Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Leerdam, Oud Schaik 2a
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0545.BPOUDSCHAIK2A-VS01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Leerdam, Oud Schaik 2a van de Gemeente Leerdam.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0545.BPOUDSCHAIK2A-VS01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen.

1.6 afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bed & breakfast

Recreatief nachtverblijf in de vorm van loges met ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.9 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.10 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.14 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 carport

Een dakconstructie met een maximale oppervlakte van 32 m², vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bestemd voor het overdekt stallen van auto’s.

1.18 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 gestapelde woning

Boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.21 hoofdgebouw

Een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.22 horeca

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.23 kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.24 maatschappelijk

Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.25 mantelzorg

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.26 niet-publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactviviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zoals kantoortje of atelier).

1.27 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.28 ondergeschikte horeca

Een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat aan de hoofdfunctie.

1.29 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.30 peil

  1. Gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten.
  2. Gebouwen in geaccidenteerd terrein:
    1. Voor zover de voorgevel van een gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied en tot en met een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
    2. Overig: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein;
  3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.

1.31 publieksgerichte dienstverlening

Op het publiek gerichte dienstverlening met een baliefunctie, zoals een fysiotherapeut, reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen, apotheken en internet- en belwinkels.

1.32 publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Op het publiek gerichte beroeps- of bedrijfactiviteit, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (bijvoorbeeld een kapper of fysiotherapeut).

1.33 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.34 twee-aaneen gebouwde woning

De woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.35 voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.36 voorgevelrooilijn

Een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

1.37 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.38 waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.39 waterpeil

De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, omgevingsvergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.40 wet/wettelijke regelingen

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.41 wonen

Het bewonen van een woning.

1.42 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.43 zorgwonen

Een woonvorm die dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte al dan niet in combinatie met medische en/of verzorgende ondersteuning, bijvoorbeeld voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Tuinen/erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. Parkeervoorzieningen;
  3. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  2. Entrees gebouwd aan de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    2. De breedte van de entree niet meer mag bedragen dan 30% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 meter;
    3. Een diepte niet mag bedragen dan 1 meter;
    4. De afstand van de entree tot de voorste bestemmingsgrens minimaal 3 meter bedraagt.
  3.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken:
  1. Van het bepaalde in artikel 3 lid 2 voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    1. Het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 60 m²;
    2. De maximale goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
    3. De maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter;
    4. Voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn uitsluitend aan- en uitbouwen toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m².
  2. Van de bouw van ten hoogste één carport per bouwperceel, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter. Geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien niet in voldoende mate vaststaat, dat deze bouwwerken noodzakelijk zijn ten behoeve van de vergroting van de parkeercapaciteit.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Het wonen:
  2. Niet-publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  3. Uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf' zijn bedrijfsactiviteiten, kantoren, publieksgerichte dienstverlening en publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan;
  4. Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”: tevens voor de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen.
  5. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. Hoofdgebouwen;
  2. Bijbehorende bouwwerken;
  3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen.
4.2.1 Hoofdgebouwen
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  2. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan tenzij middels de maatvoeringsaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  3. Binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'vrijstaand', zijn vrijstaande woningen toegestaan;
    2. 'aaneengebouwd', zijn aaneengebouwde woningen toegestaan;
    3. 'gestapeld', zijn gestapelde woningen toegestaan;
  4. De maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
  5. Naast het gestelde onder d geldt:
    1. Voor de aanbouw/entree van de watertoren maximaal één bouwlaag met een maximale bouwhoogte van 5 m;
    2. Voor de liftschacht van de watertoren een maximale bouwhoogte van 41 m;
    3. Voor de noodtrap van de watertoren een maximale bouwhoogte van 38 m.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - serre' mag op de bovenste verdieping (penthouse) aan de westzijde een serre worden gebouwd;
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op de gronden gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% tot een maximum van 100 m².
  6. Indien de bestaande maten van bijbehorende bouwwerken de in artikel 4 lid 2.2 toegestane maten overschrijden, dan gelden de bestaande maten als maximum.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
4.3.1 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit
De vloeroppervlakte ten behoeve van niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 25 m², met dien verstande dat:
  1. Wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. Geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats vindt;
  3. Geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. Horeca of detailhandel niet zijn toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
  5. De activiteiten door de bewoner worden uitgeoefend.
4.3.2 Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn bedrijfsactiviteiten, kantoren, publieksgerichte dienstverlening en publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. Het totale bedrijfsvloeroppervlak (BVO) bedraagt ten hoogste 825 m2;
  2. Er wordt geen detailhandel en/of (ondergeschikte) horeca uitgeoefend;
  3. Uitsluitend zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan uit maximaal milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten en/of bedrijfsactiviteiten die naar het oordeel van het bevoegd gezag qua aard gelijk zijn aan bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1.
4.3.3 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. Permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  2. Bewoning als afhankelijke woonruimte;
  3. Kamerbewoning;
  4. Seksinrichtingen.
4.3.4 Voorwaardelijke verplichting aanleg parkeerplaatsen
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de in artikel 4 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van minimaal 39 parkeerplaatsen binnen het plangebied;
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden overeenkomstig de in artikel 4 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van minimaal 39 parkeerplaatsen binnen het plangebied.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 
4.4.1 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 3.3 sub a en artikel 4 lid 3.3 sub b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
  1. Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. De gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
  3. Er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  4. Op het perceel al een woning aanwezig is;
  5. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  6. Per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  7. Maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  8. De omgevingsvergunning komt te vervallen zodra de noodzaak door verhuizing of overlijden komt te vervallen.
4.4.2 Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 voor het toestaan van publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
  1. De woonfunctie van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken in overwegende mate worden gehandhaafd;
  2. De vloeroppervlakte die voor het aan een woning verbonden beroep of bedrijf wordt benut, niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van alle vloeren van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, zulks tot een maximum van 25 m²;
  3. De activiteit in ieder geval wordt uitgevoerd door de (mede)bewoner van de desbetreffende woning;
  4. De ruimtelijke uitstraling door het beroep of bedrijf beperkt blijft;
  5. Bedrijfsmatige activiteiten en buitenopslag in de (openbare) ruimte rondom de woning niet zijn toegestaan, behoudens in- en uitladen;
  6. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en geen onevenredige hinder ontstaat voor het woon- en leefmilieu. Dit geldt bijvoorbeeld voor lichtinval, bezonning, privacy en uitzicht van naastgelegen percelen, milieuhinder, toename van parkeerdruk en een verhoging van de verkeersaantrekkende werking;
  7. Geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte mag ontstaan en voldoende parkeervoorzieningen op het eigen terrein gerealiseerd moeten worden. Conform het parkeerbeleid van de gemeente Leerdam wordt aan de hand van de CROW-normering bepaald hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn;
  8. Detailhandel alleen is toegestaan in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en dit een ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering is;
  9. Er geen horeca, horeca-activiteiten of seksinrichting is toegestaan.
4.4.3 Zorgwonen
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 voor het toestaan van zorgwonen, met dien verstande dat:
  1. Een zorgindicatie is gesteld waaruit de noodzaak van zorgwonen blijkt;
  2. Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de brandweer;
  3. Op het perceel al een woning aanwezig moet zijn;
  4. Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het gediend zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  5. Per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van zorgwonen mag worden verleend;
  6. Bij beëindiging van de zorgbehoefte het gebruik wordt teruggebracht naar de bestaande situatie.
4.4.4 Wijzigen kantoorruimte naar woning
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 3.2 voor het eenmalig wijzigen van één kantoorruimte/bedrijfsruimte naar één woning indien de kantoorruimte langdurig leegstaat en/of leeg komt te staan.

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.5.1 Vergunningsplicht
Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, een omgevingsvergunning vereist.
4.5.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  2. De karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  3. De karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  4. Het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

6.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
6.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  2. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
  3. In aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. Het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens.
    2. Het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in in acht wordt genomen.
    3. Het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
    4. Per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
  4. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
  5. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

6.2 Hoogteregels

  1. Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen - onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 van de regels is bepaald - de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven hoogten in acht genomen te worden.
  2. De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen uitsluitend worden overschreden door (schotel)antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is geregeld. Voor zover met de maatvoeringsaanduiding of in sub c de goothoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
  3. Voor zover noch op de verbeelding noch in de regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.

6.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. Bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. Bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

6.4 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  2. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  3. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd -tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken van het bestemmingsplan- door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de bepalingen in het plan voor:
  1. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

8.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Leerdam, Oud Schaik 2a'.