direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Leiden Schuttersveld e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00003-0301

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2;
  • b. een grootschalig detailhandelsbedrijf in de niet-levensmiddelensector met een maximale oppervlakte van 2.000 m², een garagebedrijf tot een maximum van 2.000 m², een benzineverkooppunt en met de bestemming verband houdende kantoren;
  • c. ondersteunende horeca in horecacategorie I en II;
  • d. bedrijfsgebonden, niet zelfstandige kantoorruimte;
  • e. opslag en uitstalling;
  • f. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, tuinen en verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goothoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 meter, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1;
  • c. de bouwhoogte van een luifel mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van een lichtmast mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • e. voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 meter;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m²;
    • 4. het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, het aantal en de situering van parkeerplaatsen en de inrichting van een perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, (bestaande) boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De totale verkoopvloeroppervlakte voor ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak.
  • b. Bedrijfsgebonden niet-zelfstandige kantoorruimte is toegestaan, met dien verstande dat de hiervoor gebruikte oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak tot maximaal 3.000 m²;
  • c. Opslag en uitstalling zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn van gebouwen.
  • d. Voor wat betreft een grootschalig detailhandelsbedrijf geldt dat winkelvoorzieningen voor een deel voor de verkoop van nevenassortiment mag worden gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
    • 2. het nevenassortimentsdeel neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak;
    • 3. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur en advies is nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie(ën);
  • b. artikel 3.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan is toegestaan op de betreffende gronden, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie(ën).