1.1 plan
het bestemmingsplan Oud Schaik 33a Leerdam, met identificatienummer NL.IMRO.0545.BPOudSchaik33a-VG01 van de Gemeente Leerdam.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0545.BPOudSchaik33a-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in
directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en
dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van hethoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.
1.9 agrarisch hulp- of nevenbedrijf
een bedrijf dat goederen en/of diensten levert aan agrarische bedrijven en/of agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt.
1.10 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zonodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.
1.11 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.
1.12 archeologisch monument
een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.
1.13 archeologisch gebied
de aan een gebied toegekende archeologische waarden, alsmede archeologische monumenten.
1.14 archeologisch verwachtingsgebied
de in een gebied verwachte middelhoge of hoge trefkans op archeologische waarden.
1.15 archeologische waarde
de toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.17 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.18 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.19 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitvoering van één of meer bedrijfsactiviteiten, hieronder begrepen de gebouwen die worden aangewend ten behoeve van een nevenactiviteit.
1.20 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een enkelbestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.25 bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, dat niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan dat hoofdgebouw.
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.34 buitengebied gebonden bedrijf
een bedrijf dat aan het buitengebied is gerelateerd, zoals hoveniersbedrijven, dierenklinieken, dierenpensions en producten en/of diensten levert aan particulieren of niet-agrarische bedrijven;
1.35 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 ecologische verbindingszone
samenhangend stelsel van te ontwikkelen landschapselementen die als verbindingsweg fungeren tussen verschillende leefgebieden van planten en/of dieren.
1.38 erf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, die gelegen zijn binnen het bestemmingsvlak.
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.41 hoofdgebouw
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.42 hoveniersbedrijf
een dienstverlenend bedrijf in aanleg en onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen, met daaraan ondergeschikt het kweken en verkopen van planten en siergewassen.
1.43 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.44 kleinschalig-ambachtelijk bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen op beperkte schaal.
1.45 maatschappelijke voorzieningen
overheidsvoorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.46 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.47 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.48 nevenactiviteiten
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.49 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.50 nieuw vestiging
het vestigen van een bedrijf, waaronder begrepen zowel vestiging op een bestaand als een nieuw perceel en herhuisvesting.
1.51 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.52 omschakeling
omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.
1.53 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.54.1 gebouwen in een niet-geaccidenteerd terrein
a. de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten.
1.54.2 gebouwen in een geaccidenteerd terrein
- voor zover de voorgevel van een gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied en tot en met een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied:
- de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontslote
- overig:
- het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein;
1.54.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein
1.55 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.56 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.57 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.58 publieksgerichte dienstverlening
op het publiek gerichte dienstverlening met een baliefunctie, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen en internet- en belwinkels.
1.59 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.60 statische opslag
opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden zoals (antieke) auto’s, boten en caravans.
1.61 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.62 vakantieappartement
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een (voormalig) agrarisch bedrijf, opgedeeld in eenheden.
1.63 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.64 verhard
een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/ of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/ gesloten materialen.
1.65 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.66 volkstuinen
grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve.
1.67 vollegrondstuinbouw
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond ten behoeve van het telen van gewassen daarin of daarop, daaronder niet begrepen de bosbouw, boom-, sier- en fruitteelt.
1.68 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.69 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.70 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.71 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
de kortste afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 peil
- gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein:
- de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
- gebouwen in geaccidenteerd terrein:
- voor zover de voorgevel van een gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied en tot en met een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
- overig: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.
2.8 vloeroppervlak
de oppervlakte van de vloer gemeten som van het product van de afstand tussen de binnenwerkse gevelvlakken en de afstand van de (binnenzijde van de) bouwmuren.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor
Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch aanverwante bedrijven alsmede buitengebied gebonden bedrijven;
- kleinschalige ambachtelijke bedrijven;
- overige bedrijven;
- behoud van cultuurhistorische waarden;
- waterhuishoudkundige doeleinden;
- behoud en herstel van aanwezige poelen en watergangen;
- onderhoudspaden en watergangen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in
artikel 3 lid 1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
- Aantal bedrijven:
Binnen deze bestemming is maximaal één bedrijf per aanduiding bouwvlak toegestaan.
- Staat van buitengebied gebonden bedrijven
Op de gronden met deze bestemming zijn ter plaatse van de aanduiding, zoals opgenomen in de navolgende Staat van buitengebied gebonden bedrijven in de kolom ‘Aanduiding’ uitsluitend de bedrijven toegestaan zoals deze zijn opgenomen onder de bijbehorende kolom ‘Betekenis’:
| | | | |
(hv) | hovenier | hoveniersbedrijf | Oud Schaik 33a | N.v.t. |
- Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
- Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning is toegestaan.
Eén en ander met dien verstande dat wanneer een bedrijfswoning door afsplitsing of vervreemding niet langer deel uitmaakt van het bedrijf, daarvoor in de plaats geen nieuwe woning mag worden gebouwd; in dergelijke gevallen vervalt het recht op die bedrijfswoning.
- Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan
d. Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, mag ter plaatse ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- ten behoeve van de activiteit mag maximaal 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 50 m2 worden gebruikt;
- er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
- er mag geen afbreuk worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
- horeca is niet toegestaan;
- detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend.
e. functieaanduiding 'erf'
De gronden met de functieaanduiding 'erf' zijn bestemd voor gebruik als erf en tuin. Op deze gronden mogen geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden.
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.2.2 Bouwvlak
Gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’.
3.2.3 Inhoud en bebouwde oppervlakte bedrijfsgebouwen
Voor de inhoud en bebouwde oppervlakte van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- De gezamenlijke inhoud van de bedrijfsgebouwen mag maximaal de bestaande inhoud bedragen.
- In afwijking van het bepaalde onder a. geldt –indien en voor zover in artikel 3 lid 1.2 sub b een bebouwde oppervlakte is opgenomen- deze bebouwde oppervlakte als maximum.
3.2.4 Maatvoeringseisen
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
| | |
Goothoogte | n.v.t. | 6 m |
Bouwhoogte | n.v.t. | 10 m |
| | |
Goothoogte | n.v.t. | 6 m |
Bouwhoogte | n.v.t. | 9 m |
Inhoud, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen | n.v.t. | 650 m3 |
Afstand vrijstaande bedrijfswoning tot zijdelingse bouwperceelgrens | 5 m | n.v.t. |
Bijgebouwen bij bedrijfswoning | | |
Inhoud bijgebouwen | | zie tabel bedrijfswoning |
Goothoogte | n.v.t. | 3 m |
Bouwhoogte | n.v.t. | 6 m |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | | |
Hoogte erfafscheidingen – voor voorgevelrooilijn | n.v.t. | 1 m |
Hoogte erfafscheidingen - overig | n.v.t. | 2 m |
Hoogte toegangspoort | n.v.t. | 2 m |
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde – voor voorgevelrooilijn | n.v.t. | 1 m |
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - overig | n.v.t. | 2 m |
Paardenbakken zijn niet toegestaan | | |
3.2.5 Bestaande maten
In afwijking van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.4 geldt, dat voorzover de bestaande goot- of bouwhoogte, de bebouwde oppervlakte of de inhoud meer bedraagt dan ingevolge bovenstaande tabel is toegestaan, de bestaande goot- of bouwhoogte, de bestaande bebouwde oppervlakte of de bestaande inhoud als maximum geldt, voor zover het gebouw legaal is gebouwd. Nieuwbouw hiervan is niet toegestaan.
3.2.6 Overige bouwregels
Ter plaatse van de watergang dient een strook van 1,5 meter, te meten vanaf de insteek (het talud), vrij van obstakels te worden gehouden ten behoeve van het plegen van onder-houd aan de watergang.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.3 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen bij de bedrijfswoning te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
- indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 50 m² vermeerderd met maximaal 20% van het meerdere van het oppervlak van het te slopen gebouw c.q. de te slopen gebouwen, tot een totaal maximum van 150 m²;
- sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', is niet toegestaan.
3.3.2 Afwijking inhoud bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in
artikel 3 lid 2.3 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de inhoud mag eenmalig worden uitgebreid met maximaal 10% van de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen;
- in afwijking van het bepaalde onder a. mag de inhoud voor agrarisch aanverwante bedrijven worden uitgebreid met maximaal 30% van de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen. Voorwaarde hiervoor is dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
- een uitbreiding van de inhoud is niet toegestaan voor monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
- er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
- er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
- de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een bedrijfsplan;
- er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.3.3 Afwijking voor vergroting inhoud bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximale inhoud van bedrijfswoningen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:
- er is sprake van een zorgvuldige stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing in de omgeving;
- binnen het bestemmingsvlak ontstaat een ruimtelijke eenheid van bebouwing;
- binnen het bestemmingsvlak is sprake van een aanvaardbare verhouding tussen het bebouwde en onbebouwde oppervlak;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- de uitbreiding mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
3.3.4 Afwijking paardenbakken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 en 3.4.1 onder h. teneinde het realiseren van paardenbakken toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
- de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
- er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- het gebruik van paardenbakken ten behoeve van deze bestemming is uitsluitend hobbymatig toegestaan, met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenpension' bedrijfsmatig is toegestaan;
- de omvang van de paardenbakken mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m2 per bouwperceel;
- lichtmasten of anderszins verlichting zijn niet toegestaan;
- de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
- overige bouwwerken zijn niet toegestaan';
- indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak aanlegvergunningplichtig zijn vormt de afweging hierbij onderdeel van deze omgevingsvergunning en is geen aparte aanlegvergunning benodigd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
- detailhandel, behoudens voor zover dit verkoop betreft als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
- een seksinrichting;
- zelfstandige bewoning of afhankelijke woonruimte van een bijgebouw;
- een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest. Dit geldt echter niet indien dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of, indien binnen een bestemmingsvlak geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, binnen het bestemmingsvlak;
- het gebruik van gronden voor kamperen, anders dan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 3.5.3;
- permanente bewoning van kampeermiddelen;
- het gebruik van gronden voor paardenbakken, met uitzondering van de bestaande paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenpension'.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afhankelijke woonruimte (mantelzorg en rustende boer)
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.1 sub c en toestaan dat een (bij)gebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, hieronder mede begrepen het gebruik van de afhankelijke woonruimte door de rustende boer, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- afhankelijke woonruimte ten behoeven van mantelzorg is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeenteweg erkende instelling;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen een aanwezig (bij)gebouw, met een maximale gebruiksoppervlakte van 80 m2;
- het (bij)gebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
- in afwijking van het bepaalde onder c. is nieuwbouw toegestaan ten behoeve van de afhankelijke woonruimte, indien inpassing in een bestaand (bij)gebouw redelijkerwijs niet mogelijk is èn gebouwen worden gesloopt met een oppervlakte minimaal gelijk aan de nieuw te bouwen oppervlakte. Nieuwbouw is uitsluitend toegestaan in de vorm van een aan de bedrijfswoning gebouwde aanbouw of uitbouw of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw;
- geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie.
- Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
3.5.2 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.1 sub d voor het toestaan van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- ten behoeve van de activiteit mag maximaal 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 50 m2 worden gebruikt;
- er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
- er mag geen afbreuk worden gedaan aan het landelijke karakter van de buurt en de omgeving;
- horeca of detailhandel zijn niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
- in monumentale en karakteristieke panden mag de bedrijfsfunctie het gehele bouwvolume van alle gebouwen bestrijken indien dit bijdraagt aan het behoud van het pand c.q. de betreffende cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
3.5.3 Afwijking kleinschalig kamperen als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.1 sub f teneinde kleinschalig kamperen toe te staanter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en/of 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf' , mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- het aantal kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 15;
- er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- ondergeschikte ondersteunende horeca is toegestaan ten behoeve van de kampeerders;
- de ruimtelijke structuur en de landschappelijke en natuurlijke waarden worden niet aangetast;
- de voorzieningen in de vorm van sanitaire voorzieningen, slecht-weervoorzieningen en ondergeschikte ondersteunende horeca worden, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
- de bebouwde oppervlakte van nieuwe bebouwing ten behoeve van kleinschalig kamperen mag maximaal 30 m2
- bedragen;
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
- de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.4 Afwijking woningsplitsing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
artikel 3 lid 1.2 sub c voor (bedrijfs)woningsplitsing voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' waarbij tevens een bedrijfswoning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de bebouwde inhoud en oppervlakte van de woning (inclusief eventueel de voormalige inpandige stal/ deel) mag niet worden vergroot;
- de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
- de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
- de woningtoevoeging is noodzakelijk in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
- de woningen hebben na splitsing / toevoeging elk een inhoud van minimaal 250 m3 en maximaal 650 m3;
- de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- uit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van een geluidsgevoelig object de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt;
- voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij en er daarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
- de woningsplitsing mag niet leiden tot strijdigheid met het Bouwbesluit;
- de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder
artikel 3 lid 6.3 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren.
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.
3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
- die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
3.6.3 Schema aanlegvergunningen
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
het dempen van sloten en kleine oppervlaktewateren | het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast; er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden; de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder. |
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages | 1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden |
3.6.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in
artikel 3 lid 6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging milieucategorie 1 en 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde nieuwe kleinschalige ambachtelijke bedrijven toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- uitsluitend zijn toegestaan kleinschalige ambachtelijke bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (zoals die behoort bij bestemmingsplan Buitengebied Leerdam, vastgesteld op 30 september 2010);
- bedrijven in milieucategorie 3 zijn uitsluitend toegestaan voorzover deze naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn met bedrijven in milieucategorie 1 of 2. Hiertoe wordt advies gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
- het hergebruik van bedrijfsbebouwing dient te passen in de omgeving;
- in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
- als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat, daar waar hergebruik plaatsvindt binnen gebouwen, dit uitsluitend binnen de aanwezige gebouwen is toegestaan; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
- er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
- de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- de beoogde functie mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied Zuider Lingedijk/Diefdijk Zuid, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied Zuider Lingedijk/Diefdijk Zuid niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- op eigen terrein wordt voldoende ruimte gereserveerd voor parkeervoorzieningen;
- detailhandel is niet toegestaan;
- de bedrijfsgebouwen worden landschappelijk ingepast. Hiertoe wordt een erfbeplantingsplan opgesteld;
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
- de regels van de bestemming Bedrijf zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij voor de bedrijfsactiviteit een aanduiding in de tabel en op de verbeelding wordt opgenomen;
- op de verbeelding wordt een bouwvlak op maat opgenomen.
3.7.2 Wijziging agrarisch aanverwante, buitengebied gebonden bedrijven en overige niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen, teneinde omschakeling naar een ander bedrijf mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de omzetting is slechts toegestaan naar:
- een agrarisch aanverwant bedrijf;
- een buitengebied gebonden bedrijf;
- agrarische aanverwante bedrijven zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied buitengebied gebonden functies', danwel als ter plaatse een gelijksoortig bedrijf is gevestigd of onlangs is gevestigd geweest;
- buitengebied gebonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied buitengebied gebonden functies' en 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone';
- het hergebruik dient te passen in de omgeving;
- in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
- als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat, daar waar hergebruik plaatsvindt binnen gebouwen, dit uitsluitend binnen de aanwezige gebouwen is toegestaan; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
- in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de gebouwen met een cultuurhistorische waarde niet worden gesloopt;
- de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag nimmer meer dan 750 m2 bedragen; met dien verstande dat het gehele bouwvolume van alle gebouwen ten behoeve van de functie mag worden aangewend, indien dit bijdraagt aan het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
- de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- de beoogde functie mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied Zuider Lingedijk/Diefdijk Zuid, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied Zuider Lingedijk/Diefdijk Zuid niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- detailhandel is niet toegestaan;
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming Artikel 3 Bedrijf zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij voor de bedrijfsactiviteit een aanduiding in de tabel en op de verbeelding wordt opgenomen.
3.7.3 Wijziging (nieuw)vestiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van (een deel van) de gronden binnen deze bestemming wijzigen teneinde de bestemming om te zetten in de bestemming Agrarisch – Bouwvlak en eventueel de bestemming Agrarisch met waarden ten behoeve van de nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- voor een grondgebonden agrarisch bedrijf geldt dat alle grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan, met uitzondering van boom-, (bloem)bol- en sierteeltbedrijven;
- in aanvulling op het bepaalde onder a. zijn fruitteeltbedrijven uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied concentratie fruitteelt';
- voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf geldt dat intensieve veehouderij of glastuinbouw niet is toegestaan;
- voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf geldt dat deze zich uitsluitend mag vestigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf';
- de nieuwvestiging ter plaatse moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering: dit betekent dat voor zover de betrokken agrariër elders een agrarisch bedrijf heeft, eerst dient te worden aangetoond dat op de betreffende locatie geen reële bedrijfseconomische of planologisch verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden aanwezig zijn;
- het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf; hierover dient tevoren een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijk, agrarisch deskundige te worden gehoord;
- er dient een bouwvlak op maat te worden toegekend;
- maximaal is één bedrijfswoning toegestaan;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- voor de (nieuw)vestiging geldt dat het woon- en leefklimaat van omliggende functies niet onevenredig mogen worden aangetast;
- (nieuw)vestiging is niet toegestaan indien er geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de beoogde functie;
- de beoogde functie mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied Zuider Lingedijk/Diefdijk Zuid, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied Zuider Lingedijk/Diefdijk Zuid niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
- door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
- uit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van een geluidsgevoelig object de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt;
- de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
- de regels van bestemming Artikel 3 Agrarisch – Bouwvlak en eventueel Artikel 4 Agrarisch met waarden van het bestemmingsplan Buitengebied Leerdam (30 september 2010) van overeenkomstige toepassing, waarbij voor de bedrijfsactiviteit een aanduiding in de tabel en op de verbeelding wordt opgenomen.
3.7.4 Wijziging wonen
Burgemeester en Wethouders kunnen met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming wijzigen in de bestemming Wonen en eventueel Agrarisch met waarden waarbij na bedrijfsbeëindiging het gebruik van een voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Één en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) mag (mogen) worden gebruikt voor bewoning;
- uitsluitend de aanwezige gebouwen, niet zijnde glasopstanden, mogen worden gebruikt als bijgebouw;
- ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij niet worden aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie;
- de nieuwe functie mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij en er daarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- uit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van een geluidsgevoelig object de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt;
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
- de nieuwe functie mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in omschreven waarden;
- de nieuwe functie mag niet leiden tot een onevenredige belasting van de verkeersafwikkeling ter plaatse;
- de woningsplitsing mag niet leiden tot strijdigheid met het Bouwbesluit;
- de regels van de bestemming Artikel 19 Wonen van het bestemmingsplan Buitengebied Leerdam (30 september 2010) zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wordt opgenomen, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 50 m2 per woning; bij sloop van de bovenmatige voormalige bedrijfsgebouwen, mag het genoemd oppervlak van 50 m2 worden verhoogd met 25% van het meerdere van het oppervlak van het te slopen gebouw c.q. de te slopen gebouwen, met dien verstande dat het maximaal toegestaan gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen per woning, na bedoelde afbraak, niet meer dan 150 m2 bedraagt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is niet toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder k. geldt dat het gehele bouwvolume van alle gebouwen ten behoeve van de woonfunctie mag worden aangewend, indien dit bijdraagt aan het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
3.7.5 Wijziging dag- en verblijfsrecreatie
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden met deze bestemming wijzigen teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten en eventueel deels in de bestemming Agrarisch met waarden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- hergebruik voor dagrecreatieve doeleinden kan uitsluitend worden toegestaan:
- aan de Lingedijk of
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone'
waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; één en ander met de bijbehorende voorzieningen;
- hergebruik voor maneges is niet toegestaan;
- hergebruik voor verblijfsrecreatieve doeleinden kan uitsluitend
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone' of
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied niet-buitengebied gebonden functies' of
- ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', en uitsluitend in het cultuurhistorisch waardevolle pand;
waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kleinschalig kamperen, bed & breakfast, vakantieappartementen en groepsaccommodatie en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; één en ander met de bijbehorende voorzieningen;
- vakantieappartementen en groepsaccommodatie zijn uitsluitend toegestaan in het aanwezige hoofdgebouw;
- het aantal bedden wordt in het wijzigingsbesluit vastgesteld;
- in aanvulling op het bepaalde onder c. geldt dat per appartement het vloeroppervlak niet meer dan 100 m2 mag bedragen;
- maximaal 15 kampeerplaatsen zijn toegestaan;
- het hergebruik dient te passen in de omgeving;
- ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte ondersteunende horeca toegestaan;
- in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
- het bouwvolume mag niet worden vergroot;
- in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de gebouwen met een cultuurhistorische waarde niet worden gesloopt; met dien verstande dat het gehele bouwvolume van alle gebouwen ten behoeve van de functie mag worden aangewend, indien dit bijdraagt aan het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
- de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- het woon- en leefklimaat van omliggende functies mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de beoogde functie is niet toegestaan indien er geen sprake is van een goed leef- en verblijfsklimaat voor de beoogde functie;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
- uit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van een geluidsgevoelig object de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt;
- de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
- de regels van de bestemming Artikel 13 Recreatie – Dagrecreatie danwel de bestemming Artikel 14 Recreatie – Verblijfsrecreatie en eventueel de regels van de bestemming Artikel 4 Agrarisch met waarden van bestemmingsplan Buitengebied Leerdam (30 september 2010) zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij voor de bedrijfsactiviteit een aanduiding in de tabel en op de verbeelding wordt opgenomen.
3.7.6 Wijziging geen bedrijfswoning
Burgemeester en Wethouders kunnen met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming wijzigen teneinde na splitsing van gronden op de verbeelding de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' op te nemen, teneinde te regelen dat geen bedrijfswoning is toegestaan.
Artikel 4 Waarde – Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor
Waarde – Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden.
4.2.1 Algemeen
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in
artikel 4 lid 1 omschreven doeleinden, tenzij:
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
- het nieuw te bebouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder b, niet groter is dan:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1', 30 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2', 100 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3', 250 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4', 250 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5', 500 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 6', 10.000 m2.
4.3.1 Behoud archeologische waarden in situ
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijking oprichten bouwwerken t.b.v. andere bestemming(en)
Het bevoegde gezag kan door middel van het verlenen van een omgevinsgvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.2 Verplichting rapportage
De afwijking als bedoeld in
artikel 4 lid 4.1 wordt niet eerder vergund dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
4.4.3 Advies archeologische deskundige
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4 lid 4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
- grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven/ aanleggen of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.5.2 Werken en werkzaamheden waarvoor het verbod niet geldt
Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet:
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1', 30 cm onder het bestaande maaiveld;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2', 30 cm onder het bestaande maaiveld;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3', 30 cm onder het bestaande maaiveld;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4', 150 cm onder het bestaande maaiveld;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5', 30 cm onder het bestaande maaiveld;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 6', 30 cm onder het bestaande maaiveld;
- waarbij tevens aan het bepaalde onder a dient te worden voldaan;
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1', 30 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2', 100 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3', 250 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4', 250 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5', 500 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 6', 10.000 m2;
- waarbij tevens aan het bepaalde onder a. dient te worden voldaan;
- indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
- voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 4.1;
- indien het agrarische werkzaamheden betreft binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ en ‘Agrarisch – Bouwvlak’ welke vallen onder het begrip ‘normaal beheer en onderhoud’.
4.5.3 Verlening
Een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) als bedoeld in
artikel 4 lid 5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een aanlegvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.5.4 Verplichting rapportage
De omgevingsvergunning (aanlegvergunning) als bedoeld in
artikel 4 lid 5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
4.5.5 Advies archeologische deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
4.5.6 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in
artikel 4 lid 5.1 is een strafbaar feit als bedoeld in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging verwijdering bestemming archeologisch waardevol gebied
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, teneinde de dubbelbestemming
Waarde – Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
4.6.2 Wijziging naar bestemming Waarde - Archeologie 2
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, teneinde aan gronden de bestemming Waarde – Archeologie 2 toe te kennen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Afstand bebouwing tot waterlopen
In verband met het toezicht en onderhoud van boezemwater en (hoofd)watergangen (beide bestemd tot Water) mag er binnen de beschermingszone geen bebouwing worden geprojecteerd. Tot de beschermingszone voor boezemwater en hoofdwatergangen, als bedoeld in de keur waterbeheer van de waterbeheerder, worden gerekend de stroken grond ter breedte van 5 meter landinwaarts gemeten vanaf de bovenkant van de taluds. Voor alle andere watergangen geldt een breedte van 2 meter.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 Geluidzone - industrie
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie", te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.
7.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is de bestemming mede gericht op het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel voorkomende monumentale en/of cultuurhistorische waardevolle gebouwen. Dit betreft in ieder geval het hoofdgebouw en eventueel één of meerdere bijgebouwen.
7.2.2 Nadere eisen cultuurhistorische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', teneinde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', onevenredig wordt aangetast.
7.2.3 Afwijking bouwregels bebouwde oppervlakte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouwregels van de betreffende bestemming teneinde af te wijken van de bebouwde oppervlakte voor bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het betreft de herbouw of verbouw van een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw;
- de herbouw of verbouw levert een bijdrage aan de cultuurhistorische waarden of de cultuurhistorisch waardevolle uitstraling.
7.2.4 Sloopvergunning
Sloopvergunningplicht:
Het is ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', niet zijnde een gemeentelijk of rijksmonument, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) de in het schema onder d opgenomen sloopvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren.
- Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan sloopvergunning is verleend;
- Welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
Toetsing aan de aanwezige waarden
De in a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze aanduiding is gericht. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder d de toetsingscriteria weergegeven.
Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door burgemeester en wethouders eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.
-
Sloopvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de sloopvergunning |
het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' | 1. aangetoond wordt dat geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische structuur tot gevolg zal hebben.
Sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen: 1. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld; 2. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven; 3. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm. |
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde onder a is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
7.2.5 Nadere eisen cultuurhistorische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op het perceel waarop tevens de aanduiding 'karakteristiek' voorkomt, teneinde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', onevenredig wordt aangetast.
7.3 Milieuzone - stiltegebied
Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – stiltegebied” zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:
- lawaaisporten;
- nieuwvestiging van intensieve recreatie;
- nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid;
- laagvliegbewegingen;
Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.
7.4 Veiligheidszone - propaantank
7.4.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - propaantank' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
7.4.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - propaantank' te wijzigen in die zin dat:
- de aanduiding 'veiligheidszone - propaantank' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
- de aanduiding 'veiligheidszone - propaantank' wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
7.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied buitengebied gebonden functies';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied concentratie fruitteelt';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied kernrandzone';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied niet-buitengebied gebonden functies';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied nieuwvestiging uitgesloten';
gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
7.6 Wetgevingszone - waterparel
7.6.1 Algemeen
Het gebruik van de waterparels, te weten ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - waterparel', dient zich primair te richten op instandhouding en verbetering van de natuurwaarden.
7.6.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
- bestrijdingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - waterparel', behalve waar sprake is van een formele ontheffing van het Waterschap voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen;
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning waterparel' voor lawaaisporten.
7.6.3 Omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden
- Aanlegvergunningplicht
Het is ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - waterparel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder d opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren.
- Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
- Toetsing aan de aanwezige waarden
De in a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze aanduiding is gericht. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder d de toetsingscriteria weergegeven.
Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door burgemeester en wethouders eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.
- Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de aanlegvergunning |
Het aanbrengen van ondergrondse leidingen | 1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. |
het aanbrengen van verhardingen en halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m2 | 1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de bestemming dan wel het extensief recreatief medegebruik 2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en natuur waarden; |
het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm) | 1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden; 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; 3. het mag niet leiden tot inklinking 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en natuur waarden; |
het vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem | er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden het mag niet leiden tot inklinking de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder; er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en natuur waarden; |
het graven/ aanleggen, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en oppervlaktewateren | 1. de werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer; 2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en natuur waarden; |
de aanplant van boomgaarden | 1. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en natuurwaarden; |
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages | 1.deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van natuurbeheer of extensief recreatief medegebruik; 2. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden |
het aanbrengen van houtgewas | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer |
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer |
- Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in a is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Gebouwen voor openbaar nut
Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling aan afwijking kan worden toegestaan middels omgevingsvergunning, omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het plan voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m.
8.2 Afwijking sloop-bonusregeling
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan om na sloop extra gebouwen toe te staan in de bestemming Bedrijf, Recreatie – Dagrecreatie, Recreatie – Verblijfsrecreatie, Sport en/of Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er dienen krachtens een rechtsgeldige vergunning gebouwde gebouwen binnen de gemeente Leerdam te worden gesloopt. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' komen niet voor deze regeling in aanmerking;
- van de gesloopte inhoud aan bijgebouwen mag maximaal 50% worden teruggebouwd, met dien verstande dat de inhoud van de terug te bouwen gebouwen ook nooit meer mag bedragen dan 50% van de inhoud van de gesloopte gebouwen;
voor de bestemming Wonen en de bestemming Bedrijf geldt dat het terugbouwen van gebouwen uitsluitend mag geschieden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- de totale oppervlakte aan terug te bouwen gebouwen mag in totaal niet meer bedragen dan 150 m2, waarbij de te bebouwen gronden voor niet meer dan 50% mogen worden bebouwd;
- met de nieuwbouw ontstaat een ruimtelijke eenheid met bestaande hoofd- en bijgebouwen;
- er dient te zijn voorzien in een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
- door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
- voor de overige maatvoeringen van de bijgebouwen dient bovendien te worden voldaan aan de eisen zoals die voor gebouwen zijn opgenomen in de betreffende bestemmingen;
- deze omgevingsvergunning mag per te slopen oppervlakte gebouwen slechts eenmaal worden verleend;
- indien het uit ruimtelijk, stedebouwkundig en/of landschappelijk oogpunt niet gewenst is dat het mogelijk blijft om na toepassing van deze afwijking het gesloopte gebouw te herbouwen, dan wordt aanvullend een wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in doorlopen.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.1 Wijziging ten behoeve van sloop-bonusregeling
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de verbeelding zodanig aan te passen dat bouwmogelijkheden worden beperkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als opgenomen in artikel 8 lid 2 ten behoeve van een sloop-bonusregeling blijkt dat het uit ruimtelijk, stedebouwkundig en/of landschappelijk oogpunt niet gewenst is dat het mogelijk blijft om na toepassing van de genoemde omgevingsvergunning het gesloopte gebouw te herbouwen;
- op de verbeelding wordt de aanduiding 'bouwvlak' verkleind of, in de situaties dat de afwijkingenregeling als opgenomen in artikel 3 lid 2.5 van toepassing is, wordt een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' op de verbeelding opgenomen op de locatie waar het gesloopte gebouw was gesitueerd. Aan deze aanduiding wordt in de regels de regeling gekoppeld dat de betreffende afwijkingenregeling niet van toepassing is.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam ‘Regels van het bestemmingsplan Oud Schaik 33a Leerdam'.