het bestemmingsplan op te nemen. Voor het uitvoeren van grondwerkzaamheden in die zone, of het bebouwen ervan, is vanuit die beschermende regeling een aanvullende omgevingsvergunning vereist, zodat een te zware belasting van de leiding of het raken van de leiding bij grondwerkzaamheden kan worden voorkomen. Naast deze leidingen kunnen ook andere kabels en leidingen planologisch relevant zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan hoogspanningsverbindingen en rioolpersleidingen. Ook voor dergelijke leidingen kunnen bestemmingsplannen passende regelingen bieden.

Voor bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toelaten is bovendien van belang dat die ontwikkelingen niet worden belemmerd door de aanwezigheid van kabels en leidingen, zowel vanuit veiligheidsoogpunt als kostenoogpunt. Het verwijderen of verplaatsen van bestaande kabels en leidingen vormt in veel gevallen een significante kostenpost die op de uitvoerbaarheid van projecten drukt.

4.5.2 Onderzoeksresultaten

Onder het Bètaplein zijn geen noemenswaardige kabels en leidingen aanwezig, zoals gasleidingen met een werkdruk van boven de 16 Bar of hoogspanningsleidingen van Liander. Het pand op het perceel Lammenschansweg 128 is aangesloten op een een electriciteitskabel van Liander met een lage spanning, en daarnaast aan reguliere Ziggo en KPN-verbingen en water- en rioolaansluitingen. Tussen het perceel en het ROC-Lammenschanscomplex is een kabelbundel aanwezig, evenals een electriciteitskabel met midden spanning. Tussen de kabels ligt nog een oude gasleiding, die in onbruik is geraakt, nadat in 2012 een nieuwe gasleiding is aangelegd op het campusterrein ten zuiden van het Bètaplein. Die nieuwe gasleiding pikt weliswaar een klein stukje van de zuidwestelijke hoek van het plein mee, maar omdat de werkdruk slechts 8 Bar is, is geen beschermende regeling in het bestemmingsplan daarvoor noodzakelijk.


Samenvattend kan worden gesteld dat geen kabels en leidingen hoeven te worden verlegd ter uitvoering van het bestemmingsplan, behoudens enkele ondergeschite huis-aan-huis- verbindingen op het perceel Lammenschansweg 128. Het verwijderen van die kabels en leidigen vormt geen significante bijdrage aan het kostenverhaal met betrekking tot het project.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0009.png"

Figuur 9: Overzicht kabels en leidingen op basis van recente klic-melding.

4.6 Milieuaspecten

4.6.1 Bedrijven en milieuzonering

Beleidskader

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om, in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening', aan te tonen dat toekomstige en bestaande bewoners en gebruikers een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, maar ook dat bestaande bedrijven niet in hun belangen worden geschaad. Hiertoe kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Die afstand wordt 'milieuruimte' genoemd. Milieuzonering omvat het stelsel van verschillende gradaties van milieuruimte die rondom verschillende typen bedrijven noodzakelijk is, ingedeeld in zogenaamde milieucategorieën.

Milieuzonering werkt wederkerig. Dat betekent dat nieuwe bedrijven afstand moeten houden tot gevoelige objecten, maar ook dat nieuw te ontwikkelen (gevoelige) objecten voldoende afstand moeten houden tot bestaande bedrijven. Die afstand is noodzakelijk, omdat de bedrijfsvoering van een bestaand bedrijf kan worden aangetast of er hinder kan ontstaan voor bewoners en gebruikers wanneer er onvoldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies bestaat. Ter bepaling van de noodzakelijke afstanden zijn het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen' (oftewel het Activiteitenbesluit) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009 leidend.

Onderzoeksresultaten

Bestemmingsplan Bètaplein maakt geen nieuwe functies planologisch mogelijk, afgezien van het vergroten van een openbaar verblijfsplein. Een dergelijk plein vormt op grond van de Wet milieubeheer en Wet geluidhinder geen gevoelige functie, zoals woningen, scholen of verzorgingstehuizen dat wel zijn. Omdat op het Bètaplein geen gemotoriseerd verkeer wordt toegestaan, behoudens alarmverkeer en vuilnisdiensten, krijgt het plein ook geen continue milieubelastende functie, waarvan omliggende gevoelige functies hinder kunnen ondervinden. De akoestische gevolgen van de evenementenfunctie op het plein zijn nader omschreven in paragraaf 4.6.4 (Geluid).

Op het garageperceel waren deels bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 toegestaan, die op basis van de VNG-uitgave gepaard gaan met een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies. Nu de bedrijfsbestemming niet langer op het perceel rust, is het pad vrijgemaakt voor de ontwikkeling van gevoelige functies, waaronder woningen, ter plaatse van het Gammablok.

4.6.2 Bodem

Beleidskader

Onder het stramien van 'een goede ruimtelijke ordening' geldt bovendien dat het gebruik dat planologisch wordt toegestaan voor een bepaald stuk grond moet passen binnen het gebruik dat de bodemkundige staat van de grond toelaat. Zo gelden voor een speelplaats of tuin hogere eisen met betrekking tot de bodemkwaliteit dan voor bijvoorbeeld een bedrijventerrein. Of de bodemkwaliteit een planontwikkeling in de weg staat, wordt bepaald door middel van een bureauonderzoek, eventueel aangevuld met een verkennend veldonderzoek.

De resultaten van het historisch bureauonderzoek, het veldonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden met het planologische besluit bekendgemaakt. Uit het onderzoeksrapport moet blijken of sprake is van ernstige verontreiniging van de bodem of het grondwater. In de Wet bodembescherming zijn grenswaarden opgenomen, die bepalen wanneer voor een bepaald gebruik een grondsanering noodzakelijk is (de zogenaamde saneringscriteria) en hoe schoon de grond moet zijn na een saneringsoperatie (ook saneringsdoelstelling genoemd).

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft het lokale bevoegd gezag de mogelijkheid om bodemkwaliteit binnen haar gebied actief te beheren. Voor het gebied dat valt onder de bevoegdheid van de Omgevingsdienst West-Holland (voor milieuzaken via mandaat gemachtigd door onder andere de gemeente Leiden) geldt het overgangsbeleid uit het Besluit bodemkwaliteit. Dat betekent dat grondverzet is toegestaan:

  • als de nu geldende bodemkwaliteitskaarten dat toestaan;
  • op basis van het 'één-op-één-beleid' uit de regionale nota Bodembeheerbeleid. Dat behelst dat grondverzet altijd is toegestaan als de toe te passen grond beter van kwaliteit is dan de ontvangende bodem én de toe te passen kwaliteit voldoet aan de bodemgebruikswaarde die hoort bij de functie (bestemming) van de locatie.

Onderzoeksresultaten

Ter plaatse van het bestaande Bètaplein is reeds in 2004 en 2012 milieukundig bodemonderzoek verricht, ten behoeve van de ontwikkeling van het ROC-Lammenschanscomplex en studentencampus De Leidse Schans. Beide rapporten geven aan dat de grond slechts zeer licht vervuild is, en ruimschoots voldoet aan de grenswaarden voor de bodemclassificatie 'Wonen'. De bodem is dan ook voldoende schoon voor de bestemming van verblijfsgebied.

Op het perceel Lammenschansweg 128 hebben op diverse plaatsen en tijdens verschillende perioden opslagtanks voor olie gestaan. In oktober 1988 is een HBO-tank met capaciteit van 10.000 liter verwijderd, waarbij op een olieverontreiniging afkomstig van het naastgelegen perceel (Lammenschansweg 130) is gestuit. In 1990 is de olie grotendeels gesaneerd, alleen een vlek onder de bestaande bebouwing is nog aanwezig. Die vlek kan zolang de bebouwing nog aanwezig is niet worden gesaneerd of verder onderzocht.

In 2012 is een ondergrondse, afgewerkte olietank gesaneerd aan de noordzijde van het perceel Lammenschansweg 128. Hiertoe is door bureau IDDS een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd, met kenmerk IDDS bv, 1205E373/RKO/rap1, d.d. 27 juni 2012. Het rapport laat zien dat buiten de tank geen significante bodemverontreinigingen aanwezig waren.

4.6.3 Externe veiligheid

Beleidskader

Externe veiligheid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's die rondom inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen toelaatbaar zijn. Die normen zijn voor inrichtingen (bedrijven) opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transport van gevaarlijke stoffen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs) en voor het transport in leidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen deze beleidskaders staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die voortdurend op die plaats aanwezig is. Het PR kan op een kaart worden weergegeven met zogenaamde risicocontouren. Dat zijn lijnen die punten verbinden met eenzelfde plaatsgebonden risico. Binnen de 10-6 contour, welke als wettelijke norm fungeert, mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkte kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Het GR kan niet op een kaart worden weergegeven, maar wordt weergegeven in grafieken waarop de kans op een ongeval (f) wordt afgezet tegen het aantal slachtoffers (N): de zogenaamde fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

In het Bevi, het Bevb en de cRvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot de planologische keuzes, die gevolgen heeft voor het groepsrisico, moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of (de wijziging van) het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht, waarbij onderwerpen als bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij de afweging dienen te worden betrokken. In het Bevi en de cRvgs zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen.

Onderzoeksresultaten

Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd. Ook ligt het niet in een invloedsgebied van een spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen, boven de in het Bevb genoemde grenswaarden.

Het plangebied ligt wel in het effectgebied van de A4 en de N206. De A4 ligt op een afstand van ruim een kilometer. Vanwege het transport van toxische vloeistoffen in de categorie LT3 heeft de A4 een effectgebied van meer dan 4 kilometer. Op een afstand van een kilometer zijn de gevolgen van ontwikkelingen op het groepsrisico dat voorvloeit uit het transport van LT3 over de A4 doorgaans echter zo klein, dat ze niet meetbaar zijn.

Het plangebied ligt daarnaast binnen het invloedgebied van de N206, die op ruim 600 meter afstand is gelegen en wordt benut voor het transport van de toxische stofcategorieën LT1 en LT2, met een invloedsgebied van respectievelijk 760 en 950 meter. Op grond van het plan verdwijnt circa 1600m2 aan bedrijfsruimte en komt daarvoor een verblijfsplein in de plaats. Dit zal het aantal structureel aanwezige personen in het gebied naar verwachting gemiddeld met enkele tientallen personen laten toenemen. De daggemiddelde toename van het aantal continu aanwezige personen door de functie van het plein als locatie voor vier relatief kleinschalige evenementen per jaar, berekend door het maximale aantal evenementbezoekers per jaar te delen door het aantal dagen per jaar, is nog eens circa tien personen. Die toename van enkele tientallen personen op het plein heeft aannemelijkerwijs geen enkel gevolg voor het groepsrisico ter plaatse. Uit de berekeningen van het groepsrisico voor de realisatie van studentencampus De Leidse Schans bleek immers al dat de aanwezigheid van zo'n 2000 studenten in het gebied ten zuiden van het Bètaplein, dus dichter bij de risicobron N206, geen enkel effect heeft op de fN-curve en dat ruimschoots binnen de zogenaamde 10-6 contour wordt gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0010.png"

Figuur 10: Groepsrisico N206 ter hoogte van het Lammenschanspark, voor zowel een situatie mét (lichtblauw) als zonder campus (rood). Het groepsrisico is nagenoeg gelijk, waardoor het verschil nauwelijks waarneembaar is in de grafiek.

4.6.4 Geluid

Beleidskader

De Wet geluidhinder (Wgh) schrijft voor dat elke planologische maatregel waarmee nieuwe gevoelige functies worden toegestaan binnen de geluidszone van een weg of spoorweg, een akoestisch onderzoek bevat. Dat geldt ook voor planologische maatregelen voor wegreconstructies. Uit het onderzoek moet blijken of de geldende voorkeursgrenswaarde voor geluid op de gevels van de gevoelige functies worden gehaald. Wanneer die voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) niet wordt gehaald na het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige functies of het uitvoeren van een wegreconstructie, dienen voorzieningen te worden onderzocht waarmee alsnog aan de waarde kan worden voldaan.

Wanneer door een wegreconstructie of bij realisatie van geluidgevoelige functies niet redelijkerwijs aan de voorkeursgrenswaarden kan worden voldaan, bijvoorbeeld door toepassing van stiller asfalt, het verlagen van maximumsnelheden of het bouwen van geluidsschermen, is het bevoegd gezag bevoegd om hogere grenswaarden vast te stellen tot een maximum van 63 dB voor wegverkeer en 68 dB voor spoorverkeer.

Wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30km-zone vallen niet onder de Wgh en hoeven daarom niet te voldoen aan de verschillende grenswaarden. Wanneer de uitvoering van een bestemmingsplan echter aannemelijkerwijs tot significante wijzigingen in verkeersintensiteiten leidt, is het inzichtelijk maken van de gevolgen voor geluidhinder nog steeds nodig vanuit het toetsingsstramien van 'een goede ruimtelijke ordening'.

Ook voor milieuinrichtingen gelden grenzen aan de maximale geluidbelasting die zij op de gevels van gevoelige functies, zoals woningen, mogen produceren. De geldende grenswaarden staan in het zogenaamde 'Activiteitenbesluit', en zijn voor de avond- en nachtperiode lager dan voor de dagperiode.

Onderzoeksresultaten

In het bestemmingsplan worden geen geluidgevoelige functies toegestaan, zoals woningen, kinderdagverblijven en zorgcentra. Daarnaast bevinden zich in het plangebied geen wegen, en vindt dus ook geen reconstructie plaats van een bestaande weg. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom in dit geval niet aan de orde.

In het bestemmingsplan worden daarnaast geen bedrijven toegestaan, dus ook geen bedrijven die op grond van de Wet milieubeheer moeten worden aangemerkt als milieuinrichting, en waarvoor het industrielawaai aan het Activiteitenbesluit dient te worden getoetst.

Het bestemmingsplan staat wel vier evenementendagen per jaar in evenementencategorie 2 toe, waarvan twee evenementendagen in categorie 2a en twee in categorie 2b. Alhoewel het plein daarmee niet als 'milieuinrichting' moet worden getypeerd en de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit formeel dan ook niet van toepassing zijn, zijn de akoestische gevolgen van het organiseren van evenementen wel van belang vanuit de optiek van 'een goede ruimtelijke ordening'. Op akoestisch gebied zijn muzikale optredens, in tegenstelling tot bijvoorbeeld ambachts- en culinaire markten of filmvoorstellingen, het meest belastend voor de omgeving. Door bureau SAB is daarom in opdracht van de gemeente Leiden een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de akoestische consequenties van concerten in de categorieën 2a en 2b, zoals bedoeld in het "Evenementenbeleid 2013-2018". De onderzoeksmethodiek, resultaten en conclusies staan omschreven in het rapport 'Akoestisch onderzoek industrielawaai, Bètaplein, Leiden', projectnummer 140388, d.d. 28 augustus 2014, dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

Ten behoeve van het onderzoek is de omgeving eerst zo goed mogelijk in een 3D-model vervat. Alhoewel het rekenprogramma niet toestaat overkragingen te modelleren, is nadrukkelijk rekening gehouden met de gaten in het ROC-gebouw, om een zo realistisch mogelijke weergave van de feitelijke situatie als uitgangspunt te kunnen hanteren. In het onderzoek is daarnaast rekening gehouden met een podium op de locatie aangeduid in het onderzoeksrapport. Die opzet vormt feitelijk de enige werkbare inrichtingsvariant voor concerten, die door de nieuwe vormgeving van het plein nog mogelijk is.

Door SAB is vervolgens berekend welke woningen akoestisch het zwaarst worden belast door optredens vanaf het podium: dat blijken de beoogde studentenwoningen op de noordwestelijke hoek van blok A van de in aanbouw zijnde studentencampus, die ook het dichtst bij het podium liggen. Het ROC en Da Vinci College zelf zijn weliswaar ook gevoelige functies, maar omdat er geen evenementen mogen worden georganiseerd op dagen dat de scholen in bedrijf zijn, zijn de geluidsbelastingen op het ROC-gebouw niet berekend.

Rekening houdend met de maximale grenswaarden uit het evenementenbeleid ter plaatse van die dichtstbijzijnde woningen, uitgedrukt in zowel dB(A) als dB(C), is daarna het maximale bronvermogen bij het podium berekend voor optredens in het zogenaamde 'house-spectrum' en 'popmuziek-spectrum'. Het house-spectrum kan worden gezien als representatief voor bijvoorbeeld optredens van DJ's en rockbands. Het popmuziek-spectrum past bij optredens van bijvoorbeeld singer-songwriters, theater- en cabaretvoorstellingen of 'akoestische sessies', met uitsluitend versterkte snaarinstrumenten en zang.

Beide spectra zijn gebaseerd op een verschillende balans van hoge en lage frequenties, hetgeen leidt tot verschillende geluidsniveaus, afhankelijk van hun weergave in de meeteenheid dB(A) of dB(C). De eerstgenoemde rekeneenheid houdt beter rekening met het menselijke gehoor, en rekent geluiden in zeer lage of juist hoge frequenties minder zwaar mee, omdat mensen die frequenties niet of minder goed kunnen horen. De eenheid dB(A) is daarom maatgevend in de bepaling van de hinderlijkheid van geluidsniveaus of het risico op gehoorschade. In de rekeneenheid dB(C) tellen lage frequenties, die deels niet hoorbaar zijn maar waarvan de trillingen wel voelbaar kunnen zijn door mensen, aanzienlijk zwaarder mee. Met een gelijk bronvolume, uitgedrukt in dB(A), zorgen concerten in het 'house-spectrum' in vergelijking met pop- of orkestmuziek voor aanzienlijk hogere geluidsbelastingen op omliggende woningen, wanneer die zouden worden uitgedrukt in dB(C).

Uit het onderzoek blijken de onderstaande bronvermogens bij het podium maximaal toelaatbaar, om ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen nog aan de grenswaarden uit het evenementenbeleid te kunnen voldoen voor evenementen in categorie 2b. Bij evenementen in categorie 2a moeten alle getoonde waarden met 5 dB worden verlaagd.

Spectrum   A-gewogen   C-gewogen  
  Maximaal bronvermogen   Geluidbelasting bij dichtst- bijzijnde woning   Maximaal bronvermogen   Geluidbelasting bij dichtst- bijzijnde woning  
Spectrum voor housemuziek   117 dB(A)   80 dB(A)   131 dB(C)   97 dB(C)  
Popmuziek- spectrum   123 dB(A)   85 dB(A)   129 dB(C)   96 dB(C)  
Klassieke muziek spectrum   125 dB(A)   85 dB(A)   127 dB(C)   94 dB(C)  
Spectrum voor presentatie   125 dB(A)   85 dB(A)   129 dB(C)   96 dB(C)  
Grenswaarden uit beleid     85 dB(A)     97 dB(C)  

Tabel 1: Maximale bronvermogens bij de verschillende muziekspectra, rekening houdend met de maximaal toegestane geluidbelastingen voor categorie 2b-evenementen.

Nederland kent geen richtlijnen voor de minimale bronvermogens die nodig zijn voor verschillende typen evenementen, maar in Duitsland bestaan die richtlijnen wel, in de vorm van de VDI-publicatie 3770:2012-09 ('Emissionskennwerte von Schallquellen Sport- und Freizeitanlagen"). De onderstaande tabel toont die benodigde bronvermogens, ter plaatse van het podium.

Type optreden   Minimaal benodigd bronvermogen  
Groot podium   124 dB(A)  
Klein podium   116 dB(A)  
Presentatie en muziek   118 dB(A)  
Achtergrondmuziek (pauze)   99 dB(A)  
Klassieke muziek   111 dB(A)  

Tabel 2: Minimaal benodigde bronvolumes volgens VDI-publicatie 3770:2012-09

Uit het onderzoek van SAB blijkt dat voor categorie 2a en 2b-concerten in het 'house-spectrum' een bronvermogen van respectievelijk 112 en 117 dB(A) beschikbaar zal zijn, en dat hogere bronvermogens leiden tot een overschrijding van de C-gewogen grenswaarden op de dichtstbijzijnde woningen aan de zuidkant van het plein. Dergelijke concerten van de omvang zoals op het Bètaplein toegestaan, benutten volgens de Duitse richtlijnen idealiter een bronvermogen van minimaal 118 dB(A). Het SAB-onderzoek bevestigt dat beeld: achterin het voor publiek beschikbare terrein, bij de hoek van de grotere inkeping in het ROC-gebouw, is het volume van optredens in het house-spectrum bij een bronvermogen van 117 dB(A) afgezwakt tot ca. 81 dB(A). Dat is zacht te noemen: de muziek komt bij optredens met enkele honderden toeschouwers niet voldoende ver boven het stemgeluid van het publiek uit om voldoende artistieke waarde te hebben. Voor het optimaal ervaren van concerten bieden evenementorganisatoren en concertzalen gebruikelijk volumes tussen de 90 dB(A) en 105 dB(A) ter plaatse van het publiek.

Optredens in het popmuziek-spectrum, het klassieke muziek-spectrum en het presentatiespectrum kunnen wel plaatsvinden met de daarvoor minimaal benodigde bronvolumes. De aanzienlijk lagere C-gewogen geluidsvolumes in die spectra, veroorzaakt door een minder groot aandeel basgeluiden, maken de A-gewogen volumes maatgevend, hetgeen een hoger A-gewogen bronvermogen toestaat en daarmee ook tot hogere A-gewogen volumes ter plaatse van het publiek leidt. Kortom: de grenswaarden uit het evenementenbeleid en de aanwezigheid van woningen direct aan de zuidkant van het Bètaplein maken dat optredens van bijvoorbeeld theatergroepen, cabaretiers, kamerorkesten en 'acoustic sessions' prima tot hun recht kunnen komen. Voor optredens van DJ's en bands, die doorgaans onder het house-spectrum vallen, kan een publiek ter grootte van 1200 bezoekers niet volledig met een voldoende geluidsvolume worden bediend: dergelijke optredens komen enkel tot hun recht bij een aanzienlijk kleinere publieksomvang, dat zich binnen 10 tot 15 meter van de geluidsbron (het podium) zou moeten opstellen.

Optredens in het house-spectrum en popmuziek-spectrum, die de maximale geluidbelasting voor evenementen in categorie 2b produceren op de dichtstbijzijnde woningen, leiden tot de onder getoonde gevelbelastingen op overige woningen rondom het Bètaplein. Voor evenementen in categorie 2a moeten alle waarden met 5 dB worden verlaagd. De geluidbelastingen bij een veel groter aantal meetpunten is getoond in het akoestisch onderzoek zelf.

  Maximale geluidbelastingen bij optredens in House-spectrum in categorie 2b   Maximale geluidbelastingen bij optredens in Popmuziek- spectrum in categorie 2b  
Woning   Uitgedrukt in dB(A)   Uitgedrukt in dB(C)   Uitgedrukt in dB(A)   Uitgedrukt in dB(C)  
Greentower   69   86   74   82  
Kamerlingh Onnesplein 1   49   71   52   65  
Kamerlingh Onnesplein 2   51   73   54   67  
Kamerlingh Onnesplein 3   52   74   54   68  
Leidse Schans blok A   80   97   85   93  
Leidse Schans blok B   70   88   76   84  
Melchior Treublaan 4   53   75   54   69  
Melchior Treublaan 5   50   71   53   66  
Melchior Treublaan 6   50   71   54   66  
Melchior Treublaan 7   48   66   53   62  
Melchior Treublaan 8   48   67   53   62  
Melchior Treublaan 9   48   66   53   61  
Melchior Treublaan 10   47   66   53   61  
Melchior Treublaan 11   47   65   52   61  
Melchior Treublaan 12   47   65   52   60  
Melchior Treublaan 13   49   69   53   64  
Melchior Treublaan 14   46   65   51   60  
Melchior Treublaan 15   46   64   51   60  
Melchior Treublaan 16   45   64   50   60  
Melchior Treublaan 17   45   65   50   60  
Melchior Treublaan 18   45   65   50   60  
Melchior Treublaan 19   45   65   50   60  
Melchior Treublaan 20   45   66   49   60  
Melchior Treublaan 21   45   66   49   60  
Melchior Treublaan 22   45   66   49   60  
Melchior Treublaan 23   45   66   49   60  
Melchior Treublaan 24   45   66   48   60  
Melchior Treublaan 25   45   66   48   60  
Melchior Treublaan 26   44   66   48   60  
Melchior Treublaan 27   44   65   48   60  
Melchior Treublaan 28   44   65   48   59  
Van der Waalstraat 57 en 57a   49   69   53   63  
Norm uit Evenementenbeleid   85   97   85   97  

Tabel 3: geluidsbelastingen op gevels van omliggende woningen bij evenementen in cat. 2b

Op de voorgevels van de woningen in de Professorenbuurt (Kamerlingh Onnesplein en Melchior Treublaan) vinden bij evenementen in categorie 2b geluidbelastingen plaats tot maximaal 54dB(A) bij optredens in het Popmuziek-spectrum. De gemeente acht die geluidbelastingen, die op basis van dit bestemmingsplan maximaal twee maal per jaar zullen plaatsvinden, goed passen bij het karakter van de buurt. De woningen aan de noordzijde van de in aanbouw zijnde studentencampus worden belast met maximaal 85dB(A). Gelet op het karakter van die wijk acht de gemeente ook dat geluidsniveau acceptabel.

4.6.5 Luchtkwaliteit

Beleidskader

Wet milieubeheer (Wm)

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit en bevat kwaliteitseisen voor de buitenlucht. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen luchtverontreiniging. Daartoe zijn in bijlage 2 van de Wm grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De aanwezigheid van de overige stoffen in bijlage 2 is minder kritisch.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

De 'Wet luchtkwaliteit' vormt de Nederlandse uitwerking van de Europese normen voor de luchtkwaliteit. Op grond van de Europese regelgeving moest vanaf 2005 overal in Europa worden voldaan aan de grenswaarde voor fijn stof. Voor stikstofdioxide gold de grenswaarde vanaf 2010. In Nederland is het niet gelukt om overal aan de grenswaarden te voldoen, waarna de regering de Europese Commissie om uitstel heeft verzocht. Op 7 april 2009 is dat gevraagde uitstel gegeven, waarna de jaargemiddelde norm voor fijn stof in juni 2011 alsnog overal gehaald moest zijn en de daggemiddelde en jaargemiddelde norm voor NO2 uiterlijk op 1 januari 2015. Om deze normen te halen is een maatregelenpakket opgesteld, dat in een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de lagere overheden wordt uitgevoerd. Dit pakket wordt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) genoemd. Het NSL is op 1 augustus 2009 van kracht geworden en vormt de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren en alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het Rijk coördineert het programma. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in Amvb's en ministeriële regelingen, waarvan de onderstaanden hier van belang zijn.

Besluit en regeling 'niet in betekenende mate'

De 'Wet luchtkwaliteit' maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel 'niet in betekenende mate' (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit op de desbetreffende locatie. Grotere projecten die in betekenende mate bijdragen kunnen worden opgenomen in het NSL, als is aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. Met projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging is rekening gehouden in de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit.

Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project al dan niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd. NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen.

Besluit gevoelige bestemmingen

Met het Besluit gevoelige bestemmingen wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale wegen en rijkswegen beperkt. Het besluit is daarmee niet van toepassing op deze omgevingsvergunning, want het plangebied ligt niet in de nabijheid van provinciale wegen en rijkswegen.

Regionaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit

In het Regionale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit Zuid Holland is een aantal maatregelen ingebracht, die in de regio Holland Rijnland worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De uitvoering van deze maatregelen worden gecoördineerd door de Omgevingsdienst West-Holland.

Onderzoeksresultaten

Bestemmingsplan Bètaplein ziet op een afname van circa 1.600m² bvo aan bedrijfsruimte op het perceel Lammenschansweg 128. Anders dan incidenteel het geval bij evenementen, zal het plein zelfstandig niet bijdragen aan een toename van het aantal verkeersbewegingen in de omgeving. De reeds aanwezige en toekomstige onderwijs-, woon- en bedrijfsruimtes in de omgeving van het Bètaplein, die in hoofdzaak mensen naar het plein zullen trekken, zijn reeds planologisch toegestaan. De enige uitzonderingen daarop zijn de ontwikkeling van het Gammablok, van de Greentower en van de Ananasweglocatie. Bij elkaar opgeteld zien die ontwikkelingen op een toevoeging aan het bestaande programma van circa 650 woningen en 5000m² bvo commerciele ruimte. Ook als de verschillende projecten als één project zouden worden gezien, zou dat project ruimschoots onder de 'NIBM-criteria' vallen. Op basis van de Regeling 'niet in betekenende mate' is dat automatisch het geval wanneer een ontwikkeling minder dan 1500 woningen omvat.

Volgens de Atlas voor de leefomgeving kent de Lammenschansdriehoek een achtergrondwaarde voor fijn stof van 25-27µg/m³ en een achtergrondwaarde voor stikstofdioxide van 30µg/m³. Beide waarden vallen ruimschoots binnen de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit, die voor beide stoffen 40µg/m³ bedraagt. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.7 Milieueffectrapportage

In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is bepaald dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld wanneer een ruimtelijk project onder een categorie valt die is genoemd in lijst D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. én belangrijke gevolgen voor het milieu heeft. Uit een dergelijk milieueffectrapport moet onder andere blijken of er redelijkerwijs alternatieven voor het plan beschikbaar zijn, die leiden tot een minder grote belasting van het milieu.

Het project tot realisatie van een verlengd Bètaplein valt op zichzelf niet onder één van de categorieën in de D-lijst van het Besluit m.e.r., maar kan wel worden gezien als onderdeel van een grotere herontwikkeling van het Lammenschansgebied. Die herontwikkeling bestaat naast de herinrichting van het Bètaplein verder uit de realisatie van de Greentower, de ontwikkeling van de Ananasweglocatie en de herontwikkeling van het zogenaamde Gammablok. Gezamenlijk zijn die projecten aan te merken als een "stedelijk ontwikkelingsproject", zoals bedoeld in categorie D11.2 van het Besluit m.e.r., al ligt het gezamenlijke programma aanzienlijk lager dan de drempelwaarden van 2000 woningen en/of 200.000m² aan vloeroppervlak, waarvoor een m.e.r.-beoordeling is vereist. Daarnaast zijn de plannen, met uitzondering van het plan voor de Greentower, nog onvoldoende concreet om al direct in de vorm van een bestemmingsplan in procedure te kunnen brengen en dus ook onvoldoende concreet om in één gezamenlijk plan op te nemen.


Desalniettemin zal bij het opstellen van de afzonderlijke postzegelbestemmingsplannen voor de drie bovengenoemde projecten rekening worden gehouden met de cumulatie van activiteiten die bijdragen aan dezelfde milieueffecten. Omdat de Lammenschansdriehoek geen cultuurhistorisch waardevolle elementen bevat en daarnaast ook in ecologisch opzicht weinig waardevol is, is de gezamenlijke bijdrage aan het verkeer op de Lammenschansweg (met de daaruit voortvloeiende gevolgen voor geluidhinder en luchtkwaliteit) feitelijk het enige overkoepelende milieueffect dat in samenhang moet worden beschouwd. Daarom is de zogenaamde Regionale Verkeer- en Milieu Kaart (RVMK) aangevuld met een model waarin het programma (voor zover bekend) van alle bovengenoemde ontwikkelingen is toegevoegd. De onderzoeken in het kader van de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer, titel luchtkwaliteit, zijn gebaseerd op de verkeersintensiteiten uit dat nieuwe RVMK-model. Op die manier wordt bij de plannen waarvoor toetsing aan het Besluit m.e.r., de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer ook vereist is, rekening gehouden met alle actuele ontwikkelingen die bijdragen aan dezelfde milieueffecten.

4.8 Verkeer en vervoer

4.8.1 Beleidskader

Kadernota Bereikbaarheid

De Kadernota bereikbaarheid is op 29 mei 2009 door de gemeenteraad van Leiden vastgesteld en biedt een set maatregelen ter verbetering van het vervoersnetwerk in Leiden. Naast het schetsen van de beoogde verkeerscirculatiestructuur zijn in de nota kaders geschetst voor het bouwen van twee ondergrondse parkeergarages in de Leidse binnenstad, het bouwen en exploiteren van de inmiddels in gebruik genomen Morspoortgarage tot 2020 en het exploiteren van de parkeervoorziening op het Haagwegterrein tot 2022.

De Kadernota ziet verder op de tijdelijke invoering van een blauwe zone in grote delen van de 19e-eeuwse schil voor een periode van twee jaar, waarna moest worden beoordeeld of tot definitieve invoering van de blauwe zone wordt overgegaan. Ook de parkeerplaatsen langs de ventwegen aan weerszijden van de Lammenschansweg behoren toe tot die blauwe zone. Inmiddels heeft het College besloten de blauwe zone geleidelijk om te zetten in een betaald parkeerregime, en dat reguleringsgebied uit te breiden tot aan de Churchilllaan. De gehele Lammenschansdriehoek komt daarmee onder een betaald parkeerregime te vallen.

Daarnaast omvat de Kadernota onder andere het optuigen van een parkeermonitor, waarin de bezettingsgraad van gemeentelijke parkeervoorzieningen in en rondom de binnenstad driejaarlijks wordt bijgehouden, het opstellen van beleidsregels met betrekking tot parkeren, gericht op het toetsen van nieuwe bouwinitiatieven aan de bouwverordening (onder omschreven) en het verbeteren van het Parkeerroute Informatiesysteem (PRIS), voor een betere verwijzing van verkeer naar parkeervoorzieningen.

De 'Nota van Uitgangspunten: Bereikbaar Leiden' van maart 2012 vormt een operationalisering van de Kadernota Bereikbaarheid. De ambities zoals benoemd in de Kadernota zijn daarbij, met uitzondering van de komst van een lightrailtraject door de binnenstad en het completeren van de stadsring door de aanleg van de Ringweg-Oost, gelijk gebleven. De nota van uitgangspunten benoemt een aantal concrete uitvoeringsprogramma's om de ambities uit de kadernota te verwezenlijken. Geen van die uitvoeringsprogramma's heeft direct betrekking op het plangebied, al wordt behoud van de Lammenschansweg als primaire ontsluitingsroute voor fiets-, auto- en busverkeer nadrukkelijk benoemt.

Nota Beleidsregels Parkeernormen Leiden

Op 28 februari 2012 is door het College van B&W een set beleidsregels vastgesteld, die voorschrijven hoe de gemeente toepassing geeft aan de bepalingen in de bouwverordening ten aanzien van de voldoening aan de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen. De beleidsregels bevatten parkeernormen voor allerlei verschillende functies, met bijbehorende bezettingspercentages per dagdeel, en stellen plantoetsers op die manier in staat te bepalen wat de parkeerbehoefte vanuit een ontwikkeling precies is.

In beginsel dient elke ontwikkeling op of onder eigen terrein te voorzien in de toename van de parkeerbehoefte. Een eventueel parkeertekort in de bestaande situatie hoeft niet te worden opgelost. Het beleid borgt zodoende dat ontwikkelingen kunnen plaatsvinden wanneer reeds sprake is van een tekort op de parkeerbalans, zolang dat tekort maar niet toeneemt.

Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepaling dat de toename van de parkeerbehoefte op of onder eigen terrein moet worden opgelost, wanneer er op of onder de ontwikkelingslocatie niet voldoende ruimte bestaat, maar binnen een straal van 400 meter wel voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of aangebracht kan worden.

4.8.2 Onderzoeksresultaten

Ontsluiting

Het Bètaplein is één van de best bereikbare plekken van Leiden, voor zowel fietsers, automobilisten, busreizigers én treinreizigers. Met een NS-station en toekomstig HOV-busstation op enkele tientallen meters afstand, en een hoofdfietsroute en belangrijke autoweg naast het plein mag de bereikbaarheid uitstekend genoemd worden.

Het beoogde plein zelf moet, net zoals dat nu al op het bestaande deel van het plein het geval is, uitsluitend het domein worden van voetgangers, fietsers en bromverkeer. Voor die verkeersgroepen vormt het plein een belangrijke schakel tussen een aantal veelbezochte functies. Dagelijks zullen duizenden bezoekers van het ROC-Lammenschans, het Da Vinci College, een supermarkt en een aantal andere wijkvoorzieningen, studentencampus De Leidse Schans én het Kanaalpark over het plein reizen om op hun plek van bestemming te komen. Gelijktijdig is de ambitie een plein te ontwikkelen dat geschikt is voor mensen die op het plein willen verblijven, zoals bezoekers van de horecaterrassen en gebruikers van de sportvoorzieningen. Voor al deze groepen moet het plein zodanig worden ingericht dat voldoende ruimte ontstaat voor veilige en comfortabele verplaatsingen, terwijl mogelijkheden tot verblijf op het plein niet worden gefrustreerd. Die uitgangspunten vormden de basis voor het pleinontwerp.

De voorzieningen rondom het plein, waaronder buurtgerichte winkels, dienstverlenende bedrijven en horecagelegenheden, worden afhankelijk van hun locatie per auto ontsloten vanaf de Lammenschansweg of de Kanaalweg. De voorzieningen in het ROC-gebouw worden bevoorraad via de Alfastraat, aan de noordzijde van het complex. Toekomstige voorzieningen in het 'Gammablok' en het noordwestelijke campusblok worden bevoorraad vanaf de ventweg van de Lammenschansweg of de rondweg rondom de campus, die beiden aantakken op het kruispunt tussen de Lammenschansweg en de Tomatenstraat. Voorzieningen in het noordoostelijke campusblok en in de Greentower worden bevoorraad via het Kanaalpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0011.png"

Figuur 11: Laden en lossen rondom het Bètaplein

Bezoekers voor al deze functies en voor het Bètaplein zelf kunnen parkeren in de ondergrondse parkeergarage 'Lammenschans', in een toekomstige parkeergarage ten noorden van de Greentower, of bij de parkeervoorzieningen langs de Lammenschansweg of achter de campusblokken.

Parkeren

De gemeente Leiden hanteert in beginsel de in paragraaf 4.8.1 genoemde 'Nota beleidsregels parkeernormen Leiden' als leidraad voor het bepalen van de parkeerbehoefte bij ruimtelijke ontwikkelingen. De normen zijn afgeleid van de landelijk geaccepteerde kencijfers van het kennisorgaan CROW. Wanneer de gemeentelijke nota niet toereikend is om de parkeer- behoefte te kunnen bepalen, bijvoorbeeld omdat er in de nota geen normen worden gegeven voor bepaalde functies, wordt teruggegrepen naar diezelfde kencijfers van het CROW.

Bestemmingsplan Bètaplein ziet op het verdwijnen van circa 1.600m² bvo aan bedrijfsruimte op het perceel Lammenschansweg 128. Voor garagebedrijven geldt op basis van zowel de gemeentelijke parkeernormen als de kencijfers van het CROW een parkeernorm van 1,2 parkeerplaatsen per 100m² bvo bedrijfsoppervlak. De parkeerbehoefte zal dan ook overdag met 19,2 parkeerplaatsen afnemen. 's Avonds bedraagt de parkeerbehoefte slechts 10% daarvan, dus een kleine twee parkeerplaatsen. Op het perceel van de autogarage zijn 11 eigen parkeerplaatsen voor bezoekers aanwezig, die na amovatie van het garageperceel zullen verdwijnen. Het bestemmingsplan leidt er dan ook toe dan de parkeersituatie rondom het Bètaplein iets zal verbeteren: de behoefte naar parkeerplaatsen neemt met 8 plaatsen af.

Rondom het Bètaplein zijn verschillende ruimten voor retailers beschikbaar en er komen daar nog enkele bij, na realisatie van de campus en de zogenaamde Greentower. Al deze ruimten zijn bestemd voor een breed scala aan buurtgebonden functies, waaronder detailhandel, dienstverlening, horeca en paramedische voorzieningen, die samen een wijkgericht voorzieningencluster cq winkelcentrum vormen. Omdat op voorhand niet altijd duidelijk is welke voorzieningen alle ruimten in nieuwe buurtgebonden winkelcentra zullen betrekken, zoals ook voor het Bètaplein geldt, biedt CROW-publicatie 317 algemene kencijfers voor winkelcentra. De bezoekers van de retailers aan het Bètaplein worden geacht te parkeren in de ondergrondse parkeergarage, onder het plein, terwijl de medewerkers en leveranciers van de verschillende winkels, horecagelegenheden en dienstverlenende bedrijven kunnen parkeren in de Alfastraat en de parkeerterreinen achter de campusblokken.

Tabel 3 geeft de parkeerbehoefte van deze retailers aan, op basis van bezettingspercentages die telkens uitgaan van de meest negatieve programmering op het betreffende tijdstip. In de tabel is bijvoorbeeld rekening gehouden met de komst van enkel horecagelegenheden en een supermarkt tijdens de avondperiode, terwijl voor de zaterdagmiddag is gerekend met het 'worst-case-scenario' dat uitsluitend winkels zich aan het Bètaplein zullen vestigen. Op zaterdagmiddag blijkt de parkeerbehoefte maatgevend: 110,6 parkeerplaatsen zijn dan nodig voor de bezoekers van de retailvoorzieningen. Daarin is er ook rekening mee gehouden dat de bezoekers van de bewoners van de Greentower in de garage zullen parkeren. Het bestemmingsplan Bètaplein leidt niet tot een verandering in deze parkeerbehoefte. De behoefte wordt gegenereerd door functies rondom het plein, die grotendeels reeds op basis van de daar vigerende bestemmingsplannen zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00094-0301_0012.png"

Tabel 3: parkeerbehoefte vanuit retailers rondom het Bètaplein.

Met dit bestemmingsplan wordt op het Bètaplein echter wel een onbeperkt aantal evenementen in categorie 1 toegestaan, zoals dat op basis van het evenementenbeleid overal in de stad is beoogd. Dergelijke evenementen, zoals een buurtfeest of een rommelmarkt in het kader van Koningsdag, hebben geen noemenswaardige bovenlokale aantrekkingskracht en daarmee ook geen significante gevolgen voor de parkeerbehoefte rondom het plein. Naast deze zeer kleine evenementen worden vier dagen per jaar evenementen toegestaan in evenementencategorie 2, waarvan twee evenementendagen in categorie 2a en twee dagen in categorie 2b. Gezien de gekozen inrichting van het Bètaplein kunnen daar maximaal 1200 tot 1500 bezoekers terecht, afhankelijk van de grootte van het podium. Met een dergelijke omvang geldt voor categorie-2-evenementen op het Bètaplein dat zij in tegenstelling tot de grote evenementen in de stad, zoals Werfpop, Summerjazz, het hoofdfeest van Koningsdag Leiden, Leiden Culinair, de Lakenfeesten en het Leids Ontzet, waar 4500 tot enkele tienduizenden bezoekers op af komen, in veel mindere mate gericht zijn op een bovenregionaal publiek. Een groter aandeel van het publiek zal uit de Leidse regio zelf afkomstig zijn.

Voor grotere evenementen (met minimaal 5000 bezoekers) gaat de gemeente Leiden er in lijn met de richtlijnen uit de CROW-publicatie 305 (p.38) vanuit dat gemiddeld 54% van de bezoekers van een evenement met de auto komt en dat daarbij een bezettingsgraad van 2,5 personen per auto geldt. Bij evenementen in de directe omgeving van een NS-station is dat percentage aannemelijkerwijs aanzienlijk lager, en het percentage met de auto komende bezoekers daalt verder naarmate een groter aandeel van het publiek uit de regio afkomstig is. De gemeente gaat er daarom vanuit dat maximaal 40% van de bezoekers van de categorie 2 evenementen op het Bètaplein met de auto zal komen, met een bezettingsgraad van 2,5 personen per auto.

De parkeergarage onder het Bètaplein bevat 303 openbare parkeerplaatsen. Vanuit akoestische overwegingen mogen op het plein geen categorie-2-evenementen plaatsvinden wanneer het ROC- en Da Vinci College onderwijs bieden. Tijdens de evenementen geldt vanuit de scholen dan ook geen parkeerbehoefte. Wanneer de retailers tijdens de evenementen wel geopend zouden moeten blijven, zijn er in de garage zodoende 303 - 110,6 parkeerplaatsen = 192,4 parkeerplaatsen beschikbaar. Wanneer 40% van het evenementenpubliek met de auto zou reizen, met een gemiddelde autobezetting van 2,5 personen per auto, biedt de garage zelfstandig ruimte voor 192,4 * 2,5 * 2,5 = 1202,5 evenementenbezoekers. Het maximale aantal bezoekers van evenementen in categorie 2 op het Bètaplein is daarom beperkt tot 1200 personen.

De gemeente verwacht dat die bezoekers ook daadwerkelijk in de garage zullen parkeren, wanneer in de Professorenwijk en in het Kanaalpark betaald parkeren is ingevoerd op basis van een gelijkwaardige prijsstelling als die van de garage. Het is dan immers niet langer aantrekkelijker om in die verder gelegen buurten te parkeren.

4.9 Water

4.9.1 Beleidskader

Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan is een structuurvisie, die in december 2009 door het Rijk is vastgesteld als opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding en de belangrijkste kaders voor de landelijke waterhuishouding beschrijft. Het Nationaal Waterplan richt zich met name op landelijke watersystemen en het bieden van ruimte voor die systemen op de tijdstippen dat ruimte nodig is, bijvoorbeeld met behulp van de beschikbaarstelling van uiterwaarden bij grote rivieren. Het Nationaal Waterplan heeft geen direct raakvlak met dit bestemmingsplan, omdat in het plangebied geen bovenlokale watersystemen aanwezig zijn.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

In het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland is de provinciale sturingsvisie met betrekking tot de waterhuishouding in de provincie voor de periode tot 2015 aangegeven. De provinciale rol in het waterveld spitst zich met name toe op kaderstelling en toezicht. Voor de provincie Zuid-Holland zijn vier kernopgaven geformuleerd, waar het provinciale waterbeleid zich met name op richt. De vier kernopgaven zijn in het waterplan vervolgens verder uitgewerkt en betreffen:

  • het waarborgen van de waterveiligheid;
  • het realiseren van mooi en schoon water;
  • de ontwikkeling van een duurzame (zoet)watervoorziening;
  • het realiseren van een robuust en veerkrachtig watersysteem.

Waterbeheerplan 2010-2015

Het plangebied van dit bestemmingsplan valt geheel binnen het beheersgebied van het Hoog- heemraadschap van Rijnland. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het beheer van een deel van de watergangen en de bijbehorende kunstwerken in het plangebied, en heeft in het kader van die taak beleidsregels vastgesteld in het zogenaamde Waterbeheerplan.

Onder het motto 'droge voeten en schoon water' staat het werk van het hoogheemraadschap in het teken van drie hoofddoelen: veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water, inclusief goed beheer van de afvalwaterketen. Het zwaartepunt ligt bij de verbetering van regionale keringen, implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en het Nationaal Bestuursakkoord Water, renovatie van boezem- en poldergemalen en het uitvoeren van het reguliere baggerprogramma voor polder en boezem.

Keur en Beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, evenals nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. De beleidsmatige uitgangspunten en ambities uit het bovengenoemde Waterbeheerplan 2010-2015 zijn in de Keur vertaald in bindende regels voor burgers en gemeenten, om het hoogheemraadschap gereedschap te geven de beleidsdoelstellingen te kunnen naleven, laten naleven en handhaven.

De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken),
  • andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als het hoogheemraadschap daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de bijbehorende 'Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur' is onder andere bepaald in welke gevallen een Watervergunning wordt afgegeven, om ontheffing te verlenen van een verbodsbepaling in de Keur.


Handreiking Watertoets

Om te kunnen borgen dat gemeenten bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen of het verlenen van omgevingsvergunningen ter afwijking van een bestemmingsplan worden gehouden aan de regels uit de Keur, is in artikel 3.1.1 Bro de verplichting opgenomen voor gemeenten om nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen ter toetsing aan het waterschap voor te leggen. Deze toets wordt ook wel de 'watertoets' genoemd. De Handreiking Watertoets, die in december 2011 door het hoogheemraadschap is vastgesteld, bevat richtlijnen over de waterparagraaf in ruimtelijke besluiten en de manier waarop deze wordt getoetst door het waterschap.

Het Hoogheemraadschap van Rijnland biedt gemeenten de gelegenheid de planeigenschappen op een digitaal formulier in te vullen, waarna een digitale watertoets moet uitwijzen of het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning een 'groot waterbelang' omvat en ook feitelijk contact met de afdeling plantoetsing van het hoogheemraadschap dient te worden opgenomen.

Verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2007-2015

De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van het milieu. Vanwege het belang van de functie van riolering, de economische waarde van het rioolstelsel en de interacties tussen riolering, wegen en groen, is het voor de gemeente van belang een goede integrale beleidsafweging te maken. De gemeente Leiden heeft daarom in 2009 het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan vastgesteld. In tegenstelling tot het eerdere gemeentelijke rioleringsplan zijn in dit 'verbrede' plan ook de zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater opgenomen. Die taken vallen sinds de inwerkingtreding van de 'Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken' in 2008 ook onder de gemeenten.

Het gemeentelijke rioleringsplan bevat onder andere de doelstelling om het hemelwater en afvalwater los te koppelen bij nieuwe ontwikkelingen of wanneer onderhoud van het bestaande riool loskoppeling toelaat. In tegenstelling tot gemengde rioolsysteem worden het hemelwater (regenval) en afvalwater bij losgekoppelde rioolsystemen apart opgevangen en wordt het hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) wordt getransporteerd. Dat maakt dat minder water door de RWZIs hoeft te worden verwerkt, hetgeen kostenbesparend en duurzamer is.

4.9.2 Watertoets

In het plangebied behorend bij onderhavig bestemmingsplan zijn geen waterstaatkundige werken, zoals dammen, dijken en andere vormen van waterkeringen aanwezig, die een beschermend planologisch regime behoeven. In het plangebied is verder ook geen water aanwezig en het plangebied is vrijwel volledig verhard, met uitzondering van de grond ter plaatse van enkele bossages rondom het bedrijfsperceel van de Fordgarage en de opstelplaats voor brommers en scooters. Daarnaast bevat het plangebied een klein grasveld, dat is gelegen voor het Da Vinci College. Het grasveld heeft een beperkt waterbergend vermogen, omdat het is gelegen op een relatief dunne deklaag bovenop het waterdichte, betonnen dak van de onderliggende parkeergarage. Een drainagestelsel brengt geinfiltreerd hemelwater naar een afgekoppelde hemelwaterafvoer, waarmee het uiteindelijk in de spoorsloot terecht komt.

Het nieuwe Bètaplein zal worden ingericht volgens hetzelfde ontwerpprincipe dat ook op het campusterrein is toegepast. Dat wil zeggen dat belangrijke loop- en fietsroutes tussen de belangrijkste entrees aan het plein maatgevend zijn voor de inrichting van het plein, en dat tussen die routes "eilanden" ontstaan, die worden omzoomd door betonnen zitranden. De eilanden zullen een groen, onverhard karakter krijgen. Zoals te zien in bijlage 2 zal het onverhard oppervlak op en rondom het Bètaplein toenemen van 3174,3m² tot 5113,8m². Wanneer één van de eilanden plaats biedt aan een basketballcourt cq straatvoetbalveldje blijft in de nieuwe situatie ca. 4505m² onverhard oppervlak over, dus nog steeds een forse toename van het onverhard oppervlak.

Van de nieuwe onverharde grond zal bovendien een groter deel dan in de bestaande situatie worden aangelegd op plekken waar het hemelwater dieper in de grond kan infiltreren. Er is immers bewust voor gekozen zoveel mogelijk eilanden buiten de contouren van de ondergrondse parkeergarage vorm te geven. Het groen dat wordt aangelegd heeft op die manier een groter waterbergend vermogen dan het groen dat nu aanwezig is voor het Da Vinci College.

Het deel van het Bètaplein dat ter plaatse van de bestaande Fordgarage wordt aangelegd, zal evenals het bestaande deel van het Bètaplein worden voorzien van een losgekoppeld hemelwaterstelsel, dat onder natuurlijk verloop wordt aangetakt aan de grote centrale plas op het campusterrein. Bij de inrichting van studentencampus De Leidse Schans is reeds rekening gehouden met een afvoercapaciteit die toereikend is voor de hemelwateropvang van het deel van een verlengd Bètaplein tussen de Lammenschansweg en de in- en uitrit van de ondergrondse parkeergarage Lammenschans. Het deel van het Bètaplein ten oosten van de in- en uitrit wordt reeds via een afgekoppeld hemelwatersysteem afgevoerd naar de spoorsloot, langs de spoorlijn Leiden - Utrecht.

In het plan voor de campus is eveneens reeds voorzien dat de huidige sloot achter het Gammablok, evenals het eerder dit jaar aangelegde wetland bij de garageingang, worden gedempt en dat compensatie daarvan plaatsvindt door het graven van de bovenomschreven vijver. De plannen daartoe zijn in de watertoets bij het bestemmingsplan De Leidse Schans reeds door het hoogheemraadschap geaccordeerd.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de in de vorige hoofdstukken toegelichte beoogde ruimtelijke situatie in het plangebied juridisch is vertaald in planregels en de bijbehorende verbeelding.

De regels bevatten bepalingen voor het gebruik van de gronden en het oprichten van bebouwing op of onder die gronden. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels en vervult een functie in de visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers én gemeente bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking en maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Opzet en volgorde van de regels

De regels zijn, conform de SVBP2012, ondergebracht in een viertal hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

Hierna wordt kort ingegaan op de inhoud van de regels per hoofdstuk.

5.3 Uitleg van de regels

5.3.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In de begrippenlijst zijn begrippen omschreven om zodoende interpretatieverschillen te voorkomen. De begripsbepalingen zijn niet uitputtend bedoeld. Enkel de belangrijkste en doorgaans onbekende begrippen zijn opgenomen in dit artikel. Wanneer een begrip niet opgenomen is in dit eerste artikel en er ontstaat een interpretatieverschil, dan is het normale taalgebruik zoals vastgelegd in het Van Dale-woordenboek maatgevend.

Wijze van meten (artikel 2)

De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen in de diverse bestemmingsbepalingen gemeten dienen te worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 3)

Het beoogde Bètaplein heeft in zijn geheel de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Die bestemming reflecteert het beste de functie van het plein als gebied voor langzaam verkeer en verblijf.

Alhoewel het plein de nodige groenelementen zal bevatten, met het voornaamste doel om het omvangrijke plein op te delen in aangename ruimten met een passende 'menselijke maat' en daarnaast bij te dragen aan een verbetering van de waterhuishouding, zal het Bètaplein in zijn geheel een iets versteender karakter krijgen dan het groene middengebied van studentencampus De Leidse Schans. Het plein zal het domein worden van voetgangers, fietsers en bromverkeer, die allen vallen onder de noemer 'langzaam verkeer'. Het bestemmingsplan maakt dan ook in hoofdzaak verhardingen en voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf mogelijk, evenals groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Onder dat laatste begrip vallen ook fonteinen en andere decoratieve waterelementen.

Gemotoriseerd verkeer is nadrukkelijk niet toegestaan op het plein, behoudens alarmverkeer, veegwagens en vuilnisophaaldiensten. Incidentele bezoeken van vuilniswagens zijn noodzakelijk om de vuilnisbakken op het plein te legen, die zowel bovengronds als ondergronds zijn toegestaan. De winkels, dienstverleners en horecagelegenheden rondom het plein worden bevoorraad via de achterzijde, waarvoor gebruik kan worden gemaakt van de bestaande ontsluitingswegen buiten het plangebied.

Nadrukkelijk op het hele plein toegestaan zijn (horeca)terrassen. De precieze omvang van de terrassen wenst de gemeente Leiden te reguleren via de terrasvergunningen die op basis van de APV noodzakelijk zijn. Evenals de terrassen moeten speelvoorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen, zoals een skatepool, basketballcourt of klimrek, een grote mate van levendigheid aan het plein toevoegen. Ook speel- en sportvoorzieningen zijn daarom opgenomen in de lijst van toegestane functies.

Op termijn is mogelijk de upgrade van het bestaande noodtrappenhuis tot de ondergrondse garage naar een volwaardig stijgpunt wenselijk. Ten behoeve van die ingreep is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen, waarmee het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft één stijgpunt toe te staan, met een maximaal vloeroppervlak van 60m² en een maximale hoogte van 3,5 meter. Met die afmetingen is gekozen voor een ingang die groot genoeg is om herkenbaar te zijn als ingang van de garage, maar klein genoeg om niet een obstakel in het functioneren van en overzicht over het plein te zijn. In het gebouwtje kunnen naast trappen en een lift ook betaalautomaten, toiletten en een kleine kiosk komen.

Tot slot staat de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' een beperkt aantal evenementen toe op het plein, maar uitsluitend binnen de contouren van de functieaanduiding 'evenemententerrein'. De contouren van het terrein en het toegestane aantal bezoekers zijn in overleg met de brandweer en politie gedefinieerd, om zodoende een voldoende mate van toegankelijkheid voor alarmdiensten te kunnen borgen en voldoende vluchtmogelijkheden te kunnen bieden in geval van calamiteiten. De toegestane geluidbelasting op omliggende woningen is gebaseerd op de evenemententypologie, zoals die is opgenomen in het gemeentelijke evenementenbeleid, hetgeen wil zeggen dat de evenementen zich te houden hebben aan bepaalde maximale geluidvolumes op de dichtstbijzijnde gevels van omliggende woningen.

Waarde - Archeologie 6 (artikel 4)

Voor een deel van het plangebied geldt een kans op de aanwezigheid van archeologische waarden in het bodemarchief. Het bestemmingsplan omvat geen locaties waar bouwwerkzaamheden zijn toegestaan, die kunnen leiden tot aantasting van die waarden en waarvoor een nieuw verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden is daarom aansluiting gezocht bij de bevindingen uit het gemeentebrede onderzoek van Hessing en de manier waarop die zijn vertaald in het paraplubestemmingsplan Archeologie. Dat heeft tot gevolg dat een deel van het plein de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' heeft gekregen, waarvoor geldt dat een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden' is vereist bij grondwerkzaamheden over een oppervlak van minimaal 500 m² en een diepte van 75 cm of meer.

5.3.3 Algemene regels

De algemene regels bevatten twee artikelen:

Antidubbeltelregel (artikel 5)

De antidubbeltelregel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

De antidubbeltelregel is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in ieder bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

Algemene afwijkingsregels (artikel 6)

Op grond van de algemene afwijkingssregels kan afgeweken worden van het bestemmingsplan in verschillende specifieke gevallen. Het betreft hier bijvoorbeeld het in beperkte mate afwijken van de maatvoering, of in iets ruimere mate afwijken van de maatvoering, wanneer het dakopbouwen ten behoeve van liftschachten en ventilatiekasten betreft. Daarnaast biedt dit artikel de mogelijkheid om op basis van een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan kleine bouwwerken in de openbare ruimte te plaatsen, zoals bijvoorbeeld toiletvoorzieningen en haltes voor het openbaar vervoer.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 7)

Het overgangsrecht is evenals de antidubbeltelregel opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.

De overgangsregels bevatten bepalingen omtrent het voortzetten van gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mits dat gebruik wel was toegestaan onder het voorheen geldende planologische regime.

Eenzelfde regeling is opgenomen voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning. Indien zo'n bouwwerk afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, het bouwwerk

    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Slotregels (artikel 8)

In de slotregels worden de regels van dit bestemmingsplan aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan ziet in hoofdzaak op de amovatie van het garagebedrijf op het perceel Lammenschansweg 128, het slopen van het bedrijfspand en het herinrichten van het Bètaplein tot een hoogwaardig, goed functionerend stadsplein. Die activiteiten vallen niet onder artikel 6.2.1 Bro en zijn daarom niet 'grexwetplichtig' op basis van de Wro. Een exploitatieplan is dan ook niet formeel vereist ter dekking van de gemeentelijke exploitatiebijdragen.


Dat neemt echter niet weg dat aan de uitvoering van het bestemmingsplan kosten zijn verbonden, waarvan de dekking op voorhand in voldoende mate geborgd moet zijn. De gemeente heeft daartoe de waarde van het garageperceel inclusief opstal laten ramen door een onafhankelijk en erkend taxateur van bedrijfspanden, en heeft daarnaast laten bepalen welke hoogte een volledige schadeloosstelling van de exploitant zou moeten hebben, rekening houdend met alle relevante kostenposten, waaronder verhuiskosten en omzetderving tijdens een aannemelijke verhuisperiode. Door het gemeentelijke ingenieursbureau is daarnaast een raming gemaakt van sloopkosten en kosten voor het bouwrijp maken van het bedrijfsperceel. Voor het Bètaplein zelf is een ontwerp gemaakt, dat is geraamd op basis van realistische aanleg- en materiaalkosten. Bij dit alles is een risicoreservering voor onvoorziene omstandigheden opgenomen.

Aan de dekkingszijde beschikt de gemeente over voldoende bronnen om de bovengenoemde kosten te dekken, te weten:

  • 1. een budget dat is gereserveerd ten behoeve van “strategische grondaankopen in de Lammenschansdriehoek, bedoeld voor de verbetering van het OV-netwerk”, dat nog resteert uit de oorspronkelijke gemeentelijke bijdrage aan grondverwervingen in het kader van de Rijn-Gouwelijn;
  • 2. een krediet uit de exploitatie van het campusproject 'De Leidse Schans', waarvan de bewoners eveneens een belangrijke gebruikersgroep van het Bètaplein zullen vormen.

Deze dekkingsbronnen zijn reeds bij de gemeente beschikbaar en zijn ook toereikend om het plan tot uitvoering te kunnen brengen, inclusief het amoveren van het garagebedrijf. Deze bijdragen zijn niet afhankelijk van bijdragen van derden, dus het opstellen van anterieure overeenkomsten treft geen doel.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Algemeen

Een bestemmingsplan dient maatschappelijk uitvoerbaar te zijn. Dat wil zeggen dat de voorgenomen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan zijn besproken met belanghebbenden, en dat het plan in overwegende mate op maatschappelijk draagvlak kan rekenen. De ervaring leert echter dat het niet altijd mogelijk is alle belanghebbenden bij grote ruimtelijke ontwikkelingen volledig tegemoet te komen. De raadpleging van belanghebbenden tijdens verschillende fasen in het planvormingsproces moet er dan ook vooral toe leiden dat het bevoegd gezag een goede afweging kan maken tussen eventuele tegenstrijdige ruimtelijke belangen.

6.2.2 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt burgemeester en wethouders verplicht om bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan in overleg te treden met de besturen van andere gemeenten, het waterschap, de provincie, de inspecteur op de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie, zolang zij belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Alleen van het Hoogheemraadschap van Rijnland is een reactie naar aanleiding van het voorontwerp bestemmingsplan ontvangen, waarin is gevraagd om duidelijker te omschrijven welke gevolgen het plan zal hebben op de waterbalans in de Cronesteinsepolder. In paragraaf 4.2.9 is daarom nauwkeurig omschreven welke impact het plan heeft op de waterbalans. Dat kan nu ook, omdat de beoogde inrichtingsontwerp voor het nieuwe Bètaplein inmiddels is vastgesteld.

6.2.3 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan Bètaplein, dat op 25 juni 2013 door het college van B&W is vastgesteld, heeft op grond van de Leidse Inspraaknota van 4 juli tot en met 29 augustus 2013 ter inzage gelegen. Tijdens die termijn zijn twee inspraakreacties ingediend. In de bijgevoegde Inspraaknota zijn alle punten in beide reacties puntsgewijs samengevat en beantwoord. Daarbij is ook omschreven tot welke planaanpassingen de inspraakreacties hebben geleid.

6.2.4 Zienswijzen

Van 30 januari 2014 tot en met 23 maart 2014 heeft het bestemmingsplan ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen. Tijdens de zienswijzentermijn zijn 50 zienswijzen ontvangen. Ook de zienswijzen zijn puntsgewijs samengevat en beantwoord in een nota van beantwoording: de zogenaamde zienswijzennota, die ook als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd.

De zienswijzen hebben geleid tot een aantal aanpassingen aan de evenementenregeling, ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. In de Staat van Wijzigingen in de zienswijzennota is een overzicht van die aanpassingen weergegeven.