Plan: | Haagwegterrein Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00071-0301 |
In paragraaf 3.2, titel 'Ecologisch Beleidsplan Leiden en GroenActiePlan (GAP)', is de gemeentelijke beleidsmatige koers op het gebied van ecologie en biodiversiteit voor het Haagwegterrein geschetst. In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de wettelijke kaders met betrekking tot flora- en fauna, die zijn verankerd in de Flora- en Faunawet. De Flora- en Faunawet voorziet in de bescherming van bedreigde en van nature in Nederland voorkomende flora- en faunasoorten. Op basis van de Flora- en Faunawet is het in Nederland onder andere verboden de habitat van bepaalde bedreigde dier- en plantensoorten te verstoren. Van een verstoring van dergelijke habitats kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.
Het bevoegd gezag is in eerste instantie zelf verantwoordelijk vast te stellen of bij het uitvoeren van een project sprake is van de verstoring van bedreigde dier- en plantensoorten. Wanneer dit het geval is dient te worden vastgesteld of de verstoring in voldoende mate kan worden gemitigeerd (bijvoorbeeld door verstoring buiten het broed- of slaapseizoen van de bedreigde diersoorten te laten plaatsvinden) of gecompenseerd (bijvoorbeeld door alternatieve, gelijkwaardige locaties beschikbaar te stellen als habitats van bedreigde soorten). Hoe precies met eventueel aanwezige natuurwaarden moet worden omgegaan is omschreven in de gemeentelijke 'Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen'.
Wanneer de nadelige effecten op bedreigde natuurwaarden niet voldoende konden worden opgevangen, kon vóór de inwerkingtreding van de Wabo sprake zijn van een vergunningplicht onder de vigeur van de Flora- en Faunawet. Deze is onder de Wabo vervangen door de noodzaak een zogenaamde 'verklaring van geen bedenkingen' aan te vragen bij het Ministerie van ELenI. Zonder een dergelijke verklaring kan geen omgevingsvergunning worden verleend.
In de toelichting van bestemmingsplannen die ontwikkelingen planologisch toestaan moeten de gevolgen voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de bovengenoemde regels. Als bij voorbaat vaststaat dat een ontwikkeling niet kan voldoen aan de Flora- en Faunawet en dus ook niet in aanmerking komt voor een omgevingsvergunning, kan die ontwikkeling ook niet worden opgenomen in een bestemmingsplan. In dat geval is immers geen sprake van 'een goede ruimtelijke ordening'.
Bestemmingsplan Haagwegterrein Oost voorziet niet direct in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en geeft daarmee geen aanleiding tot het onderzoeken van de natuurwaarden in het gebied. Eventuele gevolgen van de beoogde toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de realisatie van grondgebonden woningen in deelgebied Oase, dienen te worden onderzocht ter verantwoording van de planmaatregel op basis waarvan die ontwikkelingen worden toegestaan. De huidige staat van de projectlocatie geeft geen aanleiding tot de veronderstelling dat er bedreigde natuurwaarden aanwezig zijn.