direct naar inhoud van Regels
Plan: Lingedijk 111, Kedichem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.LINGEDIJK111-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Lingedijk 111, Kedichem met identificatienummer NL.IMRO.0545.LINGEDIJK111-VS01 van de gemeente Leerdam;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijk informatie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;

1.10 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.11 archeologisch gebied

de aan een gebied toegekende archeologische waarden;

1.12 archeologisch verwachtingsgebied

de in een gebied verwachte middelhoge of hoge trefkans op archeologische waarden;

1.13 archeologische waarden

de toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt;

1.16 bestaand
  • a. bij bouwwerken: aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan; alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 boomgaard

een stuk grond waarop (bedrijfsmatig) fruitbomen worden gehouden;

1.21 boomteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond ten behoeve van het telen van houtgewassen;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 buitengebied gebonden bedrijf

een bedrijf dat aan het buitengebied is gerelateerd, zoals hoveniersbedrijven, dierenklinieken, dierenpensions en producten en/of diensten levert aan particulieren of niet-agrarische bedrijven;

1.29 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.30 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 erfafscheiding

afscheiding van een erf of perceel door middel van schutting, gaaswerk of hekwerk, waaronder begrepen afrasteringen en omheiningen;

1.33 extensief recreatief medegebruik

vorm van recreatie die in hoofdzaak gericht is op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, waarvoor geen speciale inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzerbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.34 fruitteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van fruit in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij inbegrepen);

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gebruik(-en)

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.37 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;

1.38 half verhard

een verharding bestaande uit kiezel, grind, schelpen en/ of gemalen baksteen alsmede vergelijkbare losse materialen;

1.39 heidesessie

gebruik van een locatie door bedrijven, instellingen of instanties om buiten de eigen werk- of kantooromgeving in besloten kring activiteiten uit te oefenen als vergaderen, trainen, brainstormen, teambuilding, etc.;

1.40 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.41 horeca

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van vermaak, niet zijnde een seksinrichting, onderverdeeld in horecacategorieën;

  • horecacategorie 1: lichte horeca
    bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken;
  • horecacategorie 2: middelzware horeca
    bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken;
  • horecacategorie 3: zware horeca
    bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen;
1.42 hoveniersbedrijf

een dienstverlenend bedrijf in aanleg en onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen, met daaraan ondergeschikt het kweken en verkopen van planten en siergewassen;

1.43 houtproductie

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.44 intensieve kwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen nagenoeg zonder gebruik te maken van open grond en/of daglicht;

1.45 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, dat als zodanig niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel;

1.46 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een (tour)caravan;

1.47 karakteristiek

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels cultuurhistorische waarden van gebouwen op dat perceel worden beschermd of waaraan mogelijkheden zijn gekoppeld. Van cultuurhistorische waarde is in ieder geval het hoofdgebouw en eventueel ook één of meer bijgebouwen;

1.48 kassen

gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of hard kunststof en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.49 kennel

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het fokken, africhten, verzorgen en verhandelen van honden en/of katten;

1.50 kleinschalig-ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen op beperkte schaal;

1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en ruimtelijke verschijningsvorm duidelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming die ter plaatse geldt;

1.52 kleinschalige horeca-activiteiten

een horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het overdag verstrekken van dranken en versnaperingen;

1.53 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.54 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.55 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.56 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.57 nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.58 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat in overwegende mate gericht is op de teelt van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel dan wel een intensieve veehouderij; zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, pelsdierenhouderij, glastuinbouwbedrijf, witlof- en champignonkwekerij, intensieve kwekerij;

1.59 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.60 normaal beheer en onderhoud

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten of gronden dat het voortbestaan van deze objecten of gronden op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau of in de bestaande situatie wordt gehandhaafd;

1.61 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.62 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.63 ondersteunende horeca

een horecavoorziening, die ten dienste staat van een andere functie, die volgens de bestemming is toegestaan, en waarbij men ten behoeve van die functie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en (kleine) etenswaren; de horeca-activiteit mag niet los van deze andere functie plaatsvinden;

1.64 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.65 particuliere recreanten

gebruikers van een recreatief nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen die hun hoofdverblijf elders hebben en die ter plaatse verblijven voor recreatie;

1.66 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.67 perceel

gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of instelling behoren;

1.68 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, escortbedrijf, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.69 slopen

het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;

1.70 statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden. Hieronder wordt o.a. verstaan de opslag van (antieke) auto's, boten en caravans;

1.71 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden;

1.72 trekkershut

een eenvoudig gebouw met beperkte inhoud en oppervlakte bestaande uit één ruimte, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.73 tunnel

een teeltondersteunende voorziening in de vorm van een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal, niet zijnde glas of hard kunststof, en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.74 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.75 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.76 vakantiewoning

een gebouw (al dan niet opgedeeld in eenheden), dat dient als recreatieverblijf voor recreatief nachtverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben, met de mogelijkheid voor het zelf bereiden van maaltijden door de gebruiker;

1.77 verhard

een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/ of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/ gesloten materialen;

1.78 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.79 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning loopt, dan wel indien geen (bedrijfs)woning aanwezig is, het dichtst bij de openbare weg gelegen gebouw, alsmede het verlengde van die lijn tot aan de bouwperceelgrens;

1.80 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.81 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.82 zakelijke recreanten

gebruikers van een vergaderlocatie die hun hoofdverblijf en kantoor elders hebben en die ter plaatse verblijven om zakelijk gerelateerde recreatieve doeleinden, zoals vergaderen en teambuilding buiten de eigen werk- of kantooromgeving;

1.83 zorgverlenende nevenactiviteiten

nevenactiviteiten gericht op zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak, die een relatie hebben met het agrarisch bedrijf dan wel het landelijke karakter van het agrarische bedrijf, de groene omgeving en het buitenleven; de zorgverlening bestaat uit het bieden van dagbesteding of een leerwerkplaats.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 algemeen

Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:

2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kortste afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 peil
  • a. gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein:
    • 1. de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
  • b. gebouwen in geaccidenteerd terrein:
    • 1. voor zover de voorgevel van een gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied en tot en met een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
    • 2. overig: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.
2.9 vloeroppervlak

de gezamenlijke oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt; voorzover inpandig, wordt de oppervlakte gemeten tussen de binnenwerkse gevelvlakken en de binnenzijde van bouwmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, archeologische en ecologische waarden;
  • c. extensief dagrecreatief medegebruik, alsmede;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. behoud en herstel van aanwezige poelen en watergangen;
  • f. onderhoudspaden langs watergangen;
  • g. paden en landwegen;
  • h. bestaande voorzieningen van openbaar nut;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' een paardenbak behorende bij een woning en met dien verstande dat het gebruik van de paardenbak uitsluitend ten dienste van de woonfunctie is;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
  • a. Verhouding tussen doeleinden
    Binnen het hele gebied binnen deze bestemming is het beleid gericht op het beschermen en verder ontwikkelen van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw en het behoud van de bedrijfsvoering van de aanwezige landbouw.

  • b. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden
    Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit houdt in dat het beleid gericht is op:
    • 1. het in stand houden en versterken van het open weidekarakter van het komgebied, het behoud van de karakteristieke verkaveling (smalle percelen met een fijnmazig slotenpatroon);
    • 2. het behoud van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit, het fijnmazige slotenstelsel, aanwezige ruigten en grienden en extensief agrarisch graslandgebruik.

  • c. Ruwvoedergewassen
    Per bedrijf mag maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak, te weten de gronden binnen deze bestemming tezamen met de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Bouwvlak', gebruikt worden voor het telen van ruwvoedergewassen anders dan gras.

  • d. Grondgebonden agrarisch grondgebruik
    Voor grondgebonden agrarisch grondgebruik gelden de volgende bepalingen:
    • 1. boom-, (bloem)bol- en sierteelt is niet toegestaan;
    • 2. overig grondgebonden agrarisch grondgebruik is toegestaan.

  • e. Extensief recreatief medegebruik
    Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d, toegestaan in het gehele gebied.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Agrarische bedrijven: gebouwen

Gebouwen zijn toegestaan ter plaatse van een bouwvlak, uitsluitend met de bestaande maatvoering als maximum en met de bestaande situering van legale gebouwen.

3.2.3 Agrarische bedrijven: bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken e.d. is niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.2.4 Gebouwen van openbaar nut en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor de bebouwing, niet begrepen onder 3.2.3 geldt het volgende:

  • a. gebouwen van openbaar nut, zoals trafo's, schakelstations en meet- en regelstations voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte mag maximaal 3,5 m bedragen;
    • 3. de bebouwde oppervlakte mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatief medegebruik (o.a. zitbanken en wegwijzers), openbaar nut en verkeersgeleiding voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. lichtmasten ten behoeve van het gebruik van paardenbak zijn niet toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van openbare verkeersverlichting mag maximaal 6 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van openbare bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 m bedragen;
    • 4. de bebouwde oppervlakte mag maximaal 15 m2 bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking situering

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde gebouwen op een andere locatie te situeren, mits de verplaatsing van het gebouw een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is.

3.3.2 Afwijking hogere erf-/ perceelsafscheidingen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen een grotere bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere hoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erfafscheidingen mogen niet visueel gesloten zijn;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.3 Afwijking teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied concentratie fruitteelt', teneinde teeltondersteunende voorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen met een open vormgeving en constructie zijn toegestaan;
  • c. uitsluitend tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, te weten maximaal 6 maanden, met dien verstande dat de palenconstructie ten behoeve van hagelnetten en vraatnetten permanent aanwezig mag zijn;
  • d. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1 ha, met dien verstande dat voor hagelnetten en vraatnetten geen maximum omvang geldt;
  • e. de bedrijfseconomische noodzaak voor de plaatsing van teeltondersteunende voorziening is aangetoond;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies;
  • g. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied concentratie fruitteelt';
  • b. boomteelt;
  • c. het gebruik van gronden voor kamperen;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen of verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • e. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • f. het beoefenen van lawaaisporten;
  • g. het gebruik van gronden en opstallen voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve van het produceren van meststoffen;
  • h. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, waaronder kuilvoer- en mestopslag;
  • i. het gebruik van gronden voor paardenbakken.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van ondergrondse transport, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • b. het aanbrengen van verhardingen en halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m2;
  • c. het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm);
  • d. het graven en ophogen van de bodem;
  • e. het graven/ aanleggen, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren;
  • f. fruitteelt, voorzover dit geen bestaande fruitteelt is;
  • g. het aanbrengen van laanbeplanting en bosschages;
  • h. het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50 meter van (bedrijfs)woningen van derden;
  • i. het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages;
  • j. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, voor zover het geen bouwwerken zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied concentratie fruitteelt'.
3.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
3.5.3 Criteria vergunning

De in 3.5.1 bedoelde werkzaamheden zijn uitsluitend toelaatbaar voor zover wordt voldaan aan de volgende toetsingscriteria:

  • a. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder a:
    • 1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding;
  • b. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder b:
    • 1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het extensief recreatief medegebruik;
    • 2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder c:
    • 1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden;
    • 2. het mag niet leiden tot inklinking;
  • d. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder d:
    • 1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden;
    • 2. het mag niet leiden tot inklinking;
    • 3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder;
  • e. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder e:
    • 1. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden;
    • 3. het mag niet leiden tot inklinking;
    • 4. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • 5. het mag niet in strijd zijn met de waterstaatkundige doelstelling zoals verwoord in het stedelijk waterplan;
  • f. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder f:
    • 1. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast;
  • g. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder g:
    • 1. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast;
  • h. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder h:
    • 1. aantonen dat het woon- en/of verblijfsklimaat binnen de genoemde functies niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast;
  • i. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder i:
    • 1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
  • j. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 3.5.1 onder j:
    • 1. uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen met een open vormgeving en constructie zijn toegestaan;
    • 2. uitsluitend tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, te weten maximaal max 6 maanden;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1 ha;
    • 4. de bedrijfseconomische noodzaak voor de plaatsing van teeltondersteunende voorziening is aangetoond;
    • 5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies;
    • 6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één woning, al dan niet in combinatie met een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. ten behoeve van de activiteit mag maximaal 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m2 worden gebruikt;
    • 2. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
    • 4. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 5. horeca is niet toegestaan;
    • 6. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 7. de activiteit wordt door de bewoners uitgeoefend;
  • b. vakantiewoning, met dien verstande dat:
    • 1. de verhuur aan maximaal 25 particuliere recreanten is toegestaan;
    • 2. de verhuur aan maximaal 25 zakelijke recreanten ten behoeve van het gebruik voor heidesessies is toegestaan, met dien verstande dat activiteiten in de buitenruimte waarbij geluidsapparatuur, muziekinstrumenten of gelijkwaardige voorwerpen worden gebruikt c.q. ten gehore worden gebracht niet zijn toegestaan;
    • 3. het gebruik als bepaald onder 4.1 onder b sub 1 en 4.1 onder b sub 2 niet gelijktijdig plaats mag vinden;
  • c. ondergeschikte ondersteunende horeca ten behoeve van het gebruik als bepaald onder 4.1 onder b sub b1 en 4.1 onder b sub b2;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. behoud en herstel van aanwezige poelen en watergangen;
  • f. onderhoudspaden langs watergangen;

een en ander met de bijbehorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen waaronder een paardenbak en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.2 Situering gebouwen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

4.2.3 Inhoud
  • a. De inhoud van de woning tevens zijnde vakantiewoning mag inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 650 m3 bedragen;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt, indien de bestaande inhoud van de woning tevens zijnde vakantiewoning meer bedraagt dan is voorgeschreven onder a, deze bestaande inhoud als maximaal toegestane inhoud, voor zover het gebouw legaal is gebouwd.
4.2.4 Maatvoering

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het volgende:

  • a. hoofdgebouwen:
    • 1. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m, dan wel de bestaande goothoogte indien de bestaande goothoogte meer is dan 6 m en het gebouw legaal is gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien de bestaande bouwhoogte meer is dan 10 m en het gebouw legaal is gebouwd;
    • 3. de dakhelling bedraagt maximaal 60 graden;
  • b. bijgebouwen:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 75 m2 per aanduiding 'bouwvlak', dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan 75 m2 en het gebouw legaal is gebouwd;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is dan 3 m en het gebouw legaal is gebouwd;
    • 3. de dakhelling bedraagt maximaal 60 graden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 m;
    • 2. de hoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 2 m;
    • 3. de hoogte van een toegangspoort voor en achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 3 m;
    • 4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 m;
    • 5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 3 m.
4.2.5 Afwijkingenregeling
  • a. Ten aanzien van het bepaalde in 4.2.3 geldt in geval van nieuwbouw het bepaalde in 4.2.3 onder a;
  • b. Ten aanzien van het bepaalde in 4.2.4 geldt ingeval van nieuwbouw het bepaalde ten aanzien van bestaande goot- of bouwhoogte voor die woning, de bestaande bebouwde oppervlakte van bijgebouwen of de bestaande goothoogte van bijgebouwen niet.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 voor het vergroten van de maximale inhoud van de woningen tevens vakantiewoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een zorgvuldige stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. binnen het bestemmingsvlak ontstaat een ruimtelijke eenheid van bebouwing;
  • c. binnen het bestemmingsvlak sprake is van een aanvaardbare verhouding tussen het bebouwde en onbebouwde oppervlak;
  • d. het woon- en leefklimaat van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. de uitbreiding mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Parkeren

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden dient voldoende parkeerruimte aanwezig te zijn voor minimaal 21 auto's op eigen terrein.

4.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning of afhankelijke woonruimte van een bijgebouw;
  • b. permanente bewoning van kampeermiddelen;
  • c. zelfstandige horeca;
  • d. voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afhankelijke woonruimte (mantelzorg)

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.2 onder a en toestaan dat een (bij)gebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, hieronder mede begrepen het gebruik van de afhankelijke woonruimte door de rustende boer, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. afhankelijke woonruimte ten behoeven van mantelzorg is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij en er daarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen een aanwezig (bij)gebouw, met een maximale gebruiksoppervlakte van 80 m2;
  • e. het (bij)gebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c is nieuwbouw toegestaan ten behoeve van de afhankelijke woonruimte, indien inpassing in een bestaand (bij)gebouw redelijkerwijs niet mogelijk is èn gebouwen worden gesloopt met een oppervlakte minimaal gelijk aan de nieuw te bouwen oppervlakte. Nieuwbouw is uitsluitend toegestaan in de vorm van een aan de woning gebouwde aanbouw of uitbouw of een aan de woning aangebouwd bijgebouw;
  • g. geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie.
4.5.2 Publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het toestaan van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie;
  • b. ten behoeve van de activiteit mag maximaal 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m2 worden gebruikt;
  • c. in monumentale en karakteristieke panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bedrijfsfunctie in afwijking van het bepaalde onder a en b in een grotere omvang plaatsvinden, mits een volwaardige woonfunctie aanwezig blijft, en indien dit bijdraagt aan het behoud van het pand c.q. de betreffende cultuurhistorische waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij en er daarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het landelijke karakter van de buurt en de omgeving;
  • i. horeca is niet toegestaan;
  • j. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt en ondersteunend aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • k. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend.
4.5.3 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor woningsplitsing voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bebouwde inhoud en oppervlakte van de woning (inclusief eventueel de voormalige inpandige stal/ deel) mag niet worden vergroot;
  • b. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • c. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • d. de woningtoevoeging is noodzakelijk ten behoeve van het behoud, herstel of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
  • e. de woningen hebben na splitsing elk een inhoud van minimaal 250 m3;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. uit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van een geluidsgevoelig object de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt;
  • h. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij en er daarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • i. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • j. de woningsplitsing mag niet leiden tot strijdigheid met het Bouwbesluit;
  • k. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.4 Bed&breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het plan teneinde ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bed&breakfast bij de woning toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bed&breakfast is uitsluitend toegestaan ter behoud van de cultuurhistorische waarden van het cultuurhistorisch waardevolle pand;
  • b. deze nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. bed&breakfast vindt uitsluitend plaats in bestaande gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de bed&breakfast plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2;
  • f. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn 5 kamers en in totaal maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan;
  • g. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • h. de nieuwe activiteit mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij en er daarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.5.5 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.2 onder d onder voor het toestaan van een kleinschalige horeca-activiteit, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de horeca-activiteit dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie;
  • b. de horeca-activiteit kan alleen worden toegestaan bij monumentale en karakteristieke panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • c. de horeca-activiteit mag zowel inpandig als uitpandig (als terras) worden uitgeoefend;
  • d. inpandig gebruik voor de horeca-activiteit is uitsluitend toegestaan in het hoofdgebouw en bijbehorende aan- en uitbouwen;
  • e. ten behoeve van de activiteit mag maximaal 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen worden gebruikt, met voor inpandig en uitpandig gebruik in totaal een maximum van 50 m2;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het landelijke karakter van de buurt en de omgeving;
  • i. de activiteit dient ten dienste te staan van de recreatieve functie van het gebied;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige horeca-activiteit;
  • l. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het dempen van sloten en kleine oppervlaktewateren;
  • b. het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages.
4.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
4.6.3 Criteria vergunning

De in 4.6.1 bedoelde werkzaamheden zijn uitsluitend toelaatbaar voor zover wordt voldaan aan de volgende toetsingscriteria:

  • a. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 4.6.1 onder a:
    • 1. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden;
    • 3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • b. voor werkzaamheden zoals bedoeld in 4.6.1 onder b:
    • 1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, teneinde het bouwvlak van vorm te veranderen en/of te verschuiven, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. de vormverandering / verschuiving is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • c. het nieuwe bouwvlak wordt opgenomen op de verbeelding;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. voor de vormverandering / verschuiving geldt dat het woon- en leefklimaat van omliggende functies niet onevenredig mag worden aangetast.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in 5.1 omschreven doeleinden, tenzij:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • b. het nieuw te bebouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder a, niet groter is dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2'; 100 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3'; 250 m2;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 6; 10.000 m2.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Oprichten bouwwerken ten behoeve van andere bestemming(en)

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4.2 Verplichting

De omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

5.4.3 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven/ aanleggen of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

5.5.2 Uitzonderingen

Het onder 5.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2', 100 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3', 250 m2;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 6', 10.000 m2;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 5.4.1.
5.5.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.5.4 Verplichting

De omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

5.5.5 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Verwijdering bestemming 'Waarde - Archeologie 1'

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

5.6.2 Wijziging naar bestemming 'Waarde - Archeologie 2'

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, teneinde aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische vondsten en historische elementen.

6.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in 6.1 omschreven doeleinden, tenzij:

  • a. Het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • b. Het nieuw te bebouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder a, niet groter is dan 50 m2;
  • c. Voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Oprichten bouwwerken ten behoeve van andere bestemming(en)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4.2 Verplichting

De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

6.4.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 6.1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven/ aanleggen of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.5.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.5.4 Verplichting

De vergunning als bedoeld in 6.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

6.5.5 Advies

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie beschermd dorpsgezicht

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het in stand houden van de binnen het beschermd dorpsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden. Eén en ander overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

De cultuurhistorische waarden als bedoeld in 7.1.1 worden bepaald door de herkenbaarheid van de volgende elementen:

  • a. Bebouwingslint Noorder Lingedijk
    Een deel van het gelijknamige bebouwingslint langs de landzijde van de Noorder Lingedijk.

  • b. Rivieroeverlandschap
    Typisch rivieroeverlandschap. De hoofdstructuur wordt gevormd door de rivier de Linge, hieraan parallel lopend de Noorder Lingedijk en hieraan gekoppeld de wegen Oudendijk, Koenderseweg en Tiendweg. Eveneens kenmerkend voor het rivieroeverlandschap is de regelmatige strokenverkaveling die in zuidwestelijke richting iets uitwaaiert. De structuur is inmiddels iets minder duidelijk herkenbaar als gevolg van fruitcultuur en andere gewassen.

  • c. Ontginnings- en verkavelingsstructuur
    De aanwezige waardevolle landschapsstructuur bestaat uit de historisch ontwikkelde ontginnings- en verkavelingsstructuur, zichtbaar in de ligging van onder andere wegen en waterlopen.

  • d. Dijkdoorbraken en herstelwerkzaamheden
    Relicten van verscheidene dijkdoorbraken en herstelwerkzaamheden. Er zijn sporen van doorbraken en herstellingen, met name het zichtbare gat op de plaats van het weggeslagen deel van de Oudendijk, het herstelde vak van de Noorder Lingedijk, het hierdoor binnengedijkte wiel 'De Barendrecht' en de ringkade rond dit wiel.

  • e. Functionele waarden
    De veruit belangrijkste functionele waarden binnen het beschermd dorpsgezicht bestaan in de continuering van het veeteeltbedrijf op een aantal van de boerderijen. Ook het voorkomen van hoogstammige fruitbomen in enige boomgaarden is van belang. Van betekenis is verder de veerstoep aan de Linge, met de bijbehorende boerderij annex café en veerhuis aan de zuidzijde van de dijk.
7.2 Bouwregels

Op de in bedoelde gronden gelden voor bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. de bestaande bouwwijze mag niet worden veranderd;
  • b. de bestaande situering en hoofdvormgeving van hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
  • c. voor het overige geldt de bebouwingsregeling als opgenomen in de onderliggende bestemming.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van de bebouwing.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 onder b, teneinde de bestaande hoofdvormgeving te veranderen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ruimtelijke en bouwkundige uitstraling van het pand;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van het in de nabijheid gelegen rijksmonument en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig en landschappelijk karakter en de bouwkundige samenhang.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het kappen en/of verwijderen van bomen en houtgewas rondom de wielen;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplanting, met uitzondering van mais en fruitbomen;
  • c. het dempen van sloten, wielen en andere oppervlakte wateren;
  • d. het veranderen van het type verharding van wegen en het verwijderen van wegen.
7.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 7.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
7.5.3 Criteria vergunning

De onder 7.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische structuur tot gevolg zal hebben.

7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

7.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 7.6.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan sloopvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
7.6.3 Criteria vergunning

De onder 7.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
  • c. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

8.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Karakteristiek
11.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is de bestemming mede gericht op het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel voorkomende monumentale en/of cultuurhistorische waardevolle gebouwen. Dit betreft in ieder geval het hoofdgebouw en één of meerdere bijgebouwen.

11.1.2 Nadere eisen cultuurhistorische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', teneinde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', onevenredig wordt aangetast.

11.1.3 Afwijken van bouwregels bebouwde oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming teneinde af te wijken van de bebouwde oppervlakte voor bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft de herbouw of verbouw van een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw;
  • b. de herbouw of verbouw levert een bijdrage aan de cultuurhistorische waarden of de cultuurhistorisch waardevolle uitstraling.
11.1.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Sloopverbod
    Het is ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', niet zijnde een gemeentelijk of rijksmonument, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de in het schema onder d opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren.

  • b. Uitzonderingen vergunningplicht
    Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een sloopvergunning of omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer; hieronder valt het vervangen van ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk, voorzover in dezelfde vorm en van hetzelfde materiaal en in minimaal de op het moment van verlenen van de vergunning bestaande kwaliteit.

  • c. Toetsing aan de aanwezige waarden
    De in a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze aanduiding is gericht. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder d de toetsingscriteria weergegeven. Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het bevoegd gezag eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

  • d. Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
    Voor verlening van de omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient aangetoond te worden dat het slopen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische structuur tot gevolg zal hebben, met dien verstande dat sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
    • 1. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
    • 3. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm;
    • 4. indien uit bouwkundig onderzoek is gebleken dat het object in een dusdanige staat verkeert dat herstel geen reële optie is; in dat geval geldt niet dat aangetoond dient te worden dat het slopen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische structuur tot gevolg zal hebben.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijking bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.
12.2 Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 12.1 is slechts toegestaan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering

Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Lingedijk 111, Kedichem'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 5 maart 2015.