direct naar inhoud van 3.1 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Haagwegterrein Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00071-0301

3.1 Provinciaal en regionaal beleid

Provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, Ontwikkelen met schaarse ruimte'

Op 2 juli 2010 is de 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld door Provinciale Staten. De kern van deze visie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit in Zuid-Holland. Die aspecten dragen bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Gestreefd wordt naar een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Een goede bereikbaarheid en een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de structuurvisie wordt aangegeven welke zaken de provincie Zuid-Holland van provinciaal belang vindt. Hiervoor zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

'Visie op Zuid-Holland' is zelfbindend voor de provincie. Het bindende toetsingskader voor de gemeente is uitgewerkt in de provinciale verordening

Verordening Ruimte Provincie Zuid-Holland

In de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland, gelijktijdig met de structuurvisie door Provincale Staten vastgesteld, zijn de provinciale belangen uit de structuurvisie verder uitgewerkt in regels. Aan deze regels moeten alle gemeentelijke ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, voldoen. De Verordening Ruimte bevat onder andere regels ten aanzien van het bouwen buiten de zogenaamde 'rode contouren', en binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale en provinciale landschappen en rijksbufferzones, primaire en regionale waterkeringen en landgoedbiotopen. Met deze doorgaans rurale thema's heeft het plangebied geen raakvlakken. Het Haagwegterrein maakt geen onderdeel uit van regionale of landelijke landschappen, ligt geheel binnen de rode contour en bevat geen primaire of regionale waterkeringen.

De Verordening Ruimte bevat daarnaast regels voor nieuwe kantorenlocaties, bedrijventerreinen en (perifere) detailhandel, telkens gericht op het voorkomen van een ongebalanceerde verdeling van deze functies in de provincie en de vorming van een overschot van kantoor-, bedrijfs- en detailhandelruimte . De provincie staat een clusteringsbeleid voor, waarbij detailhandel wordt gecentreerd rondom de bestaande stads-, dorps- en wijkkernen, waarbij kantorenlocaties worden geclusterd rondom goed bereikbare OV-knopen en waarbij bedrijventerrein alleen kunnen worden gebouwd op daarvoor aangewezen goed bereikbare locaties, meestal in de omgeving van rijkswegen en provinciale wegen. Deze regels gelden echter niet voor kleinschalige zelfstandige kantoren met een oppervlak kleiner dan 1000m² bvo, voor bedrijventerreinen kleiner dan 1 hectare en kleinschalige detailhandel met een bruto oppervlak kleiner dan 200m² bvo. De bestemming van een bedrijfsperceel (achter Haagweg 11), een zelfstandig kantoor (Haagweg 8) en een detailhandelsvestiging (Haagweg 9 en 11) vallen daarmee niet onder het bereik van de betreffende regels in de Verordening Ruimte. Voor het kantoor en de detailhandelsvestiging aan de Haagweg geldt bovendien dat deze al op basis van het huidige planologische regime zijn toegestaan.

In artikel 13 van de Verordening Ruimte staan regels die zien op het beschermen van de vrije windvang en het zicht op traditionele windmolens. Daartoe moet in elk bestemmingsplan een molenbiotoop worden opgenomen met een straal van 400 meter rondom de middelpunt van de molen. Binnen dat gebied gelden beperkingen met betrekking tot de maximale toegestane bouwhoogte van nieuwe bouwwerken. Bestemmingsplannen kunnen een afwijkingsbevoegdheid bieden voor het toestaan van hogere bouwwerken binnen de molenbiotoop, mits aangetoond kan worden dat de vrije windvang van de molen al beperkt is of de bebouwing niet zal leiden tot een significante vermindering van de windvang. Rondom het plangebied liggen twee traditionele windmolens, namelijk molen 'De Put' en molen 'De Heesterboom', waarvan de bijbehorende molenbiotopen deels in het plangebied liggen. In hoofdstuk 5 is omschreven hoe de beschermende regeling voor windmolens uit de Verordening Ruimte is vertaald naar de regels van dit bestemmingsplan.