direct naar inhoud van Regels
Plan: Perceel hoek Energieweg - Gildenstraat Leerdam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.BPHOEKENERGIEWGLRD-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Perceel hoek Energieweg – Gildenstraat Leerdam;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0545.BPHOEKENERGIEWGLRD-VS01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.4 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.5 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.6 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 bestaand
  • a. bij bouwwerken: aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan; alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 Bevi-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, opgenomen in Bijlage 2 Wettelijke regelingen;

1.11 bijbehorend bouwwerk

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 bruto vloeroppervlak(te)

de totale vloeroppervlakte van een gebouw met inbegrip van magazijnen en overige dienstruimten;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.38 inrichting als genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994

een inrichting als opgenomen in Bijlage 2 Wettelijke regelingen;

1.21 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.22 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.23 peil
  • a. voor gebouwen die, binnen een afstand van 5 m, aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • d. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.24 perifere detailhandel

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen, tuincentra, buurt- en gemakswinkels, bouwmarkten of meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een minimale verkoopvloeroppervlakte van 1.000 m² en detailhandel in zeer grote goederen zoals auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen of grove bouwmaterialen;

1.25 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie, dat wil zeggen dat de detailhandelsactiviteiten minder dan 50% van het totale vloeroppervlak in beslag neemt;

1.26 Staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.27 transportbedrijf

een inrichting zoals bedoeld in het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer;

1.28 verbeelding
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Perceel hoek Energieweg – Gildenstraat Leerdam;
  • b. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Perceel hoek Energieweg – Gildenstraat Leerdam, bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.0545.BPHOEKENERGIEWGLRD-VS01 met legenda;
1.29 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.30 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.31 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht, opgenomen in Bijlage 2 Wettelijke regelingen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.4 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.6 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.7 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 1 tot en met categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven, met dien verstande dat bedrijven van categorie 1 niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone ontheffingsgebied';
  • b. productiegebonden detailhandel;
  • c. detailhandel door handelsbedrijven in de vorm van magazijnverkopen, niet meer dan 4 keer per jaar gedurende 2 achtereenvolgende dagen;
  • d. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. gebouwen, een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is aangegeven;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daaronder begrepen;
  • g. erven;
  • h. terreinen;
  • i. wegen en paden;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • ter plaatse van gronden die direct grenzen aan gronden met de bestemming “Verkeer” de opslag van goederen tussen de voorgevel(rooilijn) - waar ook de hoofdingang is gesitueerd - en de openbare weg niet is toegestaan;
  • voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte, te weten:
    • 1. voor een arbeidsextensief bedrijf / bezoekersextensief bedrijf: 0,9 parkeervakken per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
    • 2. voor een arbeidsintensief bedrijf / bezoekersintensief bedrijf: 2,8 parkeervakken per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
    • 3. showroom: 1,8 parkeervakken per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • de bruto vloeroppervlakte van bedrijfskantoren niet meer dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 3.000 m2;
  • Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • geen nieuwe transportbedrijven zijn toegestaan;
  • vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Op de voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het perceel bedraagt 85%;
  • c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer mag bedragen dan 15 m;
  • e. een gebouw waarbij gelet op omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd;
  • f. bestaande afwijkingen in maatvoering mogen worden gehandhaafd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat bij een situering voor de (verlengde) voorgevel van een bedrijfsgebouw uitsluitend sprake mag zijn van open constructies;
  • b. per perceel mag niet meer dan 1 vrijstaande reclame-uiting of reclamezuil worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m en niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast', mag de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder c en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 0 m;
  • b. 3.2.1 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt verhoogd met niet meer dan 3 m.

3.3.2 Afwegingskader

Een in 3.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend de bewoning van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en:

  • a. perifere detailhandel toestaan mits:
    • 1. dit regionaal wordt afgestemd op de verzorgingsfunctie en het inwonertal van steden en dorpen, waarbij rekening moet worden gehouden met de effecten op de functie van nabijgelegen centra;
    • 2. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur;
    • 3. het REO positief advies heeft uitgebracht;
  • b. bij perifere detailhandel ook detailhandel in de vorm van een nevenassortiment - mits passend in het hoofdassortiment - toestaan mits:
    • 1. het nevenassortiment niet meer ruimte in beslag neemt dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak;
    • 2. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur;
    • 3. het REO advies heeft uitgebracht;
  • c. opslag toestaan op gronden die direct grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer';
  • d. toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of die volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. bedrijven van categorie 4 uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone ontheffingsgebied';
    • 2. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 4. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.

3.5.2 Procedure

In het kader van een afwijkingsprocedure voor het toestaan van een bedrijf van categorie 4 wordt het Waterschap voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp van het afwijkingsbesluit geïnformeerd.

3.5.3 Afwegingskader

Een in 3.5 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. voor wat betreft het toestaan van bedrijven van categorie 4, geen sprake is van siginificante gevolgen voor het nabije Natura 2000 gebied;
  • f. en voor wat betreft detailhandel, nadat regionale afstemming op de verzorgingsfunctie en het inwonertal van kernen, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten op de functie van nabijgelegen centra.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'bedrijf van categorie 4' laten vervallen.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. kanalen, vaarten, waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
  • d. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden, bruggen, dammen en duikers daar onder begrepen;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • g. kruisingen met (spoor)wegen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, mits:

  • a. Het belang van de waterhuishouding met betrekking tot de waterkwantiteit en waterkwaliteit niet onevenredig wordt aangetast en;
  • b. Vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder over de vraag of door de voorgenomen activiteit het belang van de waterhuishouding niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 5 Waarde – Archeologische verwachtingswaarde hoog

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde Archeologische verwachtingswaarde hoog” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. andere-werken;
  • d. voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

5.2.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in 4.2 is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden;
  • b. bouwwerken en -projecten met een oppervlakte tot 500 m² per perceel waar niet dieper dan 1,5 m wordt gebouwd;
  • c. activiteiten waarvoor geen of een lichte bouwvergunning vereist is;
  • d. bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

5.3.1 Afwegingskader

Een in 4.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat.

5.3.2 Omgevingsvergunning niet vereist

Een in 4.3 genoemde omgevingsvergunning is niet vereist indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.

5.3.3 Verplichtingen

Aan een in 4.3 genoemde omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg de volgende verplichtingen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op gronden over een oppervlakte van 250 m² of meer de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 1,5 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 1,5 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen dieper dan 1,5 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen of egaliseren van gronden.

5.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

5.4.3 Afwegingskader
  • a. Van strijdig gebruik is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind, hetgeen dient te blijken uit een vooraf overlegd rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere informatie voldoende is vastgesteld.

5.4.4 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen van een ter zake deskundige.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

5.5.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming wijzigen dan wel laten vervallen:

  • a. indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  • b. indien andere wettelijke regelen daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

8.1.1 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik overeenkomstig de bestemming wordt gerekend :

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

9.1.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;

  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, met dien verstande dat de bouwhoogte van schoorstenen niet meer dan 30 m mag bedragen;
  • f. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien.

9.1.2 Afwegingskader

Een in 8.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende zes weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht bouwwerken

12.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
12.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 13 Overgangsrecht gebruik

13.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Perceel hoek Energieweg – Gildenstraat Leerdam.